Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Inkomens- en vermogensverdeling - Main contents
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Financiën aan een algemeen overleg met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Wiebes van Financiën
Onderwerp: Inkomens- en vermogensverdeling
Kamerstuk: 34 000 - IX
Datum: 14 januari 2015
Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. We beginnen dit jaar inderdaad goed met de bespreking van dit belangrijke onderwerp. Het is met name op de agenda gekomen naar aanleiding van het boek van de heer Piketty. De vorige sprekers memoreerden dat al. Rond 5 december is hij zelf in de Kamer geweest. Volgens mij beschouwde een aantal Kamerleden hem ook daadwerkelijk als Sinterklaas, maar dat ter zijde. De heer Piketty heeft wel een belangrijk thema geagendeerd. Dat thema kan door allerlei mitsen en maren worden omgeven. Piketty heeft het immers in een internationaal perspectief gezet. Hij heeft Nederland er niet zozeer uitgelicht. De WRR heeft voor die tijd echter al een belangwekkend rapport over dit onderwerp gepubliceerd. Ik vind dan ook dat dit rapport iets meer handvatten biedt voor de discussie in Nederland.
In het rapport van de WRR worden twee zaken geconcludeerd. Ten eerste wordt geconcludeerd dat het met de inkomensongelijkheid in Nederland meevalt, ook in internationaal perspectief. Dat komt vooral door de herverdeling die wij door middel van de belastingheffing toepassen. Ik denk dat wij daar ook gewoon trots op mogen zijn. Nederland is een land waarin je kansen kunt krijgen. Als het om wat voor reden dan ook minder met je gaat, gaan we om je heen staan om ervoor te zorgen dat je inkomen niet per se tot de bodem zakt. En ja, dan nog is er armoede. Dat steekt mij ook. Ik denk dat we in alle discussies -- die gaan vaak over onderwerpen op het terrein van sociale zaken -- goed moeten kijken naar de effecten van maatregelen die wij nemen, want dat die effect hebben, staat voor mij als een paal boven water.
Mijn tweede punt betreft de verdeling van de inkomens. Ik denk dat het wel goed is om daar nader naar te kijken. Er wordt hier een discussie gevoerd over de vraag in hoeverre de politiek daar iets aan kan doen. Ik constateer dat wij daar door middel van maatregelen juist wel wat aan doen. Dat is al omdat wij het vermogen belasten en bijvoorbeeld keuzes hebben gemaakt met betrekking tot de erfbelasting. De WRR wijst daar ook op. Natuurlijk heeft de politiek invloed op hetgeen met de vermogens gebeurt. Het is daarom ook een onderwerp dat wij hier moeten bespreken.
Ik loop een aantal door de WRR geconstateerde oorzaken af en ga in op onze rol daarbij en de politieke keuzes die daaraan ten grondslag liggen. Ten eerste wordt in het rapport van de WRR geschreven dat de vermogensongelijkheid door de pensioenen is afgenomen. Dat denk ik ook, maar tegelijkertijd ontstaat er een hele groep mensen die dat pensioen niet opbouwen. Dat zijn in meer of mindere mate eigen keuzes. We hebben het dan natuurlijk vaak over de zzp'ers. De AFM heeft daar deze week weer een debat over aangezwengeld. Dat ging over de vraag of je dat nu wel of niet moet verplichten. Ik wil graag weten wat het kabinet van de oproep van de AFM vindt in het licht van de hele discussie over de vermogensongelijkheid of de vermogensgelijkheid, die we misschien zien verminderen. Misschien gebeurt dat niet nu direct, maar doet deze problematiek zich wel over een jaar of dertig voor. Welke keuzes maakt het kabinet op dit punt? Wat moet de politiek in de visie van het kabinet nu wel of niet regelen om te voorkomen dat dit probleem straks ontstaat?
De huizenmarkt is in een korte tijd op een hevige manier een bron van vermogensstijging geweest voor mensen, omdat de huizenprijzen bleven stijgen. We zien nu dat juist de mensen met een eigenwoningschuld waarvan de woning onder water staat, bijna weer de groep armen worden. Het kabinet heeft al een aantal maatregelen genomen om deze problematiek te verzachten omdat dit heel lang na-ijlt voor de vaak jonge gezinnen die het betreft. Hoe staat het met de discussie over de vraag of pensioengelden bijvoorbeeld tijdelijk kunnen worden ingezet voor het aflossen van de eigenwoningschuld door mensen met een huis onder water? De heer Koolmees noemde dit al. Zijn er meer maatregelen nodig van de kant van het kabinet om te voorkomen dat een groep nog heel lange tijd last houdt van het inzakken van de woningmarkt?
Het derde punt dat de WRR noemt, is de mobiliteit van mensen met veel vermogen of de mobiliteit van vermogen. Dat is inderdaad ook een probleem. Het wordt altijd als excuus aangegrepen om te zeggen dat de politiek niet zo veel kan. Wij maken onze rol dan echt te klein. Het is ook een soort prioriteringskwestie. Hoe belangrijk vinden we het dat de mensen met de grootste vermogens toch relatief makkelijk hun geld kunnen wegsluizen naar landen die je al dan niet belastingparadijzen noemt? Ik denk dat we in de politiek moeten bekijken hoe we hier in ieder geval meer zicht op krijgen. Dat zal ook in internationaal verband moeten gebeuren. De WRR constateert dat driekwart van het vermogen dat elders is gestald, niet zichtbaar is. We weten niet hoeveel of hoe groot het is en welke omvang het heeft. Wat wil het kabinet hieraan gaan doen? Is het met mij van mening dat we veel meer actie moeten ondernemen om dit soort wegsluis- en wegduikgedrag meer te beperken zodat er op dat punt meer rechtvaardigheid ontstaat?
Het laatste punt dat de WRR noemt, is de erfbelasting. De heer Koolmees is daar al op ingegaan. De constatering van de WRR gaat eigenlijk in een andere richting. Hij schrijft dat er, juist door de verlaging van de tarieven en de verhoging van de vrijstellingen, een grotere ongelijkheid is ontstaan. Je kunt immers alleen vererven als er ook geld is. Als het er niet is, valt er niet zo veel door te geven. De groep die juist wel iets kan doorgeven, zal daar dan veel meer profijt van hebben. Dit is een heel lastige discussie, ook voor mijn fractie. Ik ben hier nog niet uit en bekijk het voorstel van de heer Koolmees met interesse. Ik ben wel benieuwd naar de wijze waarop het kabinet tegen deze constatering van de WRR aan kijkt in het licht van de discussie over de vraag hoe wij met vermogens moeten omgaan. Deelt het kabinet de conclusie van de WRR dat deze maatregel de ongelijkheid heeft doen toenemen? Is het van plan om dat misschien ook nader te bekijken in het kader van de belastinghervorming?
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.