Weeklog Dennis de Jong: De strijd voor meer openheid - Main contents
De onderhandelingen over de Europese WOB, de wet die regelt hoe je toegang krijgt tot documenten bij de Europese instellingen, zijn in volle gang. Het Europees Parlement strijdt daarbij een eenzame strijd. Zowel de Europese Commissie als de lidstaten in de Raad willen niet teveel informatie prijs geven. Vooral van de Europese Commissie had je een andere houding mogen verwachten: ze geven miljarden uit aan ‘voorlichting’, maar kennelijk is het niet de bedoeling een kritische burger te helpen. De SP neemt mensen wél serieus: wij zien hen niet als doelgroep die we moeten ‘voorlichten’, maar als mensen die recht hebben op eerlijke en volledige informatie. Daar blijven we in het EP voor strijden.
Zaken kunnen raar lopen. In 2001 werd een richtlijn aangenomen die op zich veel rechten gaf aan mensen die gericht informatie willen van de Europese instellingen. Vervolgens werd de richtlijn via jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie nog wat versterkt, doordat het Hof vrijwel consequent de kant koos van mensen die informatie wilden hebben. In het Verdrag van Lissabon staan nog veel meer mooie woorden over ‘transparantie’. Zo zouden in de toekomst bijvoorbeeld ook de agentschappen openheid van zaken moeten geven, evenals de Europese InvesteringsBank. Geen kleinigheid, want juist die organisaties opereren erg in geheimzinnigheid. In plaats van de trend te volgen, kwam de Commissie vervolgens met een wetsvoorstel dat uiteindelijk juist minder rechten aan de burger zou geven. Vergeet dus alle pr-verhalen over de ‘open’ Europese Unie: de Commissie wil liever geen echte pottenkijkers. De lidstaten hebben inmiddels laten weten dat ze nog terughoudender zijn dan de Commissie. En zo vecht het Europese Parlement als enige instelling voor daadwerkelijke vooruitgang op dit gebied.
Openheid is essentieel voor de Europese Unie. Hoe meer er verborgen blijft, hoe groter de macht van de lobby van grote bedrijven en hoe meer ruimte voor bureaucraten om zich te verschuilen achter de ‘vertrouwelijkheid’ van hun werk. De Europese Commissie weigert halsstarrig om de waarde van openheid te erkennen. Dat geeft te denken, want wie niets te verbergen heeft, hoeft ook geen zorgen te hebben over informatieaanvragen van burgers. Als de Commissie zich zo’n zorgen maakt over de kloof tussen de burger en ‘Brussel’, en zich blijft afvragen waarom alle voorlichtingscampagnes zo weinig zoden aan de dijk zetten, dan zou ze zich eens een stuk constructiever moeten opstellen en ruimhartig de info geven waar burgers, inclusief journalisten, om vragen. Zolang ze dit weigert, moet ze niet verbaasd zijn dat veel echt geïnteresseerde burgers Brussel blijven zien als een onneembare vesting en zich er uiteindelijk van af zullen keren. Eén troost: in het EP is er een grote meerderheid vóór openheid. Als de Commissie en de Raad niet over de brug komen, zo hebben we al afgesproken, zal het EP de Commissievoorstellen gewoon verwerpen en blijft alles zoals het was. De bestaande wetgeving en de voortgaande jurisprudentie zullen er dan uiteindelijk voor zorgen dat de burger toch zijn recht krijgt.