Effectiviteit van het armoedebeleid

Source: A. (Aukje) de Vries i, published on Sunday, November 21 2010, column.

Er zijn nog maar weinig taboes in de politiek in Leeuwarden. Maar fundamenteel praten over sociaal beleid is er daar (bij de meeste partijen) wel één van. Ook al ontkent men dat altijd heel snel, te snel. Exemplarisch was hoe het ging bij de begroting bij het “last minute” voorstel voor extra geld voor de voedselbank. Ook al is gezegd dat Leeuwarden alleen incidentele startsubsidies geeft voor dit soort initiatieven, gaat het overgrote deel van de raad dan heel snel door de knieën.

Armoedebeleid is aaibaar en geeft een goed gevoel om te doen. Maar is het niet beter te kijken naar de effecten en effectiviteit van het armoedebeleid?! Zeker in een links bolwerk als Leeuwarden, wordt je dan al heel snel versleten voor asociaal. Maar is het zo raar om te kijken wat er nu wel werkt en wat niet werkt als je ergens veel geld in investeert? Ik vind van niet. Helaas is er geen onderzoek beschikbaar voor Leeuwarden. Er is vanuit onderzoeken in het verleden in ander gemeenten voldoende aanleiding om kritisch te zijn.

In 2003 presenteerde de algemene rekenkamer een onderzoek naar de effectiviteit van het armoedebeleid op landelijk niveau in de periode 1995 - 2000. Daaruit kwamen duidelijk vraagtekens naar voren over de effectiviteit van het armoedebeleid. Het was namelijk onduidelijk of het pakket aan uiteenlopende maatregelen waarmee het kabinet de armoede wilde bestrijden heeft gewerkt. Er was veel betrokkenheid, maar weinig samenhang. Er was sprake van een oerwoud aan regelingen. Er waren maar liefst 79 maatregelen, waarmee in 2000 zo’n 4,5 miljard euro gemoeid was. Het verband tussen de diverse maatregelen en verbeteringen in de situatie van arme huishoudens was echter niet aantoonbaar.

Bij de discussie in de raad van Leeuwarden over het rapport “Kinderen in tel” (een landelijk onderzoek van het Verwey Jonker Instituut) in 2008 kwam ook pijnlijk duidelijk naar voren dat we als Leeuwarden eigenlijk niet weten wat werkt. Het rapport geeft jaarlijks een aantal indicatoren aan. Op zich belangrijk. Maar als je kijkt naar de ontwikkeling van het aantal kinderen in uitkeringsgezinnen, zegt dat helemaal niets over het effect van het armoedebeleid. Je kan miljoenen in armoedemaatregelen steken, de indicator (het aantal kinderen in uitkeringsgezinnen) verandert er niet door, dat verander je pas door mensen aan een baan te helpen.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft recent het rapport “Uit de armoede werken” opgesteld. Daaruit blijkt dat armoede meestal tijdelijk is, maar er ook een groep is die lang onder de armoedegrens leeft. Van de huishoudens met een laag inkomen zijn zes op de tien er drie jaar later financieel beter aan toe. De andere 40% is ook na 3 jaar nog niet aan de armoede ontsnapt. Meestal is de verbetering van de financiële positie te danken aan een baan. Saillant is dat ruim de helft van de armen in de 3,5 jaar voorafgaand aan de steekproef niet naar werk gezocht heeft. Dit kan door kinderen of andere zorgtaken, er zijn ook mensen die vinden dat een baan financieel onvoldoende oplevert. In de helft van de gevallen werden gezondheidsredenen aangevoerd als reden om niet te proberen een baan te vinden. Dit laatst pleit weer eens voor het herzien van de wet- en regelgeving voor de onderkant van de arbeidsmarkt (Wsw, Wajong, Wwb).

Een onderzoek van de rekenkamer (2009) in Almere constateert ook dat het armoedebeleid geen bijdrage levert aan het verbeteren van het toekomstperspectief van de doelgroep(en) van het armoedebeleid. In mei 2010 verscheen er een rapport van de rekenkamer in Amsterdam. Ook daaruit blijkt dat het nauwelijks bekend is of de inkomensondersteunende maatregelen bijdragen aan het vergroten van de deelname van minimahuishoudens aan de samenleving. Ook hier lijkt het armoedebeleid van de gemeente niet erg effectief. Terwijl dit toch de belangrijkste doelen zijn voor het voeren van een armoedebeleid in een gemeente.

“ PvdA houdt armoede in Amsterdam in stand”, volgens oud-bankier Rutger Koopmans, die in een rapport in 2008 stelde dat het armoedebeleid versnipperd en willekeurig is, zonder zicht op blijven oplossingen. In plaats van pleisters te plakken moet de gemeente armeren zelfredzaam maken, stelde de commissie. Volgens Rutger Koopmans mist het Amsterdamse stadsbestuur het lef om het armoedebeleid over een andere boeg te gooien. Volgens Koopmans werd de PvdA-wethouder destijds teruggefloten door de Amsterdamse PvdA-top omdat hij wel hervormingen wilde.

Opvallend is dat de reacties van bestuurders op de conclusies van dit soort rekenkameronderzoeken vaak afhoudend zijn. Men kan zich vaak niet vinden in het beeld. Dat is jammer, want dan kan je feitelijk ook niet komen tot een effectiever armoedebeleid, dat ook echt helpt en bijdraagt aan de doelen die je wil bereiken.

Belangrijke andere conclusies van de rekenkamers zijn trouwens nog dat de uitvoeringskosten van het beleid vaak (te) hoog zijn, teveel aandacht voor curatief in plaats van preventief, het beleid de armoedeval vergroot, veel huishoudens in de doelgroep niet in beeld zijn en dus het niet-gebruik groot is.

Ik ben het hartgrondig eens met Rutger Koopmans, die al enige tijd pleit voor het overschakelen van een armoedebeleid naar een “beleid tegen armoede”. Het systeem van regelingen en voorzieningen verzacht de gevolgen van de armoede, maar helpt mensen niet om uit deze situatie te komen. Ik pleit ervoor dat op korte termijn een onderzoek naar de effectiviteit van het armoedebeleid in Leeuwarden te doen. Laat de rekenkamer eens onafhankelijk onderzoek doen. Dan kan je bepalen waar je op moet inzetten, en waar je geen geld meer in moeten stoppen. Zonder zo’n onderzoek zal de discussie in Leeuwarden niet los komen. Gelukkig hebben CDA en PvdA recent aangegeven dit onderwerp ook te willen onderzoeken. Hopelijk durft de rekenkamer het aan!

Aukje de Vries