Dertig jaar Abortuswet - Main contents
Dertig jaar geleden, op 18 december 1980, heeft de Tweede Kamer goedkeuring gegeven aan ‘de abortuswet’. Een memorabel moment. Zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer werd deze wet met de kleinst mogelijke meerderheid aanvaard. In de hele politieke geschiedenis van Nederland is er geen enkele andere wet te vinden die met zo’n nipte meerderheid is aangenomen. Veelzeggend…
Dertig jaar later toont de woordvoerder van de Nederlandse artsenorganisatie KNMG zich dik tevreden over de abortuspraktijk in Nederland. “Het gaat goed”, zei hij kort geleden tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. Het aantal abortussen blijft behoorlijk stabiel. Het gaat om zo’n 33.000 abortussen per jaar. De vertegenwoordiger van de abortusklinieken was het daar van harte mee eens. Deze uitlatingen getuigen van een door-en-door ideologische visie. Dat ongeboren leven beschermd moet worden, is compleet uit beeld. Het zelfbeschikkingsdenken zet de toon.
Een heel ander geluid was er te horen tijdens de Mars voor het leven, die zaterdag 12 december in Den Haag werd gehouden. Tijdens een bijeenkomst voor het gebouw van de Tweede Kamer werd diepe bezorgdheid uitgesproken. En terecht!
Bij het licht van de Bijbel is de abortuspraktijk in Nederland een vreselijke misstand. Het is in flagrante strijd met Gods gebod: “Gij zult niet doden”. Ook ongeboren leven is vanaf het prilste begin voluit beschermwaardig. De mens gaat op de stoel van God zitten als hij gaat beschikken over leven en dood. Daarom is die gruwelijke abortuspraktijk een schandvlek van ons land.
Elke abortus is er één te veel. De stabiliteit van het aantal abortussen is daarom helemaal niet geruststellend. Het is ontstellend dat in zoveel gevallen, elk jaar weer, ongeboren kinderen in de moederschoot worden gedood. Elke keer weer wordt ongeboren kinderen het levenslicht ontzegd.
Maar ook om een andere reden klopt de relativerende toon over het aantal abortussen in Nederland niet. Ondanks een lager aantal geboorten, daalt het abortuscijfer niet. In de afgelopen jaren is de zogenaamde ‘abortusratio’ aanzienlijk toegenomen. Ging het in 1990 nog om rond de negentig abortussen per 1000 levendgeborenen, in de afgelopen jaren gaat het om zo’n 150 abortussen per 1000 levendgeborenen.
Ook in de reden voor abortus is een opmerkelijke tendens zichtbaar. Niet alleen ‘ongewenste’, maar ook ‘gewenste’ zwangerschappen worden tegenwoordig door abortussen afgebroken. Hier ligt een duidelijk verband met de zogenaamde 20-weken-echo. Als uit zo’n echo blijkt dat een kind het syndroom van Down blijkt te hebben, dan kan dat een reden voor abortus zijn. Onthutsend was het dat een filosoof in Trouw onlangs nog openlijk verdedigde dat abortus een goed middel is om het toekomstig aantal gehandicapten terug te dringen. Dat laat wrang en pijnlijk zien hoe de abortuspraktijk ook het draagvlak voor gehandicapt leven aantast. Wie zijn wij om de kwaliteit van leven te bepalen? Een nieuwe stap op dit hellende vlak is dat straks ouders van kinderen met een beperking zich als het ware moeten gaan verdedigen waarom zij het kind geboren hebben laten worden.
Natuurlijk zullen ook voorstanders van abortus stellen dat er altijd ‘keuzevrijheid’ moet zijn. Maar die ‘vrijheid’ wordt in de praktijk vaak ondergraven door druk vanuit de omgeving. Een jonge moeder die in een opvanghuis van de VBOK verbleef, vertelde ons tijdens een werkbezoek hoe moeilijk het was om te kiezen voor het uitdragen van haar zwangerschap. Velen vroegen haar: “Waarom moeilijk doen, als het makkelijk kan”? Abortus wordt bovendien volledig gefinancierd vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten. Bij het uitdragen van een zwangerschap rijzen er rond onderwijs, huisvesting en financiën daarentegen talloze lastige problemen. Het gevolg van dit alles is dat er in feite wordt voorgesorteerd op abortus en dat er niet ingezet wordt op alternatieven.
We kunnen en mogen ons hier niet bij neerleggen. Het gebod van God tot bescherming van het leven is en blijft recht overeind staan. Dat is dertig jaar later niet anders geworden. Het is daarom goed dat organisaties zoals Schreeuw om Leven christenen wakker houden. Niets minder dan bekering is hier nodig, een radicaal andere koers. Ongeboren kinderen moeten erkend en gewaardeerd worden als schepselen van God. Juist in hun kwetsbaarheid en weerloosheid hebben zij recht op bescherming.
‘Nee’ zeggen tegen abortus moet hand in hand gaan met het opkomen voor vrouwen die in nood verkeren door een ongewenste zwangerschap. De VBOK (tegenwoordig Siriz) doet hierin al lange tijd goed werk. Het gebod tot bescherming van het leven staat niet op zichzelf. Christus heeft aangegeven wat het grote gebod in de wet is: liefde tot God en de naaste (Matth. 22: 37-40). Waar die liefde wordt ervaren, is er geen behoefte om met beschuldigende vingers te wijzen. Dan wordt het goede gezocht voor mensen in nood.