Inbreng schriftelijk overleg Ontwerp Nationaal Waterplan 2016 - 2021 - Main contents
Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu ten behoeve van het Ontwerp Nationaal Waterplan 2016-2021
Onderwerp: Ontwerp Nationaal Waterplan 2016-2021
Kamerstuk: 31 710
Datum: 23 april 2015
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het tweede Nationale Waterplan. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
Kaderrichtlijn Water
De Europese Commissie heeft op 9 maart jl. een mededeling over de implementatie van de KRW gepubliceerd. Hieruit blijkt slechts 53% van de Europese wateren een goede kwaliteit heeft in plaats van 100% en dat Nederland nog forse stappen moet zetten om de doelen te halen. In het ontwerp voor het tweede Nationale Waterplan wordt erkend dat er ondanks de behaalde resultaten nog een aanzienlijke opgave is onder andere ten aanzien van geneesmiddelen. Welke concrete maatregelen gaat de Minister voor het terugdringen van geneesmiddelen in water opnemen in het NWP? Gaat de minister een te sluiten Ketenakkoord over geneesmiddelen met bijbehorende maatregelen opnemen in het NWP? Zijn er inmiddels afspraken gemaakt tussen apotheken en de VNG over een laagdrempelige inzameling van geneesmiddelen zodat deze niet in het restafval terecht komen? Wanneer worden de afspraken met waterschappen en drinkwaterbedrijven over maatregelen bij waterzuiveringsinstallaties gemaakt?
Zoetwatervoorraden
Beschikbaarheid van voldoende zoet water, ook in extreme omstandigheden, is voor de Nederlandse economie belangrijk. Betrokken overheden gaan samen met de gebruikers helderheid geven over de beschikbaarheid en (waar relevant) de kwaliteit van zoetwater in de vorm van voorzieningenniveaus. Genoemde leden vragen waarom deze voorzieningenniveaus voor alle gebieden pas in 2021 zijn vastgelegd. Is het niet mogelijk dit eerder te realiseren? Genoemde leden vragen dit omdat een aantal beleidsvoornemens ook gevolgen hebben voor de zoetwatervoorraad zoals het verzilten van het Volkerak-Zoommeer, het Kierbesluit en het verdiepen van de Nieuwe Waterweg. Is de minister bereid voor de regio’s die te maken krijgen met deze maatregelen de voorzieningenniveaus versneld vast te stellen zodat er helderheid is voor alle belanghebbenden? Vindt de minister dat de ‘zoetwatertoets’ bij grotere ingrepen in het NWP moet worden geborgd?
De drinkwatersector maakt zich zorgen over de cumulatieve effecten van maatregelen die verzilting verergeren en gevolgen hebben voor deze innamepunten voor de drinkwatervoorziening. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering deze zorgen deelt of kan wegnemen. Is de Minister bereid genoemde cumulatieve effecten en de gevolgen voor de innamepunten voor de drinkwatervoorziening te onderzoeken?
Ruimte voor water en voor landbouw
Het kabinet kondigt voor 2015 een evaluatie van de beleidslijn Grote Rivieren aan. De beleidslijn heeft vergaande gevolgen voor het agrarisch gebruik van de uiterwaarden. Kan de minister instrumenten ontwikkelen, waarmee bij grote projecten inhoud wordt gegeven aan zuinig ruimtegebruik met versterking van het vestigingsklimaat waarbij niet alleen naar beperkingen wordt gekeken maar ook naar kansen voor medegebruik zoals het terpenplan Overdiepse Polder?
Deltaplan Agrarisch Water
Met het Deltaplan Agrarisch Water, wordt in samenwerking met de sector gebiedsgericht gewerkt om waterkwaliteit en kwantiteit te verbeteren. Welke resultaten verwacht de minister van het Deltaplan?
Bodemdaling
In dit nieuwe NWP komt de relatie tussen bodemdaling en waterhuishouding niet aan de orde. Genoemde leden vragen dit te onderbouwen omdat het NWP ook stelt dat de te nemen maatregelen voor waterveiligheid onder meer afhankelijk zijn van de nieuwe normen, klimaatverandering en bodemdaling en dat dit een integrale aanpak vraagt. In sommige gebieden bedraagt de bodemdaling 2 tot 3 centimeter per jaar en zorgt nu al voor forse wateroverlast bij zware regenval. Genoemde leden onderschrijven dat dit in de eerste plaats regionaal maatwerk vraagt maar zij missen een visie op de langere termijn die verder kijkt dan 2021. Is de minister bereid gehoor te geven aan de oproep van de decentrale overheden die in het Platform Slappe Bodem samenwerken dat het Rijk gaat bijdragen aan een gezamenlijk onderzoeks- en innovatieprogramma om de gevolgen van bodemdaling op lange termijn op te kunnen vangen. Genoemde leden zijn blij dat het Rijk wel bereid is in de aanloop naar de Nationale Omgevingsvisie een gezamenlijk proces van co-creatie te starten met andere overheden en stakeholders, om te bezien welke nieuwe beleidsuitdagingen er zijn en dat daarbij ook bodemdaling aan de orde kan komen.
Noordzee
Het kabinet geeft binnen de Europese kaders (Kaderrichtlijn Water, Kaderrichtlijn Mariene Strategie, Vogel- en Habitatrichtlijn en Verdrag van Malta) prioriteit aan activiteiten die van nationaal belang zijn voor Nederland. Genoemde leden constateren dat het kabinet hierbij als eerste prioriteiten de olie- en gaswinning noemt en zelfs stelt dat het doel is om zoveel mogelijk aardgas en aardolie te winnen om zo het potentieel van de voorraden te benutten. Genoemde leden vragen hoe deze prioriteit past binnen de duurzame ambities van het kabinet. Genoemde leden erkennen dat olie- en gaswinning de komende jaren nog nodig zal zijn maar vragen deze winning te plaatsen binnen de duurzame doelen van het kabinet en hierbij ook rekening te houden met de belangen van toekomstige generaties.
Als tweede doel wordt CO2-opslag in lege olie- en gasvelden of in ondergrondse waterhoudende bodemlagen genoemd. Genoemde leden vinden het van belang dat er zoveel mogelijk wordt geïnvesteerd in echte duurzame energievoorziening en vrezen dat nadruk op CO2 opslag door de benodigde investeringen hiervoor de realisatie van deze echt duurzame energievoorziening eerder zal uitstellen dan versnellen. Deze leden constateren dat CCS geen bijdrage levert aan de definitieve oplossing voor het vraagstuk van energie en klimaat en een dure techniek is die veel energie kost. CCS moet daarom volgens deze uitsluitend ingezet worden als er geen betere (en goedkopere) methoden zijn om tijdig de reductiedoelstellingen voor CO2 te halen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering de mening deelt dat winning van fossiele brandstoffen, zoals olie- en gaswinning, de uitrol van windenergie op zee niet in de weg mag zitten. Zij vragen of er locaties zijn die nu in gebruik zijn of gereserveerd zijn voor olie- en gaswinning die ook geschikt zijn voor windenergie.
Deze leden vragen verder of de regering bereid is het principe «voorrang voor duurzaam» te hanteren bij het ruimtegebruik op zee in het Nationaal Waterplan en hiervoor de prioriteiten op blz. 43 van het Nationaal Waterplan aan te passen.
Genoemde leden vinden het van belang dat bij het ontwikkelen van de kavelbesluiten voor windenergie op zee in een vroeg stadium wordt overlegd met de belanghebbenden over medegebruik van de Noordzee om de schade te minimaliseren of het medegebruik te verbeteren zoals ook verwoord in de motie Dik-Faber (34058-29). Deze leden vragen hoe de regering deze motie gaat uitvoeren.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.