Mensen met beperking kans geven op werk - Main contents
Vanaf 2015 krijgen gemeentes instrumenten om mensen uit de sociale werkplaats, jonggehandicapten en bijstandsgerechtigden meer kans te geven om mee te doen op de arbeidsmarkt. En dat is belangrijk, want werken is voor heel veel mensen meer dan een keer per maand een loonstrookje ontvangen. Het betekent sociale contacten, structuur in je leven, meedoen, erbij horen, jezelf kunnen ontwikkelen. Zeker ook voor mensen die met en door hun werk vooruit willen komen, maar daar net wat meer hulp voor nodig hebben. Daartoe worden de muurtjes tussen verschillende regelingen afgebroken. Zo telt niet langer het stempeltje dat je hebt (Wajong, WSW of bijstandsgerechtigde), maar wat je kunt en wat je nodig hebt.
De wet die dit regelt, de zogeheten Participatiewet, is zojuist door het kabinet gepresenteerd. Net als z'n voorganger (de door het vorige kabinet ingediende, maar bij de val van dat kabinet gesneuvelde Wet Werken naar Vermogen) gaat ook de Participatiewet gepaard met een bezuiniging. Die wordt echter over een langere periode uitgesmeerd, zodat een zorgvuldigere invoering van de wet mogelijk is. Daardoor nemen de kosten niet van 11 tot 13,5 miljard euro per jaar toe, maar met 1,6 miljard minder.
Een ander groot verschil is dat werkgevers nu voor het eerst hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen: in het met vakbonden en werkgevers overeengekomen sociaal akkoord is afgesproken dat er de komende jaren minstens 125.000 extra plekken bijkomen voor de mensen waar het hier om gaat. Wordt die afspraak niet nagekomen, dan treedt het in het regeerakkoord genoemde quotum alsnog in werking en worden werkgevers wettelijk verplicht zulke plekken te creëren. In hetzelfde sociaal akkoord is het instrument loondispensatie (waarbij minder dan het minimumloon wordt betaald) vervangen door loonkostensubsidie (waarbij dat niet het geval is).
Bij de behandeling van de wet zal ik zeker aandacht besteden aan de in het sociaal akkoord voorziene herbeoordeling van Wajongeren. Hoewel het op zich niet vreemd is om (net als bij andere arbeidsongeschiktheidsregelingen gebeurt) te kijken of iemands arbeidsgeschiktheid is toe- dan wel afgenomen, snap ik de onzekerheid en onrust die dat oplevert. Daarom heb ik eerder al gepleit voor een zorgvuldige herbeoordeling. Zo vind ik dat niet iedereen 'in z'n onderbroek voor de keuringsarts hoeft te verschijnen' als bijvoorbeeld al duidelijk is dat iemand volledig en blijvend arbeidsongeschikt is.
Ook wil ik dat samen met elke Wajongere een individueel plan van aanpak wordt gemaakt om de kansen richting arbeidsmarkt te vergroten en dat bij de invulling van de in het sociaal akkoord afgesproken extra plekken met voorrang naar (gedeeltelijk) arbeidsgeschikte Wajongeren wordt gekeken. Het zou daarbij helpen als de herbeoordeling meer gelijk op gaat lopen met de in het sociaal akkoord voorziene opbouw van die extra plekken. En de financiële gevolgen bij het niet (direct) vinden van een baan moeten worden verzacht. Staatssecretaris Jetta Klijnsma heeft overigens aangegeven serieus naar mijn wensen te zullen kijken.
Wat de sociale werkvoorziening betreft: die wordt niet afgebroken. Sterker nog: op veel plekken denken gemeentes juist na om de ervaring die het sw-bedrijf heeft met het samenbrengen van mensen en banen straks breder in te zetten. Mensen die nu met een sw-indicatie aan het werk zijn, behouden overigens hun (onder meer in de cao neergelegde) rechten.
Ten slotte: omdat de Participatiewet al in het regeerakkoord werd aangekondigd, ben ik al een tijd met de voorbereiding ervan bezig. In onderstaande blogs kun je lezen wat ik in het kader daarvan zoal heb gedaan en hoe ik ga voor een fatsoenlijke wet. Een wet die werkt voor de mensen voor wie deze bedoeld is.
Verschil maken voor mensen met arbeidsbeperking >
Voor iedereen plek op de arbeidsmarkt >
Een toekomst voor de sociale werkvoorziening >