Inbreng schriftelijk overleg Carola Schouten ten behoeve van een Aanbieding ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen - Main contents
Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Wonen en Rijksdienst ten behoeve van een Aanbieding ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012
Onderwerp: Aanbieding ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen
Kamerstuk: 32 757
Datum: 2 februari 2015
De ChristenUnie-fractie ondersteunt het principe van het schrappen van overbodige regels maar heeft vragen over de uitwerking daarvan zoals voorgesteld in dit ontwerp voor wijziging van het Bouwbesluit.
Fietsenberging
Onderdeel van het besluit vormt het schrappen van specifieke eisen ten aanzien van fietsenbergingen bij studenten- en zorgcomplexen (minimaal 1,5 m2 oppervlak per studentenwoning). Van 2003 tot 2012 was de verplichting tot een fietsenberging geschrapt uit het Bouwbesluit. Dit gebeurde vanuit de gedachte dat bouwers die uit zichzelf wel zouden realiseren en zo maatwerk konden leveren. In de praktijk leidde dat met name bij nieuwe appartementencomplexen tot woningen zonder (gemeenschappelijke) fietsenberging en balkons. De vraag naar woningen is immers vaak hoog genoeg dat mensen dan maar een woning zonder berging accepteren.
In 2012 is daarom juist op aandringen van de Kamer de fietsenberging terug gekomen in het Bouwbesluit. De ChristenUnie-fractie vraagt wat er de afgelopen twee jaar wezenlijk veranderd is die het schrappen van de specifieke eisen ten aanzien van de fietsenbergingen rechtvaardigt.
Genoemde leden zien hiervoor in het voorstel geen argumenten. Volgens de minister wordt door bovengenoemde maatregelen het investeren in studenten- en zorgcomplexen aantrekkelijker. De ChristenUnie-fractie zou deze stelling graag onderbouwd zien.
In het voorstel blijft er wel een algemene bepaling dat bij een woonfunctie een tegen weer en wind beschermde bergruimte van fietsen hoort. Door alle specificaties te schrappen krijgen ontwikkelaars hierdoor echter een vrijbrief om een minimale fietsenberging te bouwen die onvoldoende groot is voor de stallingsvraag. Hiermee kan het stallen van fietsen afgewenteld worden op de openbare ruimte. Dit kan volgens genoemde leden tot meer fietsendiefstal, meer verrommeling en daarmee ook een slechtere toegankelijkheid voor gehandicapten doordat stoepen vaker geblokkeerd zullen zijn.
Daarnaast heeft het voorstel voor zorgcomplexen volgens genoemde leden mogelijk een negatief effect op de mobiliteit van bewoners van zorgcomplexen. Zij vragen of dit onderzocht is.
Buitenruimte
Het voorschrift voor buitenruimtes bij studentenwoningen en zorgcomplexen wordt het in het voorstel volledig geschrapt. Genoemde leden vragen dit te motiveren. Ook vragen zij waarom gemeenten hier niet een bevoegdheid in krijgen om regels te stellen zodat lokaal maatwerk mogelijk is.
Geluidsoverdracht
Voorgesteld wordt enkele bepalingen over geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke verkeersruimte naar een aangrenzende woonfunctie bij een woonfunctie voor studenten te schrappen. Genoemde leden vragen of hierover overleg is geweest met studentenorganisaties. Volgens genoemde leden kan het mogelijk zo zijn dat studenten genoegen nemen met deze soepeler eis maar zij wijzen er op dat bij herontwikkeling van de woonfunctie ten behoeve van een andere doelgroep dit wel tot hogere kosten leidt. Zij vragen of de beperkte kostenbesparing die het schrappen van deze regel oplevert tegen deze hogere kosten opweegt. Ook vragen zij of deze versoepeling ook terugkomt in het woningwaarderingsstelsel aangezien het een kwaliteitsverlaging van de studentenwoningen betekent.
Vermindering regeldruk
Dit besluit heeft slechts beperkte invloed op de kabinetsdoelstelling om tweeënhalf miljard regeldruk te verminderen. Er zou sprake zijn van een reductie van circa € 6.000.000 op jaarbasis voor bouwers van studentenwoningen. Genoemde leden vragen dit te onderbouwen en daarbij te specificeren welk deel van deze reductie komt door de beperking van de minimale woonoppervlakte van 18 naar 15m2, welk deel door de aanpassing t.a.v. de buitenruimte, welk deel door de aanpassing t.a.v. de bergingen en welk deel door de aanpassing t.a.v. de geluidsoverdracht tussen de gemeenschappelijke verkeersfunctie en de aangrenzende woonfunctie.
Woonfunctie voor particulier eigendom
In het Ontwerpbesluit wordt de omschrijving geïntroduceerd van “een woonfunctie voor particulier eigendom die wordt gebouwd in particulier opdrachtgeverschap”. Voor deze woonfunctie voor particulier eigendom worden uitzonderingen benoemd m.b.t. voorschriften uit het Bouwbesluit. Hierdoor zijn voorschriften voor badruimte, buitenberging, buitenruimte, bereikbaarheid, toegankelijkheid en de aansluiting op het distributienet voor elektriciteit, gas en warmte niet geldig en gelden voor voorschriften voor afscheidingen, trappen, hellingbanen, daglichttoetreding de voorschriften voor bestaande bouw in plaats van nieuwbouw.
Genoemde leden wijzen er op dat woningen doorgaans meerdere generaties worden benut. Zij zien mogelijkheden voor meer flexibiliteit maar hebben de indruk dat met bovengenoemde bepalingen wel erg veel wordt geschrapt, terwijl lang niet alle genoemde bepalingen daadwerkelijk bijdragen aan meer flexibiliteit waar daadwerkelijk vraag naar is. Genoemde leden vragen daarom per voorstel een meer uitgewerkte motivering waarom het schrappen van genoemde bepalingen leidt tot flexibiliteit waar op de markt daadwerkelijk vraag naar is.
Als motivering wordt in de Nota van toelichting aangevoerd dat er bij de burger die zelf bouwt er een direct eigen belang is bij het kwaliteitsniveau dat wordt gebouwd en dat hij daarom zelf een verantwoord minimaal kwaliteitsniveau zal kiezen, terwijl de burger die via projectbouw een woning verwerft moeten worden beschermd door de overheid. Genoemde leden vragen wat er wezenlijk anders is als een particulier een woning afneemt van een projectontwikkelaar en daarbij bewust wil afwijken van het bouwbesluit en wanneer een particulier zelf de genoemde woning bouwt. Zij vragen of dit geen rechtsongelijkheid is aangezien een burger die de capaciteiten en de tijd heeft om zelf zijn huis te laten bouwen zich aan minder regels hoeft te bouwen.
Volgens genoemde leden zou het vooral om de vraag moeten gaan of bepaalde regels in het Bouwbesluit noodzakelijk zijn om bewoners en toekomstige bewoners te beschermen of dat bij nader inzien kan volstaan worden met richtlijnen ter advisering. Hierbij dient volgens genoemde leden ook gekeken te worden naar de mogelijkheden en kosten om een woonfunctie op een later moment alsnog aan te passen conform het Bouwbesluit. Zij vragen of dergelijke kosten in beeld zijn gebracht.
Genoemde leden constateren dat er nog een discussie loopt over de aansluitplicht op warmtenetten en de consumentenrechten daarbij gezien de afhankelijkheid van een monopolistische warmteleverancier. Daar staat tegenover dat de aansluitplicht op warmtenetten ook een doel dient, namelijk om deze in een bepaald gebied rendabel te maken en zo milieuwinst te boeken. Door hiervan bij zelfbouw af te wijken kunnen deze doelen worden ondergraven. Genoemde leden geven er de voorkeur aan de uitkomsten van de discussie over de warmtewet af te wachten en niet nu een uitzondering in te voeren voor zelfbouw.
Aan de andere kant verdient de aansluitplicht op gas en elektra in het licht van de verdere aanscherping van de EPC en de opkomst van decentrale energie opwekking een nadere beschouwing. Genoemde leden stellen voor dit in een breder kader te doen aangezien er geen wezenlijk verschil is tussen een zelfbouwer en een woningeigenaar die zijn woning zodanig verbouwd dat deze geheel energieneutraal wordt.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.