Vluchtelingen in Hongarije onderhevig aan populistische retoriek - Main contents
De dramatische ontwikkelingen op de Middellandse Zee en de aanhoudende stroom van asielzoekers in Europa, laten ook Hongarije niet onberoerd. Ik was daar enkele dagen voor een seminar over democatie - staat onder druk in mijn geboorteland - maar probeerde ook een indruk te krijgen van de asiel- en migratie uitdagingen van het land. Ook hier zoekt de omstreden premier een populistische uitweg. “We moeten vluchtelingen helpen daar te blijven waar ze geboren zijn, zodat ze niet met miljoenen deze kant op komen”, aldus de Hongaarse leider Viktor Orban tijdens een radio-interview de dag na de speciaal ingelaste EU top. De steun voor de neo-nazi partij Jobbik neemt de laatste maanden rap toe, na een aantal pijnlijke schandalen waar de regeringspartij bij betrokken is. De premier grijpt dus elke kans aan om kiezers terug te winnen van deze fascisten. Binnenkort krijgen dan ook alle kiesgerechtigde Hongaren een enquête over migratie in de bus. De regering wil via een nationale consultatie overleggen met de ‘hardwerkende burgers’ over dit belangrijk vraagstuk.
De vragenlijst is zeer tendentieus . Zo wordt geïmpliceerd dat er een rechtstreeks verband is tussen asielzoekers en terrorisme. Er wordt specifiek verwezen naar de recente aanslagen in Parijs en de onthoofdingen door IS. Bij de ‘wist u dat’-vraag wordt gemeld dat migranten op onwettige wijze de grens oversteken en dat de instroom inmiddels twintig keer zo hoog ligt als tot voor kort. Er wordt gesuggereerd dat banen en de leefbaarheid van Hongarije in het geding zijn door de migranten. Vervolgens wordt de schuld bij ‘Brussel’ gelegd vanwege een verkeerde migratie en anti-terrorisme aanpak, en wordt middels de ‘enquête’ steun gevraagd voor een strenger beleid.
De Hongaarse kiezer wordt daarom gevraagd of deze asielzoekers meteen in detentie moeten worden gezet en het land weer zo snel mogelijk moeten verlaten; of het niet een goed idee zou zijn hen terwijl ze in Hongarije verblijven, aan het werk te zetten zodat ze zelf hun kosten kunnen dekken en niet de hardwerkende Hongaar ervoor op hoeft te draaien. Ook Nederland en de andere EU landen worden erbij betrokken. Is het niet een goed idee als de EU lidstaten de landen waar de asielzoekers vandaan komen financieel gaan ondersteunen? En tenslotte wordt gevraagd of men het eens is met de regering dat in plaats van steun aan asielzoekers, het geld beter besteed kan worden aan Hongaarse gezinnen en de kinderen, let wel, die nog geboren moeten worden!
De kosten van deze consultatie voor de belastingbetalers: meer dan 3 miljoen euro. Wat het zal opleveren: meer angst. Met de Hongaarse realiteit heeft het onderzoek in ieder geval niets te maken. Maar dat is nu eenmaal het handelsmerk van populisme. Hoe zit het dan wel? Vorig jaar hebben van de 42.000 geregistreerde migranten in Hongarije, welgeteld 535 asiel gekregen. Van een ‘overstroming’ is dus geen sprake. Waaraan ligt dat? Is Hongarije dan zo veel strenger dan andere landen? Of is de samenstelling van de migranten zo verschillend van Nederland?
Ik ging op zoek naar antwoorden in de grootste opvanglocatie van Hongarije in Debrecen. Meer dan de helft van alle asielzoekers verblijft in dit centrum (800). Die zijn in 99% van de gevallen bij de Servische grens opgepakt door de politie en, nadat hun vingerafdrukken zijn afgenomen, over de vijf verschillende asielzoekerscentra verdeeld. Een van de meest gebruikte smokkelroutes loopt via Griekenland en de Balkanlanden naar de Hongaarse Zuidgrens. De instroom in het centrum in Debrecen (zo’n honderd mensen per dag) is gelijk aan de uitstroom. In tegenstelling tot AZC’s in Nederland waar men uitslag van de aanvraagprocedure afwacht, verblijven de mensen hier niet langer dan twee weken waarna ze uit vertrekken en uit het zicht raken.
Ook Syrische vluchtelingen aan wie zo goed als zeker asielstatus verleend zou worden, wachten de uitkomst niet af en trekken verder naar West-Europa. De grootste groepen asielzoekers komen uit Afghanistan, Nigeria, Pakistan, Somalië, Irak, Jemen, Syrië, Kosovo en Cuba. De laatste groep kan zonder visum rechtstreeks vanaf Havana naar EU-buurland Servië vliegen.
Hongarije is dus een transitland voor vluchtelingen. Er zijn slechts enkelen die er blijven, bijvoorbeeld omdat ze niet zelfstandig weg kunnen. Zo ontmoette ik de “permanente bewoners” van het kamp: zes mensen met een verstandelijke beperking die zichzelf niet kunnen redden. Een man woont hier al 18 jaar. Twee Kosovaarse zussen van rond de 50 jaar zijn vijf jaar geleden langs de snelweg gevonden. Hongaarse psychiatrische instellingen willen hen niet opnemen en daarom blijven ze maar hier wonen. De directeur vertelt dat een groep psychiatrische patiënten uit Bosnië tien jaar lang in dit opvangcentrum heeft gewoond. Hun tehuis werd tijdens de oorlog gebombardeerd. Een kleine groep van 30 zwakbegaafde patiënten is het toen op de een of andere manier gelukt om de grens met Hongarije te bereiken. De oorlog werd beëindigd, maar niemand keek naar deze groep om. Tot de VN een nieuw tehuis voor hen bouwde en de Bosnische regering de groep drie jaar geleden alsnog naar hun vaderland heeft teruggehaald.
De aantallen spreken voor zich. Boedapest merkt relatief weinig van de grote instroom van vluchtelingen en migranten omdat Hongarije slechts een doorreisland is. De volksraadpleging van de regering gaat natuurlijk niet over die welgeteld 535 vluchtelingen die vorig jaar een beschermde status hebben gekregen in Hongarije. Er wordt simpelweg over de ruggen van kwetsbare asielzoekers populistische angstpolitiek bedreven. De Europese regeringsleiders komen in juni weer bijeen om dan verder te praten over een “geintegreerde” aanpak op het terrein van asiel en migratie. Het succes van die top hangt af van het feit of het de 28 lidstaten lukt de bescherming van oorlogsvluchtelingen centraal te stellen en afspraken te maken die gebaseerd zijn op onderlinge solidariteit. Orban ziet het weer eens anders: “De top in juni zal moeten beantwoorden of de EU überhaupt behoefte heeft aan vluchtelingen. Volgens mij niet.”