Alternatief voor AWBZ is afbraak - Main contents
De ophef over de inkomensafhankelijke zorgpremie - inmiddels vervangen door nivellering via de inkomstenbelasting - is de opmaat naar het echte pijnpunt in de zorg: de versobering van de AWBZ voor ouderen en beperking van de voorzieningen voor gehandicapten.
André den Exter is docent Gezondheidsrecht Erasmus Universiteit en Renske Leijten is SP-Tweede Kamerlid
Weliswaar heeft het vorige kabinet al een begin gemaakt met de overheveling van bepaalde AWBZ-onderdelen naar de Zorgverzekeringswet (ambulante geestelijke gezondheidszorg) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (huishoudelijke hulp), maar die aanpassing valt volledig in het niet bij het voornemen in het regeerakkoord om zowel de instellingszorg als de thuiszorg te saneren.Voor de instellingszorg die via de AWBZ loopt, gelden nu de zogeheten zorgzwaartepakketten (zzp's), ingedeeld in de categorieën l (lichte verzorging) tot en met 10 (zware zorg). Deze indeling vindt plaats aan de hand van de indicatiestelling door het Centrum Indicatiestelling Zorg. Daarvoor geldt: hoe groter de zorgvraag, hoe hoger de indicatie.
Volgens het regeerakkoord zullen enkel nog de 'hoog' of'zwaar' ingedeelde mensen recht houden op zorg in een instelling (zorgcentrum of verpleeghuis). Mensen met een zzp4 (beginnende dementie, psychiatrische problematiek, verstandelijke handicap) hebben straks geen recht meer op instellingszorg, maar zijn aangewezen op de thuiszorg. Echter, ook daar vindt kaalslag plaats: huishoudelijke verzorging en dagbesteding worden niet meer vergoed. Gemeenten vergoeden enkel de kosten van persoonlijke verzorging (wassen, scheren, aankleden, helpen met eten). Voor verpleging thuis (wondverzorging en medicatietoediening) loopt vergoeding via de zorgverzekeraar. Blijft vergoeding via de Zorgverzekeringswet (voorheen AWBZ) achterwege, dan kan dat ouderen maximaal 13,5 uur intensieve zorg en begeleiding per dag kosten. Het gevaar van vereenzaming, verwaarlozing en vervuiling neemt daarmee sterk toe. Het moge duidelijk zijn dat deze maatregel de toegang tot de gezondheidszorg voor kwetsbare groepen ernstig verslechtert.
De AWBZ wordt zo beperkt tot instellingszorg voor 'zware gevallen'. Maar de zorgbehoefte van de bewoners verandert niet. Het is evenwel de vraag of zorginstellingen de lichte zorg die niet meer door de zorgverzekeraar vergoed wordt - maar wel noodzakelijk is - zullen blijven leveren. Zeker indien de bewoner over onvoldoende financiële middelen beschikt. Op termijn betekent dit onherroepelijk dat bij onvoldoende financiële draagkracht die zorg niet meer zal worden aangeboden. Een alternatief is het aanbieden van goedkopere zorg waaronder de inzet van goedkoper, en dus minder gekwalificeerd personeel. Vervanging van hoogopgeleide en dus duurdere verzorgenden en verpleegkundigen door ingehuurde zelfstandige schoonmakers of buurthulpen is niet ondenkbaar. Sterker nog, een dergelijke situatie doet zich reeds voor wat betreft de huishoudelijke hulp die aan huis wordt gegeven. Maar als zelfs dergelijke zorg te duur blijkt, dan rest slechts koude sanering.
Op termijn zal de voorgenomen maatregel ertoe bijdragen dat zorginstellingen cliënten met een zorgzwaarte minder dan niveau vijf niet meer zullen opnemen. Minder opname betekent leegstand, en dus omzetverlies. Betreft het hier een ondernemingsrisico van de zorginstelling? Wellicht wel, maar dat laat onverlet dat het om met publiek geld gefinancierde huisvesting gaat die verloren dreigt te gaan. En dat terwijl nog niet zo lang geleden verzorgingshuizen juist werden aangespoord om wachtlijsten voor opname weg te werken door meer woonvoorzieningen te realiseren. Zo bezien deden die instellingen wat er van hen werd verlangd. Het alternatief, fungeren als woningbouwvereniging en lege kamers verhuren aan andere doelgroepen waaronder studenten, is slechts beperkt mogelijk. Bovendien, de uitvoering van branchevreemde bedrijfsactiviteiten is niet altijd succesvol gebleken. Kortom, de afsluitende frase in het regeerakkoord, dat versobering van de AWBZ wordt vervangen door maatwerkvoorzieningen, krijgt in de uitwerking wel een heel cynische ondertoon, namelijk afbraak.
Dit artikel stond op 26 november 2012 in het Nederlands Dagblad