Weeklog Dennis de Jong: Eindelijk wat minder geheimzinnigheid in Brussel - Main contents
De Europese rechters in Luxemburg hebben zich deze week uitgesproken voor meer openbaarheid over voorstellen die lidstaten indienen tijdens onderhandelingen over Europese wetsvoorstellen. Tot nu toe vinden die onderhandelingen achter gesloten deuren plaats en moeten nationale parlementen en het Europees Parlement maar raden welke posities individuele lidstaten innemen. Als er geen aantoonbaar en ernstig gevaar is voor ondermijning van de onderhandelingen, moet dat soort informatie in de toekomst gewoon worden gegeven.
In 2009 had de non-gouvernementele organisatie Access Info Europe een zaak aangespannen bij het Europese Hof van Justitie tegen de Raad van Ministers. Het ging erom dat de Raad weigerde duidelijk te maken welke voorstellen individuele lidstaten gedaan hadden, nota bene, bij een wetsvoorstel over openbaarheid van bestuur (de ‘EuroWOB’). Eerder hadden Europese rechters Access Info al in het gelijk gesteld, maar het voltallige rechtscollege heeft nu in hoger beroep opnieuw bepaald dat de Raad dit soort informatie niet mag achterhouden.
Dat is goed nieuws, want het komt nu nog te vaak voor dat nationale parlementen aan het lijntje worden gehouden: de minister zet zich zogenaamd hard in voor het Nederlandse belang, maar helaas kreeg hij geen meerderheid achter zich in de Raad. Dat soort verhalen kunnen nu worden nagetrokken: heeft de minister echt alles uit de kast gehaald of had hij of zij in Brussel opeens toch last van zwakke knieën. Ik vrees dat dit laatste meer regel is dan uitzondering.
Het belang van deze zaak kan dus niet worden overschat: vanaf nu kunnen Kamerleden, Europarlementariërs, ngo’s en betrokken burgers informatie gaan opvragen over het verloop van onderhandelingen over onderwerpen waar zij in het bijzonder in zijn geïnteresseerd. Vast staat dat de Raad dan met hele goede argumenten moet komen, om die informatie te weigeren. Ik denk dat alleen bij onderhandelingen over internationale verdragen, waarbij dus de EU-strategie richting een derde land wordt bepaald, nog een beroep gedaan kan worden op de bijzondere belangen die zich tegen openbaarheid verzetten. Voor het overige moet alles openbaar worden.
Dat is een mooie doorbraak. Als ministers aangeven dat ze zich hard hebben opgesteld, kunnen we dat straks ook controleren. Een halfhartige houding, ‘hard in Den Haag, zwak in Brussel’, kan dan direct worden afgestraft. Het omgekeerde komt natuurlijk ook voor: als ministers behendig hebben geopereerd, zal dat ook duidelijk worden. Al met al zijn er weer een paar achterkamertjes minder in Brussel. Er blijven er echter nog genoeg over, en ik verwacht dan ook dat dit niet het laatste proces zal zijn geweest over transparantie in Brussel.