Debat over het scheefwonen - Main contents
Gisteren vond in de Eerste Kamer het debat plaats over het wetsvoorstel huurverhoging op grond van inkomen, ook wel genoemd de gluurverhoging.
Tijdens het debat is besloten de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden, totdat duidelijk is hoe deze wet zich verhoudt tot het wetsvoorstel over scheefwonen dat op basis van het begrotingsakkoord is opgesteld en binnenkort bij de Tweede Kamer zal worden ingediend.
Wordt vervolgd dus.
Hieronder mijn spreektekst van gisteren.
Voorzitter,
Ook de GroenLinks fractie vindt dat er goede redenen zijn om het scheefwonen in sociale huurwoningen tegen te gaan, en de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. Wij moeten ons echter de vraag stellen of het wetsvoorstel wat nu voorligt het beste middel is om dat doel te bereiken. De leden van de GroenLinks fractie zijn daar allerminst van overtuigd.
Allereerst moeten we ons de vraag stellen wat het doel is van het tegengaan van het scheefwonen in sociale huurwoningen. Wat ons betreft is dat doel helder: er moeten voldoende betaalbare huurwoningen beschikbaar zijn voor diegenen die op grond van hun geringe inkomen op deze woningen zijn aangewezen.
Het doel dat de regering nastreeft met het onderhavige wetsontwerp is minder duidelijk. Weliswaar stelt de regering dat het wetsvoorstel beoogt de doorstroming te bevorderen, zodat goedkopere woningen weer beschikbaar komen voor huishoudens met een lager inkomen of een lager middeninkomen; elders lijkt het tegengaan van het scheefwonen, de bevordering van de doorstroming of juist het vragen van een marktconforme huur een doel op zich. In antwoord op schriftelijke vragen van onder meer de GroenLinks fractie lijkt de regering nogal eens verstrikt te raken in deze verschillende doelstellingen. In antwoord op de geuite twijfels over het gebrek aan voldoende aanbod waarheen scheefwoners kunnen doorstromen, geeft de regering hoog op van de mogelijkheden die de extra woningwaarderingspunten in schaarstegebieden bieden: hierdoor zullen er volgens de regering meer woningen in het geliberaliseerde segment beschikbaar komen, hetgeen scheefwoners mogelijkheden zou bieden om door te stromen. Ook de verkoop van sociale huurwoningen noemt de regering als middel om de doorstroming te bevorderen. Dat deze beide maatregelen impliceren dat woningen zullen verdwijnen uit het gereguleerde segment, en het aantal betaalbare huurwoningen dat beschikbaar komt voor mensen met lagere inkomens dus per saldo zal afnemen wordt hierbij gemakshalve vergeten.
Mijn fractie is er niet van overtuigd dat dit wetsvoorstel de maatregelen bevat die er voor gaan zorgen dat er daadwerkelijk meer betaalbare huurwoningen beschikbaar zullen komen voor de mensen die daarop zijn aangewezen.
Naast het ontbreken van een helder perspectief op positieve effecten, kleven er naar het oordeel van mijn fractie een aantal ongewenste neven-effecten aan het onderhavige wetsvoorstel. In mijn schriftelijke inbreng ben ik hier uitgebreid op in gegaan. Deze nadelige effecten betreffen onder meer de privacy-aspecten en de onomkeerbaarheid van de maatregel.
Voor wat betreft de privacy-aspecten geeft de regering in antwoord op onze vragen aan dat er geen precedentwerking is: nog nooit eerder is er een wet aangenomen waarbij is bepaald dat de belastingdienst gegevens verstrekt aan niet-overheidsinstanties. En, ik wijs er nog maar eens op: we hebben het hier niet alleen over woningcorporaties met een privacybeleid en een raad van Toezicht, maar ook over particuliere huisjesmelkers. Het lijkt alsof de regering van oordeel is dat er niet zoveel aan de hand is; wij vinden echter dat hier sprake is van het overschrijden van een grens die niet zomaar overschreden mag worden. De maatschappelijke noodzaak om een dergelijke grens te overschrijden moet wel heel hoog zijn, en er moet geen andere oplossing mogelijk zijn. Naar ons oordeel is die andere oplossing wel degelijk mogelijk, namelijk door zowel de huurtoeslag voor degenen die te weinig verdienen om de huur te kunnen betalen, als een heffing voor degenen die teveel verdienen voor de huur van hun woning in de gereguleerde sector geheel via de belastingen te laten lopen. Daarmee wordt dan eveneens tegemoet gekomen aan een ander bezwaar van het onderhavige wetsvoorstel: de onomkeerbaarheid van de extra huurverhoging.
Voorzitter, de Tweede Kamerfractie van mijn partij heeft samen met een aantal andere fracties in de Tweede Kamer, waaronder die van de minister, een begrotingsakkoord gesloten. In dat begrotingsakkoord zijn geen afspraken omtrent het huidige wetsvoorstel op papier gezet. Wel zijn er -naast afspraken over het aanpakken van de hypotheekrente-aftrek- afspraken gemaakt over het invoeren van een boven-inflatoire huurverhoging van 1% voor huurders met een huishoudinkomen tussen de €33.000 en €43.000 euro. Ook aan dat wetsvoorstel kleven naar het oordeel van mijn fractie nog een aantal bezwaren. Er zijn echter ook belangrijke verbeteringen aangebracht ten opzichte van het onderhavige wetsvoorstel; zowel op het gebied van de privacy (bezwaar en beroep bij de belastingdienst in plaats van bij de verhuurder; toezicht door het CBP), als op het toepassingsgebied (alleen voor woningen in de gereguleerde sector met een huur tot €665), als op het huishoudinkomen (een hogere vrijstellingsgrens voor het inkomen van meerderjarige kinderen). Zonder deze nadere voorwaarden, en zonder de koppeling van een gelijktijdige eerste aanpak van de hypotheekrente-aftrek, kon de GroenLinks fractie aan de overkant niet akkoord gaan met de 1%-verhoging. En ik kan u zeggen: zonder gelijkluidende voorwaarden ten aanzien van de 5%-verhoging voor inkomens boven de €43.000 kan mijn fractie hier in de Eerste Kamer niet akkoord gaan met dit wetsvoorstel.
Voorzitter,
Wij hadden verwacht dat de minister naar aanleiding van de haar bekende standpunten van de verschillende partijen over het onderhavige wetsvoorstel, en de afspraken zoals gemaakt in het begrotingsakkoord het initiatief zou hebben genomen om het onderhavige wetsvoorstel aan te passen aan de randvoorwaarden zoals geformuleerd in het begrotingsakkoord. Maar niets van dat al. In de Memorie van Antwoord wordt geen enkele handreiking gedaan. Sterker nog; afspraken die in het begrotingsakkoord zijn gemaakt worden ten aanzien van dit wetsvoorstel van de hand gewezen.
Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie hierover zeer teleurgesteld is.
Zolang niet aan de in het begrotingsakkoord geformuleerde randvoorwaarden wordt voldaan, zal mijn fractie dan ook tegen dit wetsvoorstel stemmen.
Tot slot een enkele opmerking over het bredere perspectief. Duidelijk is dat er veel moet gebeuren om de woningmarkt weer vlot te trekken en om deze eerlijker te maken. Daarvoor zullen maatregelen genomen moeten worden zowel met betrekking tot de koopmarkt, als met betrekking tot de huursector. Het zal een integrale aanpak moeten zijn.
Kort na het sluiten van het begrotingsakkoord presenteerde de woonsector het plan wonen 4.0; een breed gedragen integrale aanpak van zowel de koop- als de huursector. Mijn fractie ziet in dit plan goede aanknopingspunten voor een toekomstig woonbeleid, en hoopt dat daar na de verkiezingen grote stappen in gezet kunnen worden.
In de tussentijd zullen we het met tussenstappen moeten doen. Wij zien de afspraken uit het begrotingsakkoord als zo'n tussenstap; en hopen snel afspraken te kunnen maken over een gedegen en integraal woonbeleid. Een woonbeleid waarin de hypotheekrenteaftrek serieus wordt aangepakt. Een woonbeleid met meer marktconforme huren, die voor de lagere inkomensgroepen worden gecompenseerd door middel van huurtoeslagen; welke hoger kunnen zijn dan nu het geval is. Een woonbeleid waarbij geen gegevens door de belastingdienst aan verhuurders hoeven te worden verstrekt.