Erfenis Den Uyl meer dan ooit nodig - Main contents
Ik mocht maandagavond spreken tijdens een speciale bijeenkomst ter ere van de betekenis van Joop den Uyl voor de sociaaldemocratie. Het maakt je nederig en bescheiden om je te realiseren in welke indrukwekkende en belangrijke traditie wij als sociaaldemocraten staan. Een geschiedenis en traditie die we nu meer dan ooit nodig hebben. Lees verder voor mijn volledige toespraak (pdf).
Geachte aanwezigen, partijgenoten, beste dames en heren,
toen ik vanavond naar de Rode Hoed kwam, dwaalden mijn gedachten even af naar vrijdagmiddag 16 maart. Krap 9 maanden geleden nog maar. Ik liep toen langs de gracht ook hier naar toe. Met een hart dat bonsde in mijn keel kwam ik naar de Rode Hoed om de uitslag van de interne leiderschapsverkiezing te horen.
Zondagavond 26 augustus kwam ik wederom naar de Rode Hoed. Voor het premiersdebat van RTL. Het werd een belangrijke avond in de verkiezingscampagne. En ik moet u bekennen dat ik ook toen de nodige spanning voelde voordat ik hier heen kwam.
Met die ervaring op zak had ik gehoopt vandaag volledig ontspannen naar de Rode Hoed te komen. Maar dat viel toch tegen. De reden is natuurlijk gelegen in de naamgever van deze avond: Joop den Uyl. Het blijft een enorme eer om als leider van de Partij van de Arbeid hier te mogen spreken, tijdens deze speciale bijeenkomst ter ere van zijn betekenis voor de sociaal-democratie. Het maakt je nederig en bescheiden, en dus ook een tikje gespannen, om je te realiseren in welke indrukwekkende en belangrijke traditie wij als sociaal-democraten staan. Zowel Saskia als Paul heeft daar zojuist mooie woorden over gesproken.
Dames en heren,
en die geschiedenis en traditie hebben we nu meer dan ooit nodig. Niet om te zwijmelen over verloren tijden, of ons te pijnigen met de vraag waarom dat tweede kabinet er nooit kwam. Nee, we hebben de kennis van de geschiedenis en de erfenis van Den Uyl nodig om de toekomst aan te kunnen. Een toekomst die het uiterste van ons zal vragen. Omdat we ons al enige tijd bevinden in een nieuwe en harde realiteit.
Een realiteit waarin de bekende groeicijfers, van de vorige decennia, van 2 of meer procent per jaar definitief achter ons liggen. Een realiteit waarin daarnaast de vergrijzing ook nog eens extra druk zet op de publieke financiering van welzijn, zorg en andere publieke voorzieningen. Een realiteit ook waarin de angst voor verlies van het eigen, het steeds vaker dreigt te winnen van de wil tot het samen. Waarin velen geneigd zijn deuren en ramen te sluiten omdat de globalisering om het huis giert. En een realiteit waarin de grondstof- en energievoorraden langzaam maar zeker de bodem bereiken en de ecologische spankracht van de aarde de grenzen bereikt
Vandaag wil ik met u praten wat deze nieuwe realiteit betekent voor ons, voor de sociaal-democratie. Voor deze generatie politici.
Want pas nu, in essentie een decennium te laat, beginnen we ons te realiseren dat de tijd van forse groei en makkelijke weggooi-economie echt voorbij is. Dat is met name voor mijn generatie even slikken. Wij groeiden op in de no-nonsense jaren 80, betraden de arbeidsmarkt in de florerende jaren negentig en storten ons consumerend de nieuwe eeuw in. Flatscreen- en Nespresso-luxe sleepten we het huis binnen. Auto’s werden eerst langer, de stationwagon, toen hoger, de MPV, toen breder, de SUV, en toen werden het er twee. Het kon niet op.
Maar het kon wel op. Al feestend misten we de kentering die zich al vlak na de millenniumwisseling voordeed. Publieke voorzieningen begonnen te kraken op hun fundamenten. Een financiële sector, onttrokken aan het zicht van de overheid, ontspoorde volledig in haar jacht op snellere en grotere winsten. Huizenmarkt en arbeidsmarkt liepen vast in hun oude structuren. Europa’s muntunie ontspoorde met het uiteenlopen van de economieën van Noord en Zuid. We zagen het gebeuren, maar het leidde tot te weinig actie. Op de pof stelden we het einde van het feest nog even uit.
Totdat Lehman Brothers viel, de gehele financiële sector achter zich aan sleepte, de reële economie besmette en de Euro-crisis ontketende. Een suf gefeeste generatie schrok wakker uit haar roes. Alsof iemand de TL verlichting aanzette, net als het feest goed aan de gang is. Nog knipperend van het licht hebben we elkaar de afgelopen jaren staan aankijken. Wie heeft het gedaan? Wie heeft het feest verpest? De roekeloze creditcardbezitters in de Verenigde Staten? De Grieken met hun valse begrotingen? De vastgoed magnaten en perfide banken in Spanje? Het liefst zouden we de boosdoeners eruit gooien, TL-licht weer uit, muziek aan en doorfeesten.
Maar dames en heren, dat is een illusie. Ja, er heeft een onverlaat het licht aangedaan. Meer dan een zelfs. Maar het bier en de chips hadden we echt zelf al opgemaakt. The party is over. En nu is het opruimen geblazen. Een beetje zoals je dat vroeger deed als je een heimelijk feest had gegeven en snel de restanten wegwerkt.
Er is ditmaal echter een heel groot verschil. Dit keer ruimen we niet op voor onze ouders, maar voor onze kinderen. En dat schept heel andere verplichtingen. Niet even rats rats, de ergste scherven aan de kant. Nee, de nieuwe realiteit vraagt om echte structurele oplossingen.
Om Joop den Uyl te parafraseren: ‘Zo bezien, keert de tijd van voor de financiële crisis niet meer terug. Onze samenleving zal daardoor veranderen. Bepaalde vooruitzichten vallen wellicht weg. Maar ons leven hoeft er niet ongelukkiger op te worden.’
Ongeveer 40 jaar na deze woorden, blijken ze weer actueler dan ooit. Ze raken aan de taak die voor ons ligt in het tweede decennium van deze eeuw. De samenleving inrichten op de nieuwe realiteit en zo de toekomst van onze kinderen veilig stellen.
En dat is geen pessimistisch verhaal over minder. Minder welvaart, minder groei, minder luxe. Integendeel. De nieuwe realiteit vraagt juist om meer. Meer evenwicht, meer samenhang, meer gemeenschapszin, meer duurzaamheid, meer welzijn. Meer optimisme.
Maar deze tijd vraagt ook om meer bescheidenheid, meer dienstbaarheid en meer samenwerking. Ze vraagt betere politiek dus dan we de afgelopen 10 jaar op de mat legden. Ik was politicus in dat eerste decennium van deze eeuw en ik weet een ding zeker. Historici gaan niet mild oordelen over onze prestaties in dat tijdvak. 5 verkiezingen in 10 jaar tijd maakte politici steeds onrustiger, en het land steeds onzekerder. Dat is geen fraaie startpositie om uit het dal van de ernstigste economische crisis van de afgelopen 80 jaar te klimmen.
Aan ons de opdracht om ons te herpakken van die politiek van de afgelopen jaren, om het opgefeeste feest van de jaren negentig achter ons te laten en om ons nu echt aan te passen aan een nieuwe realiteit.
De -voor sociaaldemocraten- moeilijkste opdracht is het aanpassen van de overheid, de publieke voorzieningen, aan de nieuwe realiteit. Niet voor niets hebben we dat zo lang uitgesteld. Maar nu kunnen we niet langer wachten. Jarenlang hebben voorzieningen als onderwijs, sociale zekerheid en zorg zich gericht op een samenleving met 2 of meer procent economische groei per jaar. Die groei is met een dreun weggevallen en komt ook niet meer terug. En nu pas realiseren we ons wat dat betekent. De zorg kan niet meer zo hard groeien zonder op termijn het gehele overheidsbudget te kannibaliseren. Sociale zekerheid moet zich instellen op een economie waarin groei van inkomen en productiviteit minder snel gaat dan we hoopten. Onderwijs zal zich moeten instellen op een economie die minder op de dienstverlening en de financiële sector leunt dan we 20 jaar gewend waren.
Het is in principe geen enkel probleem om een publieke sector in te richten op een samenleving waarin economie en productiviteit wat minder uitbundig groeien. Het regeerakkoord geeft de schetsen van een zorg en een sociale zekerheid die aan die voorwaarden voldoen.
Maar mocht u nog denken dat het met verschijnen van een regeerakkoord het werk gedaan is, voor de sociaal-democraten, voor de Uylianen, voor het zondig ras der reformisten, begint het dan pas. Het regeerakkoord bevat grote schetsen, ingrijpende maatregelen. Maar de reformistische politiek is er een van kleine stapjes.
Die kleine stapjes-politiek, is geen angstig pragmatisme zoals kwaadsprekenden weleens beweren. Het is de essentie van sociale politiek die tot doel heeft iedereen een eerlijke kans te bieden en vooruitgang dus voor iedereen mogelijk te maken.
Snelle veranderingen in een samenleving zijn daarbij vooral een bedreiging. Een samenleving is als een platte kar. Wanneer die met grote snelheid een scherpe bocht maakt, glijden zij eraf die niet stevig stonden, die zich niet op tijd konden vastgrijpen. Wie de samenleving wil veranderen zonder hen te treffen, dient de weg der geleidelijkheid te kiezen.
Maar in deze tijd van voortrazende crisis is die geleidelijkheid ons nauwelijks gegeven. Doordat we ingrepen op de pof hebben uitgesteld, doordat vele noodzakelijke hervormingen jarenlang door politieke patstellingen zijn gegijzeld hebben we nu simpelweg de keuze niet meer voor de meest behoedzame weg.
Ziedaar onze grootste opgave voor de komende jaren. De platte kar van de samenleving de bocht doorhelpen met grotere snelheid dan we comfortabel vinden en toch niemand eraf laten glijden. Het betekent dus alle hens aan dek om iedereen aan boord te houden. Bewindslieden, bestuurders , volksvertegenwoordigers op alle niveaus, de gehele partij, van elke sociaaldemocraat zal de komende jaren het uiterste worden gevraagd. Deze hervormingen doorvoeren vergt vasthoudendheid. Ze doorvoeren zonder ongelukken te veroorzaken vergt oplettendheid en betrokkenheid. Sociaaldemocratie op zijn best. Want dames en heren, wij kunnen dit. Wij kunnen de samenleving op sleeptouw nemen en tegelijkertijd zorgen dat er niemand achterblijft.
Een voorbeeld is de hervorming van de langdurige zorg voor ouderen en gehandicapten. De ingrepen daar zullen alles van ons vergen. Ik geloof in de waarde van zorg die dichtbij is georganiseerd, die uitgaat van wat je zelf kunt en die een beroep doet op het netwerk rondom mensen. Maar die uitgangspunten kunnen makkelijk een excuus vormen om mensen aan hun lot over te laten. Er zijn vele partijen die deze hervorming prediken. Er is er maar een die ze in deze tijd kan uitvoeren zonder mensen tussen wal en schip te laten vallen. Dat zijn de erfgenamen van Den Uyl, de man die zijn leven wijdde aan het spannen van een vangnet tussen wal en schip. Martin van Rijn mag nu het voortouw nemen.
Een tweede voorbeeld is het onderwijs. Hervormingen daar staan al snel in het teken van de kenniseconomie, van innovatie, van toponderwijs, van lijstjes waarin we prijken tussen Harvard en Yale. Zulke ambities staan ook in het regeerakkoord. Iedereen die zich aan die mooie ambities vergaloppeert neem ik mee naar sommige MBO-scholen in Nieuw West. Daar zitten degenen die zich op de platte kar minder goed staande hielden en straks in de zoveelste hervorming ten onder dreigen te gaan.
Daar strijden leraren in vervallen schoolgebouwen en verveloze lokalen manhaftig tegen de harde realiteit van taalachterstand, loverboys, geweld, uitvallende lessen en - het ergste - de desinteresse van schoolbestuurders. Wie een school wil leiden, moet de school voelen, ruiken, meemaken. De dag dat het bestuur besloot om de school te verlaten en een hoofdkantoor aan de Zuidas te betrekken, is de dag dat het onderwijs het kind van de rekening werd.
De komende jaren dient al onze aandacht, onze daadkracht en onze verontwaardiging zich te richten op deze scholen. Zoals Lodewijk Asscher lokaal voor lokaal de achterstanden in Amsterdam wegwerkte, mogen wij niet rusten voordat alle scholen in Nederland kansen bieden aan alle kinderen in Nederland. De erfgenamen van de man die naast inkomen en macht ook kennis wilde spreiden, mogen immers met niets minder genoegen nemen.
Het derde voorbeeld zorgt bij mij voor de meeste hoofdbrekens. Europa. Opgejaagd door financiële markten en achtervolgd door torenhoge staatsschulden giert de platte kar Europa inmiddels zo hard door de bocht dat halve bevolkingen het niet meer mee kunnen en willen maken, en zelfs hele landen eraf dreigen te glijden. In 2005 manifesteerde de platte kar zich al via de diverse referenda in Europa. Men had niets tegen Europa, maar men wilde vaart minderen, een flauwere bocht nemen. Europa herpakte zich, zoals ze dat altijd doet, voor een ander tempo. Totdat de kredietcrisis uitbrak en oversloeg naar de Eurocrisis. De nieuwe realiteit zorgt ervoor dat we geen tijd meer hebben om af te remmen. De bocht moet genomen. Nu. Tenzij we bereid zijn onze kinderen uit te leggen dat we het project uit onze handen hebben laten vallen; dat ze onderdeel uitmaken van een Europa waar de geschiedenis werd geschreven. Daar pas ik voor. Ik wil dat onze kinderen opgroeien in een Europa waar de toekomst wordt gemaakt.
Europa wordt onze zwaarste beproeving. En het kan ook het beste in ons naar boven halen. We kunnen erin slagen de banken te beteugelen in een bankenunie, sociale dumping en de race to the bottom te stoppen in een sociale unie en economieën naar elkaar toe te laten groeien in een economische unie. Maar dat kan alleen als we tegelijkertijd iedereen op de kar houden. Alleen dan slagen we. Europa moet weg van de tekentafel en meer van de kar worden. Steun aan Griekenland, jazeker, maar dan ook onze beste belastinginspecteurs invliegen om ervoor te zorgen dat de hogere klasse daar gewoon belasting gaat betalen. Banken redden, prima, maar eerst op kosten van aandeelhouders en pas in uiterste geval van belastingbetalers. En de mensen op de kar haken echt alleen aan als we het echte verhaal blijven vertellen en er niet omheen draaien. Ja, Europa gaat meer geld kosten dat ooit was beloofd. En ja, we gaan meer bevoegdheden met elkaar delen dan we comfortabel vinden. Omdat we voor onze kinderen dat Europa willen dat problemen oplost, in plaats van creëert.
Dat is hard werken. Bij uitstek een klus voor zondige reformisten.
Als rechtgeaarde erfgenamen van Den Uyl waren we dat natuurlijk al. Maar in de nieuwe realiteit zijn we reformisten met haast. Iedereen op de platte kar houden, ook als de bocht eigenlijk te scherp is. Dat is wat van ons wordt gevraagd. Alleen zo maken we goed wat we lieten liggen in het afgelopen decennium.
Dat vergt het uiterste van ons. Dat vergt het uiterste van de politiek als geheel.
Aan ons de opdracht om te ontsnappen aan de verleiding van de politiek van harde tegenstellingen, stellige waarheden en simpele recepten die ons tot nut toe weinig brachten, behalve teveel teleurstelling.
Aan ons om het echte verhaal te vertellen: Dat er offers gevraagd worden van iedereen.
Aan ons om het eerlijke verhaal te vertellen: Dat we die offers naar draagkracht zullen vragen.
Aan ons om de stip op de horizon te schetsen: Dat die offers niet voor niets zijn.
Want als de platte kar de bocht heeft gemaakt met iedereen er nog op en we samen een nieuwe koers kunnen inzetten, ligt er een prachtige toekomst voor ons. Met een samenleving met meer samenhang, waarin publieke voorzieningen meer door mensen en minder door instituties worden gedragen. Met een economie, gebaseerd op duurzame groei, waarmee onze kinderen blijvend van welvaart worden voorzien.
Het is mede aan ons om dat te realiseren. En het is mede aan ons om daarvoor echt samen te werken. Louter regeren op basis van toevallige verkiezingsuitslagen en daarmee verband houdende coalities krijgt de platte kar niet ongeschonden de bocht door, dat kan de toekomst niet veilig stellen. We hebben lange adem nodig. Dat betekent een politiek waarin tegenstellingen niet worden weggepoetst, maar wel worden overbrugd. Niet alleen tussen coalitiepartijen, maar ook tussen coalitie en oppositie. U heeft daar nog niet veel van kunnen zien, we zijn nog maar net begonnen, maar neemt u van mij aan: het bijzondere karakter van deze coalitie is wat mij betreft niet de samenwerking VVD - PvdA, maar de samenwerking coalitie - oppositie. Alleen zo komen we de komende lastige jaren door. Alleen zo houden we iedereen op de kar. Voor de hervormingen die ik zojuist schetste, zorg, onderwijs, Europa, zoeken we dus wat mij betreft de breedst mogelijke samenwerking, ook als daarvoor plannen enigszins moeten worden aangepast. Het doel is belangrijk, niet de exacte route ernaar toe. Alleen zo maakt deze generatie politici goed wat we lieten liggen in de afgelopen jaren.
Eigenlijk dus zoals Joop den Uyl ons al voorhield en opdroeg in 1973. Ik citeer:
‘Als ik dat zeg, wil ik vooral niet te licht tillen aan de grote moeilijkheden die velen van onze medeburgers vandaag al ondervinden als gevolg van de crisissituatie.
De regering wil voorkomen dat enkelen de dupe worden van de nood die ons allen treft.
Dit is een tijd waarin de harde feiten moeten erkennen. Maar belangrijk is vooral dat we met elkaar bereid zijn de nieuwe problemen het hoofd te bieden. Die samenwerking is nodig. Als we daartoe bereid zijn, dan wordt het geen koude winter, al vriest het nog zo hard.’
Dank u wel voor uw aandacht.