Bijdrage Gert-Jan Segers aan het algemeen overleg Personeel Defensie

Source: G.J.M. (Gert-Jan) Segers i, published on Wednesday, May 20 2015.

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Defensie aan een algemeen overleg met minister Hennis-Plasschaert van Defensie

Onderwerp:   Personeel Defensie

Kamerstuk:    34 000 – X

Datum:           11 maart 2015

De heer Segers (ChristenUnie): Mijnheer de voorzitter. Ik was een tijdje geleden op een bijeenkomst met beroepsmilitairen waar twee vragen centraal stonden. Het was een theoretische exercitie. De eerste vraag was: zou een interventie in Sudan een goed plan zijn? Daar kwam een uitgebreide discussie over. De slotsom was dat het geen goed plan zou zijn; het was geen rechtvaardige oorlog. De tweede vraag was: stel dat de politieke leiding beslist om wél te interveniëren in Sudan, wie zou er dan vrijwilliger zijn? Alle vingers gingen omhoog. Dit onderstreept de bijzondere positie van de militair, waar de Minister mooie woorden aan wijdt in de brief die zij daarover heeft gestuurd. De militair is ontzettend loyaal. Zelfs als je het er niet mee eens bent, zelfs als je denkt dat het geen goed plan is, dan nog steek je je vinger op als er vrijwilligers worden gevraagd om te interveniëren.

In de brief staan heel mooie woorden, die door collega’s zijn onderstreept. De vraag is wel wat die woorden waard zijn. De Minister heeft terecht in de media aangegeven, al dan niet rechtstreeks, dat er op Defensie geld bij moet. Er moet opnieuw worden geïnvesteerd in Defensie. De fractie van de ChristenUnie ondersteunt dit pleidooi van harte. De Minister heeft zelfs een bedrag genoemd. Maar als er opnieuw geïnvesteerd gaat worden in Defensie, is het personeel dan de prioriteit van de Minister? Wordt er dan alleen maar gekeken naar het materieel, wat we allemaal kunnen kopen voor dat miljard of welk bedrag er ook komt, of wordt er ook gekeken naar de mensen die zo ontzettend loyaal zijn en die, zoals de Minister schrijft, doorgaan waar anderen moeten stoppen?

Bij dit punt horen natuurlijk de cao-onderhandelingen. Het positieve nieuws is dat er een deelakkoord is bereikt. Dat is goed nieuws, waar ook de ChristenUnie-fractie blij mee is. Het duurt echter al meer dan twee jaar. Een vakbond heeft een teller meelopen op de website. Daaruit blijkt dat Defensie het al 741 dagen zonder cao moet doen. Dat kan echt niet. Dat past niet bij een betrouwbare werkgever en dat past ook niet bij de mooie woorden die we opschrijven en uitspreken over onze waardering voor het Defensiepersoneel. Het is goed dat er een bescheiden salarisverhoging is afgesproken, waardoor het Defensiepersoneel eindelijk van de nullijn af is. Een hartelijke aanmoediging van mijn kant om door te gaan met de gesprekken.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega Knops betreffende het Wul-dossier, dat nog altijd niet is opgelost.

Dan het punt van de geestelijke verzorging. Ik dank de Minister voor het uitvoeren van de motie die door mijn fractie is ingediend en mede ondertekend werd door collega’s Eijsink, Knops, Dijkgraaf en Hachchi. De Minister heeft daar heel goed naar gekeken en besloten om niet extra te gaan snijden. Er bestaat nog wel zorg over de verhouding geestelijke verzorgers-ondersteuning. Er is namelijk extra gesneden in de ondersteuning en dat zou mogelijk de werkdruk kunnen verhogen. Daar zijn zorgen over uitgesproken. Houdt de Minister op dat punt de vinger aan de pols? Als er weer geïnvesteerd gaat worden in Defensie, iets wat de fractie van de ChristenUnie hoopt, en er komt personeel bij, groeit de geestelijke verzorging dan navenant mee? De een-op-een-relatie die bij krimp wordt gelegd, zou wat de ChristenUnie-fractie betreft ook bij groei moeten worden gelegd.

Er zijn al veel vragen gesteld over de problemen met de chroomverf. Het is goed dat de Minister een coulanceregeling in het leven heeft geroepen. Ik heb daar echter nog twee vragen over. Ten eerste. Er is gekozen voor een strakke afbakening, van een jaar. Wat betekent dat voor werknemers die minder dan een jaar met deze stof hebben gewerkt? Ook zij kunnen onaanvaardbare risico’s hebben gelopen. Vallen zij binnen of buiten de regeling? Ten tweede. Er is ophef ontstaan, wat mij betreft begrijpelijk, over het feit dat de regeling niet zou gelden voor eventuele nabestaanden. Is het niet rechtvaardig als ook zij bij de regeling worden betrokken? Een ander punt met betrekking tot de chroomhoudende verf betreft een incident in Mali. Daar werd geschuurd aan materiaal waarbij deze stof vrijkwam. Daar waren enige zorgen over. De vinger wordt aan de pols gehouden; er wordt secuur naar gekeken. Ondertussen is er echter ook materiaal verkocht. Er zijn ook mensen die militaire voertuigen opkopen. Op de site van Defensie staat een wat algemene waarschuwing: zolang u niet schuurt, slijpt, zaagt of verhit, is er geen gevaar voor uw gezondheid. Het zou echter kunnen dat mensen wél op die manier aan de slag gaan met het materiaal dat zij hebben gekocht van Defensie en dat er giftige stoffen vrijkomen. Moet Defensie daarom niet veel proactiever de bezitters van voormalige militaire voertuigen voorlichten over mogelijke risico’s?

Mijn laatste vraag betreft de thuisfrontcheck. Bij de begrotingsbehandeling heeft mijn fractie zo’n check voorgesteld. Er is een motie op dat punt ingediend en aangenomen. De Minister heeft gezegd dat zij gaat bekijken welke gevolgen de toegenomen uitzenddruk heeft voor het thuisfront. Ik ben benieuwd naar de uitvoering van deze motie. Hoe wordt die ter hand genomen?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.