Europa moet zich niet met ons afval bemoeien - Main contents
Dit artikel is gepubliceerd op de site van het Clingendael Instituut.
Binnenkort bespreken de milieuministers het nieuwe EU-pakket voor een circulaire economie. Het pakket van voorstellen van de Europese Commissie bevat een aantal richtlijnen en heeft tot doel een circulaire economie te bevorderen en meer ‘groene’ werkgelegenheid te creëren. De voorstellen zullen echter niet leiden tot een circulaire economie, noch zullen er nieuwe banen ontstaan.
De circulaire economie komt steeds dichterbij. Grondstoffen en (rest)producten worden in toenemende mate herbruikbaar gemaakt. Uiteindelijk zullen kringlopen gesloten worden en zal afval niet meer bestaan. Sterker nog, afval zal juist van (grote) waarde zijn. Grondstoffen worden om verschillende redenen steeds schaarser. Hergebruiken is vaak goedkoper dan de benutting van dure ‘primaire’ grondstoffen voor het maken van nieuwe producten. Naast deze economische winst levert hergebruik van grondstoffen ook milieuwinst op.
In dit opzicht is het streven van de Europese Commissie naar een circulaire economie, waarin zoveel mogelijk grondstoffen herbruikbaar worden gemaakt, logisch. Door middel van een ambitieus afvalstoffenbeleid moeten meerdere doelstellingen voor recycling worden behaald. Het zou tot wel 20 miljoen nieuwe banen kunnen leiden, zo stelt de Commissie. Helaas zijn deze plannen weinig realistisch.
De Commissie doet het namelijk voorkomen alsof bedrijven niet beseffen dat hergebruik van grondstoffen in hun voordeel is. Niets is minder waar. Iedere fabrikant heeft baat bij lagere energie-, water- en grondstoffenkosten in het productieproces. Iedere fabrikant is zich daar bewust van. De Nederlandse afvalsector verwerkt bovendien al bijna 80% van ons afval tot herbruikbare grondstoffen, de rest wordt ingezet als energiebron. Slechts 3% komt uiteindelijk op de stortplaats terecht. Nederland is daarmee koploper in Europa. De EU zou de recycling- en afvalsector moeten faciliteren en niet belemmeren met allerlei regels en administratieve lasten.
Dit begint al met de recyclingdoelstellingen die de Commissie aan de lidstaten wil opleggen. Zulke doelstellingen gaan gepaard met allerlei registraties, vergunningen en kwaliteitseisen. Hetzelfde geldt voor een zogenaamde ‘streefwaarde voor hulpbronnenproductiviteit’, waarmee de Commissie grondstoffengebruik efficiënter wil maken. Totale onzin om dit vanuit een nieuw instituut ergens in een Europese stad vanachter een bureau te gaan verzinnen. Dat werkt niet. Doelstellingen en streefwaarden zullen vooral leiden tot meer administratieve lasten en kosten voor het bedrijfsleven. Kosten die uiteindelijk doorberekend worden aan de consument. De enige banen die we hiermee creëren zijn die voor Europese ambtenaren die deze administratieve rompslomp bij moeten houden.
In Nederland zouden de voorgenomen doelstellingen overigens nu al behaald worden, daar waar andere EU-lidstaten nog ver achterliggen. Er zijn dus volop kansen voor onze afval- en recyclingsector. Zo kan een succesvol Nederlands bedrijf dat oude koelkasten afbreekt en verwerkt tot nieuwe grondstoffen, ook koelkasten uit andere landen importeren. Op die manier kan dit bedrijf haar productiviteit verhogen, hoeven andere EU-lidstaten het wiel niet opnieuw uit te vinden en kan Nederland haar koppositie behouden. Vrij verkeer van afval- en restproducten is hiervoor essentieel, maar daar zit precies het probleem. Door regelgeving is het helaas niet eenvoudig om afval over de grens te brengen. De EVOA (Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen) leidt er bijvoorbeeld toe dat oude koelkasten niet geïmporteerd mogen worden, omdat dat op papier als gevaarlijk aangemerkt wordt.
Daarnaast wil de EU wil tot in den treure bepalen wat de juridische status van een product is. De zogenaamde end-of-waste criteria moeten duidelijkheid verschaffen over of iets nu een afvalproduct, of een grondstof is. De regels zorgen ervoor dat bepaalde afvalstoffen niet in aanmerking voor import en export komen. Restproducten kunnen daardoor niet altijd op de meest efficiënte wijze verwerkt worden. Dit is nadelig voor zowel economie als milieu. Het zou beter zijn om naar een situatie toe te werken waarbij meer restproducten als potentiële grondstoffen worden gezien.
Brussel moet zich dan ook niet zo nadrukkelijk met grondstoffen- en afvalbeleid bemoeien. Ze moet het bedrijfsleven en de wetenschap de kans geven innovaties te ontwikkelen. Het bedrijfsleven weet uitstekend hoe ze tot meer afvalrecycling en grondstoffenefficiëntie kunnen komen. Daar is geen bureaucraat voor nodig. Als de EU vasthoudt aan een uniforme benadering is dat niet realistisch en gaat het ten koste van onze concurrentiekracht. Dit kost ons uiteindelijk werkgelegenheid en leidt bovendien niet tot een beter gebruik van grondstoffen of een beter milieu.
De EU kan zich daarom beter richten op het harmoniseren van definities, het wegnemen van belemmerende regels en het voorkomen van meer administratieve rompslomp. Zo krijgen Nederlandse bedrijven die daar goed in zijn, de kans het afval zo volledig mogelijk te verwerken voor hergebruik. Dat levert milieuwinst èn banen op! Dus weg met schijnoplossingen, nieuwe regels, richtlijnen en het Europese wensdenken over de maakbare samenleving. We kunnen het zelf beter.