Er zit een luchtje aan het regeerakkoord! - Main contents
(Opinie-artikel Tijdschrift Lucht/december 2012
Wie het regeerakkoord scant op het woord ‘lucht’ krijgt vier treffers: drie keer het woord vluchteling en één keer luchthaven. OK, dan proberen we ‘milieu’: twee hits. Een keer in relatie tot ontwikkelingssamenwerking (milieu blijft een prioritair thema), een keer in verband met de afschaffing van vrijstelling motorrijtuigbelasting voor oldtimers. Daarmee hebben we ook de enige tastbare maatregel ter verbetering van de luchtkwaliteit gehad.
gesubsidieerde bijstook van houtpellets door kolencentrales zal het aandeel kolen in de elektriciteitsproductie verhogen; slecht voor de ontwikkeling van de duurzame elektriciteitsproductie, slecht voor de luchtkwaliteit.
Aan de debetzijde voor de luchtkwaliteit staan het –opnieuw- uitblijven van concrete maatregelen voor het beprijzen van de automobiliteit en een subsidie voor kolencentrales. De openstelling van de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE+) voor de subsidiëring van de bijstook van houtpellets in kolencentrales betekent immers materieel dat de positie van kolen in de meritorder voor elektriciteitsproductie verbetert.
Woorden als geluid, afval ontbreken geheel in het regeerakkoord.’Inspectie’ komt slechts twee keer voor, gekoppeld aan onderwijs. Handhaving vier keer. Twee keer in relatie tot de Wet werk en bijstand, één keer gekoppeld aan de wietpas, één keer aan de minimumleeftijd voor alcoholgebruik.
Het milieu komt er bekaaid vanaf, in woorden en in harde euro’s. Alle onder Rutte-I in gang gezette bezuinigingen gaan door, de extra ingeboekte bezuinigingen voor de opschaling van gemeenten zal zeker de eerste jaren ook de slagkracht van de lokale overheid aantasten. Klein lichtpuntje zijn de positievere intenties op het gebied van de verduurzaming van de energievoorziening, in vergelijking met Rutte-I. Maar tegelijkertijd zijn die intenties nog vaag geformuleerd.
Hoe kan het dat milieu zó uit beeld verdwenen is dat de VVD van verlichte geesten als Nijpels en Winsemius en de PvdA van voormalig Greenpeace-activist Samsom er nauwelijks nog woorden aan vuil maken? Deels heeft dat te maken met de resultaten van succesvol beleid uit het verleden. De twee hoofdboodschappen over luchtkwaliteit in de Balans van de Leefomgeving 2012 zijn: ‘Uitstoot schadelijke stoffen naar de lucht is fors afgenomen sinds 1990’ en ‘Europese luchtkwaliteitsnormen vrijwel overal haalbaar’. Ik vrees dat maar weinig mensen de kleine lettertjes achter deze conclusies nog tot zich nemen, zoals: ‘Maar ook als aan de normen is voldaan, blijft er sprake van aanzienlijke gezondheidseffecten door een slechte luchtkwaliteit, vooral langs drukke wegen’.
Als we terugkijken naar de aanpak van de luchtkwaliteit kunnen we concluderen dat een harde, normerende aanpak in de vorm van aangescherpte wettelijke eisen zeer effectief is. Een van de aangrijpingspunten voor normering zijn vervuilende voertuigen, toestellen en installaties. Daar zien we dat met name bij voertuigen en mobiele toestellen het effect van bronbeleid in de praktijk trager tot stand komt dan waarmee vooraf gerekend werd. Daar zou je bij de normstelling voortaan rekening mee moeten houden wil je een afgesproken doel in de (verre) toekomst zeker halen.
Een ander zwak punt bij de normering is het ontbreken van een toelatingsnorm voor nieuwe (consumenten)producten. De Quad, de bladblazer met tweetactmotor, de gezellige houtkachel: meestal worden de overheden verantwoordelijk voor bronbeleid pas wakker als er al een stroom van inferieure producten aan de man gebracht is, waarna je jarenlang achter de feiten aanloopt.
Het is duidelijk dat luchtkwaliteit steeds meer een probleem voor stedelijke agglomeraties en dichtbevolkte regio’s wordt. Een gerichte aanpak voor die stedelijke regio’s vereist een kop op algemene Europese eisen. Dat is voor partijen als VVD, PVV en CDA vloeken in de kerk. En helaas biedt coalitiepartner PvdA in het regeerakkoord (nog) geen weerwerk tegen een fundamentalistische ban op nationale koppen in de regelgeving, óók als die evident meerwaarde hebben in de Nederlandse praktijk.
Een goed ruimtelijk beleid kan in stedelijke agglomeraties sterk bijdragen aan de verbetering van de leefomgeving, inclusief een betere luchtkwaliteit. Gevoelige bestemmingen kunnen zo ver mogelijk van drukke verkeerswegen gelegd worden. Bij optimale ontsluiting voor fiets en openbaar vervoer zullen minder mensen de auto gebruiken. Onder Rutte-I is het ruimtelijk beleid vrijwel geheel gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. Dat mag voordelen hebben uit het oogpunt van flexibiliteit en lokaal maatwerk, zonder landelijke kwaliteitsborging zal die decentralisatie juist leiden tot erosie van de leefbaarheid. Zeker omdat de landelijke overheid nou niet bepaald het goede voorbeeld geeft door topprioriteit te geven aan extra asfalt en harder rijden op ’s lands autowegen.
Tenslotte nog enkele opmerkingen over de kwaliteit van de binnenlucht. Wereldgezondheidsorganisatie WHO gaf recent een onthullend samenvattend overzicht uit van de bronnen die de luchtkwaliteit onze woningen ondermijnen. De combinatie met buitenlucht en een slecht functionerende ventilatievoorziening zorgt voor héél veel gederfde gezonde levensjaren, waar met simpele, goedkope maatregelen heel wat te winnen valt. Het verbaast mij nog steeds dat de explosief stijgende gezondheidsuitgaven vooral besteed worden aan curatieve maatregelen aan het eind van de pijplijn, in plaats van te investeren in bronmaatregelen. Hopelijk wordt het programma Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid voortgezet, ook al wordt er geen letter aan besteed in het regeerakkoord.
Wat kunnen we doen om het thema luchtkwaliteit (en milieu in brede zin) weer wat hoger op de mentale agenda van de Nederlandse bevolking –en daarmee van de Tweede Kamer- te krijgen. Mijn advies: maak het tastbaar, maak het concreet. Veel mensen maken zich nu drukker om de bouw van een hoogspanningstracé –met een verwaarloosbaar gezondheidsrisico- dan om de sluipende aantasting van hun gezondheid door onzichtbare bronnen in hun leefomgeving. Metingen in de directe woonomgeving en in de woning kunnen die abstracte bedreigingen opeens een stuk tastbaarder maken. Dat zet mensen aan het denken, brengt ze in beweging.
Meten is weten. Maar bij luchtkwaliteit geldt ook: meten is beseffen.
Paulus Jansen
Woordvoerder energie/wonen SP Tweede-Kamerfractie.