Inbreng Ria Oomen in het Rusland-debat over de nieuwe Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst - Main contents
Ik stel vast dat tussen de EU en Rusland veel betrekkingen zijn, met name economisch. Rusland is onze grootste buur, en met buren heb je normaal gesproken een goede relatie. In Nederland hebben we zelfs een spreekwoord: Beter een goede buur dan een verre vriend.
Ik heb echter het gevoel dat Rusland steeds minder een goede buur wordt. Het lijkt alsof men zelfs niet meer geïnteresseerd is in het hebben van een goede relatie. Mag het een voorbeeld zijn, de AFET-delegatie van komende week, op uitnodiging van Rusland nota bene, waarbij de counterparts vanuit de Russische regering verstek laten gaan.
Als we zouden willen praten over het versterken van onze wederzijdse belangen. Als we zouden willen praten over wat in een rechtstaat zo belangrijk is en zou moeten zijn: De rule of law, de versterking van de democratie, het volledig tot zijn recht laten komen van burgerlijke vrijheden en mensenrechten, dan geven de Russische autoriteiten niet thuis. Ik betreur dat.
Datzelfde geldt voor de nieuwe strategische Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. In feite worden er geen echte onderhandelingen meer gevoerd. Rusland is alleen geïnteresseerd in visa-facilitering en afspraken die voor Rusland voordelig zijn op het gebied van energie.
In het rapport van collega Swoboda willen wij nog een poging doen om die overeenkomst vlot te trekken. Dat betekent overigens ook dat we vinden dat de onderhandelaars bij Commissie en Raad zich niet aan het lijntje moeten laten houden. Dat betekent dat wij ook als Europeanen zelfbewust in de dialoog moeten zitten. Dat betekent dat wat ons betreft het nieuwe verdrag kort moet zijn, maar er 1 uitgangspunt centraal moet staan: Wederkerigheid.
De onderhandelingen over het Swoboda-rapport verliepen prima. De EVP-fractie kan zich er volledig in vinden. In dit rapport hebben we nogmaals aangegeven dat waar Rusland altijd zegt dat de rechtsstaat en democratische waarden ons verbinden, dat de EU maar zeker ook Rusland zich daaraan moet houden. De wijze waarop de oppositie de mond wordt gesnoerd en het werk van het maatschappelijk middenveld wordt bemoeilijkt is ook voor de economische en maatschappelijke ontwikkeling van Rusland zelf heel slecht. Angst is altijd een slechte raadgever, maar als er angst is voor de oppositie, dan belemmert dat ook het vrij en volwaardig functioneren van mensen, en dus ook de welvaart en het welzijn van de Russische samenleving. En dat, voorzitter, is in niemands belang.