Hoog tijd voor één Europese energiepolitiek - Main contents
Foto Flickr / twicepix
In Europa komen de zonnepanelen uit China en is het makkelijker om een kolencentrale te bouwen dan in de Verenigde Staten. Zo dreigt Europa steeds verder achterop te raken. Het is de hoogste tijd om niet alleen bij het klimaatbeleid samen op te trekken maar ook het energiebeleid Europees aan te pakken.
De kritiek van diverse milieuorganisaties op Europa wordt steeds harder, zeker tijdens deze klimaattop. Dat is helaas niet ten onrechte. De bedoelingen lijken goed maar de resultaten zijn dat niet. Zo heeft Europa ingezet op een uitgebreid systeem voor handel in CO2-uitstoot. Dit zou bedrijven een duidelijke prijsprikkel moeten geven om efficiënt te investeren in minder CO2-uitstoot. Van die bedoeling is weinig tot niets terecht gekomen: de prijs is zo laag en zo onzeker dat van een prikkel geen enkele sprake is.
Een belangrijk onderliggend probleem is dat Europa weliswaar een gezamenlijk klimaatbeleid voert maar geen werkelijk Europees energiebeleid kent. Zo ontstaat de paradoxale situatie van een toenemend aantal kolencentrales én van nationale subsidies op vormen van duurzame energie. Die subsidies op zich werken : ze trekken bedrijven en leiden tot investeringen, maar niet noodzakelijkerwijs met het meest duurzame rendement. Zo investeert Duitsland in zonnepanelen maar het zonnigere Zuid-Frankrijk investeert daarin nauwelijks. Bovendien is het energienetwerk versnipperd en verre van Europees geïntegreerd. Dat leidt tot onwenselijke prijsverschillen: zo kon de aluminimumsmelter Aldel niet profiteren van de goedkope, duurzame stroom uit Duitsland, hoewel het op een steenworp van de Duitse grens ligt. Maar het leidt bovenal ertoe dat Europa niet kan profiteren van de zon in Zuid-Europa, van wind aan de Noordzee-kust en waterkracht in Scandinavië. De investeringen worden vooral gedreven door nationale subsidies en niet door de reële mogelijkheden die Europa biedt. Zo blijft Europa achterop hinken in de omslag naar een duurzame economie.
De landen zien de energievoorziening als een essentieel nationaal belang. Vanuit dat perspectief is te begrijpen dat er huiver is om bevoegdheden over energiebeleid te delen. Toch kan dat juist in het belang van de landen zelf zijn. Allereerst is een gezamenlijk klimaatbeleid zonder een consistent energiebeleid weinig waard. De energiesector is met afstand de belangrijkste afnemer van fossiele brandstoffen en de belangrijkste bron van uitstoot; daar zullen grote veranderingen op weg naar duurzame energie moeten plaatsvinden. Zonder consistent energiebeleid blijft het klimaatbeleid onpraktisch en inefficiënt: de gelden aan subsidies zijn beter te besteden, de investeringen in energiebesparing en in innovatieve vooruitstrevende technieken zijn onnodig versnipperd, en duurzame energie blijft zo onnodig kostbaar. De kosten van duurzaam energiegebruik in de Europese industrie kunnen en moeten omlaag om deze industrie in een wereldwijde concurrentie overeind te houden.
Maar het ontbreken van samenhang kent nog een andere schadepost. Het betekent dat de onderhandelingspositie van afzonderlijke lidstaten tegenover belangrijke leveranciers van fossiele brandstoffen als Rusland en het Midden-Oosten veel zwakker is dan die van de Europese Unie als geheel. De Russische leider Poetin speelt Slowakije moeiteloos tegen Duitsland uit, en gebruikt gasleveringen als machtspolitiek wapen tegen het verdeelde Europa. Het land kan ongestraft wegkomen met allerlei andere politieke misstanden. Rusland is echter voor haar gasafzet van geen enkel land zo afhankelijk als van Europa tezamen. Met een gezamenlijke energiediplomatie zullen we sterker staan en kunnen we meer voor elkaar krijgen, economisch en politiek.
Kortom, we hebben als Europa de basis gelegd voor een leidend klimaatbeleid, maar dit is niet meer voldoende om een voortrekkersrol te vervullen. De belangrijkste oorzaak hiervan is het ontbreken van samenhang tussen klimaat- en energiebeleid. Laten we daarom nu de omslag maken. Zodat Europa op de volgende klimaattoppen een werkend en wervend klimaat- en energiebeleid kan bieden en weer een leidersrol op het wereldtoneel kan vervullen.
Dit artikel schreef ik samen met Heleen de Coninck, voorzitter van de werkgroep duurzame ontwikkeling van de WBS, en verscheen ook in dagblad Trouw.