“Argumenten tegen erkenning Palestina raken op” - Main contents
Photo: Asim Bharwani
Vorige maand bepleitte de PvdA in de Tweede Kamer de erkenning van de Palestijnse staat. Zoals verwacht kwamen er heel wat reacties: boze mails, pittige columns, maar ook warme steunbetuigingen. De intentie om de discussie in Nederland aan te zwengelen is in elk geval geslaagd. In Europa intussen is het debat des te meer op gang gekomen. Het Europees Parlement riep vorige week alle EU-lidstaten op de Palestijnse staat te erkennen. In een aangenomen resolutie staat dat deze erkenning parallel moet lopen met vredesonderhandelingen met Israël. De resolutie geeft EU-buitenlandchef Mogherini belangrijke steun voor haar ambitieuze Midden-Oostenagenda
Wat in dit snel veranderende krachtenveld opvalt, is dat de tegenstanders van erkenning van Palestina vooral hun eigen argumenten blijven herhalen. Aangezien een inhoudelijk debat meer vergt dan het herhalen van het eigen standpunt, is het goed om vanuit ons perspectief de drie meest gebruikte tegenargumenten eens tegen het licht houden: 1) Europa is geen serieuze speler in het conflict; 2) erkenning is een beloning voor terreur en 3) Palestina voldoet niet aan de criteria van een staat.
Het is een vreemd uitgangspunt om de EU specifiek voor één conflict in de directe omgeving van Europa irrelevantie toe te dichten. Dat doen we immers niet bij minstens zo complexe kwesties als de nieuwe dreiging uit het oosten of de onrust in de Arabische wereld. Wat de PvdA betreft heeft de EU altijd een eigen verantwoordelijkheid om positie te kiezen, zeker wanneer het gaat om een structurele schending van het internationaal recht, wat de bezetting van Palestijns gebied is. Uiteraard moet de EU optrekken met andere mondiale en regionale spelers, maar dat is iets anders dan ons passief achter die anderen verschuilen.
Daarbij komt dat er geen enkele reden is om de Europese invloed te onderschatten. Nog los van de historische en culturele banden is de EU Israëls grootste handelspartner. Dankzij het associatieakkoord profiteert Israël van aanzienlijke economische voordelen. Iets vergelijkbaars geldt voor de Palestijnen vanwege de financiële bijdrage die de EU levert. Voor beide partijen heeft Europa daarmee een forse hefboom in handen om politieke druk uit te oefenen. Na het jammerlijk mislukken van het laatste Amerikaanse vredesinitiatief ligt het voor de hand dat de EU nu het voortouw neemt. Dat is precies de ambitie van de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, Mogherini, die terecht stelt dat het moment is aangebroken dat de EU haar politieke gewicht op tafel legt. Geen Calimerogedrag dus, maar steun voor Mogherini’s actieve lijn.
Dan de vrees dat we met het erkennen van de Palestijnse staat terreur belonen of zaken doen met een partij die het eigen buurland niet eens erkent. Los van de constatering dat het overgrote deel van de slachtoffers in de laatste Gaza-oorlog door buitensporig geweld van Israëlische zijde vielen, is het goed om in herinnering te roepen dat de Palestijnse Autoriteit de soevereine staat Israël al sinds de Oslo-akkoorden van 1993 erkent. Beide partijen onderhandelden niet alleen met elkaar, maar werken al geruime tijd intensief samen, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid.
Natuurlijk zijn er ook terreurgroepen actief in de Palestijnse gebieden. Vooral Hamas is een groot probleem. Maar de vraag is of het de extremisten zijn die in erkenning geïnteresseerd zijn. Daar lijkt het niet op. Integendeel, net als bij rechtse Israëlische partijen geldt het voortbestaan van het conflict juist als hun voornaamste politieke platform. Daartegenover staat dat de constructieve krachten die wèl willen onderhandelen over een vredesregeling, met de erkenning van de Palestijnse staat hun positie kunnen versterken. Erkenning is daarmee geen beloning voor terreur, maar juist belangrijke steun aan het adres van de gematigden en de welwillenden.
Tot slot het argument dat er nog altijd praktische en juridische bezwaren zijn om Palestina als staat aan te kunnen merken. Hierbij wordt veelal verwezen naar de gezaghebbende Conventie van Montevideo. Tegenstanders van erkenning menen dat de grenzen van Palestina onduidelijk zijn, omdat er nog geen definitief akkoord over is bereikt, en stellen dat de Palestijnse Autoriteit geen effectief gezag kan uitoefenen over delen van het eigen grondgebied.
Nou is de PvdA als trouw verdediger van de internationale rechtsorde niet ongevoelig voor dit argument. Al kan de grenskwestie net zo goed op Israël toegepast worden (wat vast de bedoeling niet is). Sowieso zijn er legio voorbeelden van erkende staten met grote of kleinere grensgeschillen: van Kosovo en Oekraïne na de annexatie van de Krim tot EU-lidstaat Cyprus en ons eigen burengeschil in het Eems-Dollardgebied. Dat de Palestijnse Autoriteit over ruim tweederde van het eigen grondgebied nauwelijks gezag kan uitoefenen is een ernstigere kwestie. Maar moet je de Palestijnen benadelen voor het feit dat Israël grote gebieden op de Westelijke Jordaanoever controleert en illegale nederzettingen blijft bouwen? Wij vinden van niet.
Kortom, de argumenten van de tegenstanders van erkenning van de Palestijnse staat zijn aanvechtbaar. Ons gaat het erom de impasse te doorbreken waarin Israëliërs en Palestijnen samen vastzitten. Palestina op gelijker niveau brengen met Israël en daarmee het asymmetrische karakter van het conflict verminderen, draagt daaraan bij. Zo zien 800 Israëlische prominenten het die onlangs een indringende brief aan Europese parlementariërs schreven. Zo ziet een meerderheid van het Europees Parlement het. En zo zien, blijkens een recente peiling, de meeste Nederlanders het inmiddels ook.
Michiel Servaes is Tweede Kamerlid voor de PvdA.
Kati Piri is Europarlementariër voor die partij.
Dit artikel verscheen op de opiniepagina van NRC Handelsblad op 22 december 2014