Weeklog Dennis de Jong: mensenrechtenbeleid vanuit het Europees Parlement - Main contents
Ahmadi's worden ontvangen door Dennis de Jong en Femke Reudler Talsma
Deze week ontving ik een delegatie van de Ahmadi’s. Zij beschouwen zich als moslims, maar volgen een geheel eigen interpretatie van de islam. Daarom worden ze in veel islamitische landen, en met name in Pakistan, gediscrimineerd en vervolgd. Ik vind dergelijke ontmoetingen altijd zeer indrukwekkend, maar leg tegelijkertijd uit dat voor het buitenlands beleid de Tweede Kamer veel meer macht heeft dan het Europees Parlement. In het EP worden wel veel resoluties aangenomen, maar de waarde ervan is puur symbolisch. Alleen als het gaat om verdragen met derde landen, heeft het EP echt wat te zeggen.
Regelmatig word ik in het Europees Parlement gevraagd groepen te ontvangen of toe te spreken van religieuze en etnische minderheden die het ergens in de wereld moeilijk hebben. Zo heb ik contacten gehad met vertegenwoordigers van de Palestijnen, de Koerden, de Alevieten, het Iraans verzet, en afgelopen week met de Ahmadi’s. Dit keer niet in Brussel, maar in het gebouw van de Tweede Kamer, waar Femke en ik waren i.v.m. het maandelijks overleg met Harry van Bommel.
De Ahmadi’s zijn een van die groepen die het inderdaad niet makkelijk hebben. Al jaren bestaat er in Pakistan een wet die iedere vorm van belediging van de islam strafbaar stelt. Vanwege hun afwijkende interpretatie van de islam, wordt vrijwel iedere uitingsvorm van de Ahmadhiyya godsdienst gezien als belediging van de islam en volgen er onmiddellijk sancties. In vrijwel de hele islamitische wereld hebben de Ahmadi’s te maken met discriminatie. Dat geldt zelfs voor gematigde landen als Indonesië. En dat terwijl godsdienst toch eigenlijk een zaak voor iedereen individueel zou moeten zijn: wat heeft de Staat er in vredesnaam mee te maken, welk geloof iemand aanhangt?
Maar hoe belangrijk het op zichzelf ook is om de rechten van dergelijke minderheden te beschermen, het is de vraag wat het Europees Parlement ermee kan doen. Het antwoord is: heel weinig. Je kunt, samen met andere Europarlementariërs, proberen informeel invloed uit te oefenen op de beslissingen van de ministers van Buitenlandse Zaken. Af en toe maak ik van deze mogelijkheid gebruik, maar als de Raad hiervoor niet open staat, heb je nauwelijks dwangmiddelen. De resoluties die het EP tijdens iedere Straatsburg sessie aanneemt, worden op de ministeries van Buitenlandse Zaken vrijwel nooit gelezen. Blijft over het recht van het EP om verdragen met derde landen goed te keuren of wijzigingen voor te stellen. Daar kun je eventueel nog wel echt invloed op uitoefenen.
Gelukkig hebben mensenrechtenorganisaties en vertegenwoordigers van minderheden begrip voor deze beperkte bevoegdheden: ik vertel ze keer op keer dat ze over dit soort zaken het beste bij de Tweede Kamerfractie kunnen aankloppen. Harry kan onze minister van Buitenlandse Zaken ter verantwoording roepen en uiteindelijk is het deze minister die ook in Brussel deelneemt aan de belangrijkste onderhandelingen. Tegelijkertijd maak ik duidelijk dat de SP natuurlijk solidair is met alle verdrukten in de wereld. Dat betekent dat, áls ik echt wat kan doen, zoals bij de stemmingen over verdragen, ik dat ook niet zal nalaten.
Reageren kan: eurofractie@sp.nl