Dramatische verhalen in Irakees vluchtelingenkamp - Main contents
Foto Facebook Lilianne Ploumen
Afgelopen donderdag sprak men lang en grondig over de inzet van Nederland tegen ISIS. Vrijdag vloog ik naar Irak en bezocht daar de vluchtelingenkampen waar de mensen een veilig heenkomen zochten. Wat een verdriet en ellende trof ik daar aan.
De cijfers, in Irak alleen al zijn 5,2 miljoen mensen aangewezen op humanitaire hulp, waarvan 1,8 miljoen vluchtelingen. Ik ben op bezoek geweest in Dohuk, niet ver verwijderd van het front met ISIS. Hier wonen de mensen die op de vlucht zijn gegaan, iedereen die kon lopen is met de kleren die ze aanhadden op de vlucht geslagen voor de terreur van ISIS.
Jarenlang hadden deze mensen een redelijk normaal en goed leven. De kinderen konden naar school, de mensen woonden in eigen huizen, ze hadden een auto, hun spullen en nu? Nu, zijn ze afhankelijk van de internationale gemeenschap. Ze wonen in tenten, die met een vliegende vaart klaar worden gemaakt voor de winter. Ze slapen onder gekregen dekens, wonen in de tenten. Dicht op elkaar met weinig privacy voor het verwerken van hun grote verdriet. Want lang niet iedereen haalde het veilig naar de tenten van de Verenigde Naties.
Ik probeer samen met een tolk zo veel mogelijk te weten te komen van de mensen die ik spreek. En de verhalen breken je hart. Een vrouw moest ook op de vlucht, met haar baby van een paar weken oud. Maar ze heeft het zelf niet gered. De oma en opa van het kindje hebben nu de zorg voor het jongetje. Ze hebben nauwelijks het verdriet van het verlies van hun dochter kunnen verwerken en moeten nu met een baby leven in een tent, met een koude winter die voor de deur staat. Hoe anders zal ook deze man en vrouw het zich voorgesteld hebben toen ze hoorden dat hun dochter een kindje kreeg nog maar een paar maanden geleden.
Ik spreek met een groepje meisjes, ze huilen. Ze vertellen dat ze gehoord hebben dat hun school is gebombardeerd en dat er niets meer van over is. Ze zijn vooral verdrietig omdat het besef doordringt dat er straks ook bijna niets meer over is waar ze naar terug kunnen gaan. Ze vertellen dat ze niets meer te doen hebben. We praten en praten over de toekomst die zo donker en somber is. Dan raken we in gesprek over wat er nog wel mogelijk is. De meisjes zijn slim en ambitieus, en willen nog wel iets doen, zelfs op deze plek. Ze besluiten om de allerjongsten les te gaan geven. De zelfredzaamheid van deze meisjes is groots. Ze zoeken een doel een reden om verder te gaan, mijn respect groeit.
Deze meisjes en al deze mensen willen maar een ding: terug naar het leven wat ze hadden, in vrede en in rust kunnen leven. Maar niemand weet op dit moment wanneer dat weer zal zijn. Arme, arme mensen.
Vanuit Nederland dragen we bij om de eerste opvang voor deze mensen mogelijk te maken. Het is onze menselijke plicht om mensen in zo’n grote nood te helpen.