Spreektekst notaoverleg Mensenrechtenrapportage

Source: J.H. (Han) ten Broeke i, published on Monday, June 15 2015.

Spreekpunten Han ten Broeke bij het notaoverleg over de Mensenrechtenrapportage 2014.

ALLEEN HET GESPROKEN WOORD GELDT

Meer informatie over deze nota

Voorzitter,

Vandaag is het precies 800 jaar geleden dat de Magna Charta, eigenlijk de eerste codificering van mensenrechten, de eerste mensenrechtennota, is ondertekend. Een mooi moment om het mensenrechtenbeleid van de Nederlandse regering te bespreken.

Afgelopen dinsdagavond bezocht ik een theatervoorstelling in Theater Frascati te Amsterdam, waarin het Srebrenica-debat van 1993 werd nagespeeld door onze vroegere collega-woordvoerders. ‘We moeten iets doen’, was het devies van velen die Nederlandse deelname aan de VN-missie in Bosnië bepleitten. Dat gold voor politiek, pers en samenleving. En niet geheel verrassend was dat ook de titel van de voorstelling: ‘We moe(s)ten iets doen’.

Historicus Hans Blom stelde terecht dat in het debat van toen, en eigenlijk nog steeds, sprake was van een botsing tussen twee wereldbeelden; twee radicaal verschillende politieke logica’s. Het gaat, om met de Duitse socioloog Max Weber te spreken, over een Gesinnungsethik en een Verantwortungsethik. In de eerste gaat het niet zozeer om hoe de werkelijkheid is, maar vooral om hoe zij zou moeten zijn. Het gaat om het afleggen van getuigenis van de eigen opvattingen en het vasthouden aan onvervreemdbare principes. Altijd en overal.

De andere logica is die van de Verantwortungsethik, waarin het gaat om het op pragmatische wijze nastreven van het haalbare via het sluiten van compromissen met politieke tegenstanders. Manoeuvreren in de wereld zoals die werkelijk is.

Dat verschil in benadering is nog altijd actueel in de buitenlandpolitiek van Nederland, en dus ook goed zichtbaar in de inbrengen van de verschillende leden van deze commissie.

Afgelopen dinsdag was ook Jan Marijnissen aanwezig. Marijnissen, zelf vanaf 1994 lid van de Tweede Kamer, toonde zich de realpoliticus in de nabeschouwing van dat debat in Frascati, toen hij zijn verbazing uitsprak over hoe we in binnenland steeds meer afstand hebben genomen van ‘maakbaarheidsdenken’, maar hoe het in onze buitenlandpolitiek nog altijd de norm is. De SP-partijvoorzitter haalde me de woorden uit de mond.

Nederlandse buitenlandse politiek heeft de neiging zich te laten leiden door deze symptomen: door Gesinnungsethik, door maakbaarheidsdenken. En daar krijgt mijn fractie kriebels van. Niet omdat we vies zijn van idealisme, maar omdat wie telkens weer vasthoudt aan goede bedoelingen, zichzelf maar al te gemakkelijk ontslaat van de verplichting om te kijken naar wat haalbaar, toetsbaar en dus effectief is...naar wat werkt. Niet de uitroep ‘we moeten iets doen’ maar ‘wat kunnen we bereiken?’ moet mijns inziens maatgevend zijn. En tegen die achtergrond schreef mijn fractievoorzitter eerder dit jaar een essay over het buitenlands beleid volgens de VVD; over realpolitik. Over de wereld zoals die is en niet over de wereld zoals die zou moeten zijn.

Eén van de belangrijkste vragen in buitenlandpolitiek is hoe we de relaties met andere landen vormgeven. Hoe geven we de betrekkingen met onze vrienden, met onze bondgenoten vorm? En hoe geven we de betrekkingen met onze vijanden vorm? Eigenlijk zijn dat geen moeilijke vragen. Van links tot rechts zijn we het hier in grote lijnen met elkaar eens over hoe we onze belangrijkste bilaterale vriendschappen moeten consolideren, en hoe we om moeten gaan met onze belangrijkste vijanden; hoe we in de NAVO of in de EU moeten opereren. De verschillen ontstaan pas wanneer we de discussie aangaan over de omgang met een wat moeilijkere categorie. Zijlstra noemde dat: "de ongemakkelijke vrienden".

Laten we de wereld voor het gemak indelen in een paar categorieën: we hebben vrienden, we hebben vijanden of tegenstanders en we hebben ongemakkelijke vrienden. Met vrienden, en die hebben we in alle soorten en maten, bestaan er gemeenschappelijke belangen. Met onze vijanden en tegenstanders hebben we die niet of nauwelijks. Tegenstanders bedrijven een buitenlandse politiek die dwars ingaat tegen onze belangen; ze zijn uit op een wereld die ver staat van de onze en projecteren hun macht en invloed ten koste van die van ons en van een vrije, democratische en marktgeoriënteerde samenleving Sterker nog: zij zijn uit op een wereld die ten koste kan gaan van onze belangen van welvaart, vrijheid en veiligheid.

Maar nu de "ongemakkelijke vrienden". Met verschillende landen hebben we veel gemeenschappelijke strategische belangen. We hebben bijvoorbeeld een stevige handelsrelatie, of werken samen in de strijd tegen internationaal terrorisme. Maar in het binnenland hebben ze hun mensenrechten zelden of nooit op orde, bijvoorbeeld omdat de bestrijding van armoede hoger op de agenda staat -China - of omdat de bevolking nog conservatiever is dan het regime zelf en dus helemaal niet zit te wachten op onze liberale kijk op bijvoorbeeld LHBT’s of de vrijheid van vereniging. Het is een land als Saoedi-Arabië, maar dat zit helaas niet vol met Raif Badawi’s en wel met fundamentalistische wahabi’s.

Het is een land als China, waar een demonstratie tegen regeringsbeleid ondenkbaar is; een land als Egypte, waar lidmaatschap van de Moslim Broederschap je een celstraf of zelfs de doodstraf kan opleveren; of inderdaad, Saoedi-Arabië, waar bloggen kan leiden tot de Middeleeuwse zweep - of zelfs het zwaard.

Illustratief was het overlijden van de Saoedische koning Abdoellah, in januari dit jaar. Politici en journalisten in landen als de Verenigde Staten en Israël, strategische bondgenoten van Saoedi-Arabië, prezen de relatieve hervormingsgezindheid van de Koning bij zijn overlijden. In Nederland werd gedebatteerd of onze Koning überhaupt mocht afreizen naar Saoedi-Arabië en het condoleancebericht dat de regering stuurde werd vergezeld van een tekst die rechtstreeks aan ons mensenrechtenbeleid is ontleend. Hoeveel landen zullen het hebben aangedurfd om in een condoleancebericht ook nog een vingertje te heffen? Nederland deed het, maar dat was voor de meeste partijen natuurlijk weer niet genoeg.

Het probleem met aanhangers van de Gesinnungsethik is dat ze vreselijk bang zijn om het belang van onze strategische partnerschappen met deze ongemakkelijke vrienden te benoemen. Nee, vooral geen radar-technologie naar Egypte. Dat je daar geen demonstranten op het Tahrir-plein maar wel terroristen in de Sinai mee kunt bestrijden doet er dan niet meer toe. Nee, geen tanks aan Indonesië, ook al kunnen ze niet eens aan land in Nieuw-Guinea. Nee, geen wapens aan de Koerden, stuur maar een gender-specialist.

Ze zijn doodsbang om vuile handen te maken. Ze behouden het liefst een brandschoon geweten en een onbevlekte ziel, De VVD is niet bang om vuile handen te maken. Niet bang om te wijzen op het belang van samenwerking in de zoektocht naar stabiliteit, ook als het land in kwestie niet dezelfde liberale meetlat hanteert als Zweden. Want soms zijn die landen wel uit op het verdedigen van geopolitieke belangen die wij met ze delen: stabiliteit, veiligheid, welvaart. En, voorzitter, dan zegt de VVD: pas op de samenwerking met dit soort regimes niet uit de beste bedoelingen om zeep te helpen. Maar ons realisme is niet nihilistisch. Niemand hoeft ons uit te leggen dat stabiliteit in the long run nooit ten koste van de vrijheid kan worden gehouden. De Arabische Lente mag dan overal in autocratie, opstand en bloed zijn gesmoord, de geest van de vrijheid is uit de fles en die moet juist daar rijpen!

Laat ik hier nog eens heel helder een grote misvatting uit de wereld helpen: ja, een regime dat het niet zo nauw neemt met de mensenrechten moet daar op worden aangesproken. Maar wie effectief mensenrechtenbeleid wil voeren, bespreekt mensenrechten binnen de relaties met andere landen, en laat de relaties met die landen niet bepalen door de mensenrechten. Je bouwt een partnerschap op, om vervolgens het gesprek aan te gaan over homorechten, over de vrijheid van vereniging, over de vrijheid van meningsuiting. Wie daarentegen eerst handelsrelaties ontmoedigt, om vervolgens te denken dat we een goed gesprek kunnen voeren over homorechten is ongelooflijk naïef.

Moeten we dat gesprek over de mensenrechten met al die ongemakkelijke vrienden willen voeren? Wat de VVD betreft wel. En ja, dan vindt de VVD het ook prima als minister Koenders met een dictator of autoritaire leider gaat praten. Met een Raúl Castro - in Cuba, met een Nicólas Maduro - in Venezuela, of met een verlichte, maar ongekozen, geest als Mahmoud Abbas - in de Palestijnse gebieden.

Voorzitter,

De afgelopen jaren heeft de VVD gepleit voor meer focus in Nederlands mensenrechtenbeleid: meer geld voor minder landen. En dat blijven we doen. Nu hebben we afgelopen vrijdag de IOB-evaluatie over mensenrechtenbeleid tussen 2008 en 2013 ontvangen.

Wat ik van een beleidsdoorlichting verwacht is een onderbouwing of de minister effectief dit beleid heeft gestimuleerd, geregisseerd en gefinancierd.

Dat betekent dat ik wil zien of de minister de doelstellingen van het beleid heeft gehaald, maar in het IOB-rapport ontbreekt een kwantitatieve onderbouwing:

  • • 
    Hoe weet ik welke acties er met belastinggeld zijn ondernomen voor de bescherming van gelijke rechten voor vrouwen in Marokko; dit kun je toch meten?
  • • 
    Hoeveel mensenrechtenverdedigers zijn er eigenlijk effectief beschermd door Nederland, dit kun je toch meten?
  • • 
    Hoeveel voorlichtingsbijeenkomsten waren er over LGBT’s in Nigeria?
  • • 
    Wat was het aantal gesprekken met overheidsfunctionarissen waar de mensenrechtensituatie actief onder de aandacht gebracht is?

En als je dat hebt gemeten, dan wil ik vervolgens weten wat de resultaten van het beleid zijn.

  • • 
    Hoeveel VN-resoluties zijn aangenomen om de internationale rechtsorde op dit vlak te verbeteren, was dat meer dan de jaren daarvoor en wat waren de kwaliteit en het effect daarvan?

En pas dan kan ik wegen of de Nederlandse belastingbetaler ook waar voor zijn geld krijgt. Want voorzitter, zo doen we dat met de hele Rijksbegroting: doelstellingen - beleid - geld - effect. Behalve bij dit artikel uit de Rijksbegroting, hier worden zelfs niet de meest basale normen van controle en verantwoording nageleefd.

Voorzitter,

Het IOB-rapport moet een beleidsdoorlichting zijn van 324 miljoen euro die in zes jaar naar 1274 projecten is gegaan. Uit het rapport kan ik niet eens opmaken om welke projecten dit gaat, en wat deze hebben gekost. Laat staan dat ik kan vinden wat de doelstelling van al deze projecten is en of deze doelen zijn behaald. Voorzitter, dit is geen beleidsdoorlichting, dit is een opiniestuk. Een opiniestuk dat wederom impliceert dat we meer middelen moeten steken in mensenrechtenbeleid, zonder dat duidelijk is wat het doel is. Als ik dit zo lees hebben we die ook niet. Dit is geen beleid met een doel. Dit is beleid van de goede bedoelingen.

Graag zou ik de Algemene Rekenkamer hier eens naar laten kijken. Misschien kunnen zij aangeven of je op basis van deze methode tot de conclusies kunt komen dat Nederland zuinig en zinnig heeft bijgedragen aan de promotie en bescherming van mensenrechten. Daarom ben ik voornemens om in overleg met onze Commissie voor de Rijksuitgaven een verzoek tot onderzoek in te dienen bij de Algemene Rekenkamer om een onafhankelijk oordeel te vragen over de conclusies van dit onderzoek.

Voorzitter,

Dan over de receptorbenadering, die wordt tenminste duidelijk geëvalueerd. Hoewel ook deze, weliswaar tussentijdse, evaluatie niet voldoet aan de criteria van de Comptabiliteitswet, is er tenminste nog iets terug te vinden van de trits: doelen - beleid - geld - effect.

In de Mensenrechtenrapportage schrijft de minister dat de tussentijdse evaluatie van de pilot receptorbenadering “bevestigt dat het nuttig is om ter implementatie van de universele mensenrechten aansluiting te zoeken bij sociale/culturele omstandigheden in een land en daarvoor geschikte partners te zoeken”. Ook schrijft de minister dat het netwerk voor een academische uitwisseling met China goed lijkt te functioneren. De VVD is verrast deze positieve geluiden te vernemen. Uw ambtsvoorganger heeft deze receptorbenadering al drie keer afgeserveerd.

De VVD vraagt zich wel of het zinvol is om de jaarlijkse discussies met Chinese partners over mensenrechten, waarvoor de financiering aan het einde van dit jaar afloopt, nu te beëindigen. Dit lijkt nou net wél een effectief instrument om mensenrechten in China te bespreken. Is de Minister bereid om te kijken of de jaarlijkse discussies met de Chinese wetenschappers kunnen worden voortgezet en de Cross-cultural Human Rights Centre, die zojuist is opgezet, met zijn werkzaamheden kan beginnen zolang het onderzoek naar de receptorbenadering loopt?

En grappig is: waar het IOB constateert dat de mensenrechtendialoog tussen de EU en China niet zo effectief is, wordt de receptorbenadering wel geprezen. Deze projecten worden zelfs als buitengewoon zinvol gekwalificeerd. Maar minder grappig: de financiering hiervan wordt, nog halverwege het project, alweer beëindigd. Misschien kan de minister hier wat over zeggen.

Een steen des aanstoots is voor de VVD altijd de Nederlandse financiële bijdrage aan de afschaffing van de doodstraf in de VS geweest. Drie weken geleden werd bekend dat ook de Amerikaanse staat Nebraska de doodstraf afschaft. Heeft Nederland daaraan bijgedragen met het financieel steunen van Amerikaanse projecten om de doodstraf af te schaffen? In de VS, het land met de grootste advocatendichtheid ter wereld? Nee, voorzitter. Ik durf hier te beweren dat het geld uit ons Mensenrechtenfonds daar geen bal aan heeft bijgedragen. Dit konden de Amerikaanse mensenrechtenorganisaties prima zonder onze steun, zonder ons belastinggeld. Dit was een inspanning van Amerikaanse advocaten, mensenrechtenorganisaties en het waren de steun van conservatieve organisaties als de katholieke kerk in Nebraska en de problemen rondom de aanschaf van de executiedrug die een beslissende meerderheid voor afschaffing tot stand deden komen. Hier had geen Nederlands geld naartoe gehoeven. Hier had geen Nederlands geld naartoe gemoeten. Hier had geen Nederlands geld naartoe gemogen. Het is dit dominante maakbaarheidsdenken - dat terugkomt in onze financiering van vrouwenprojecten in oorlogsgebied Syrië, de verduurzaming van de ananasteelt in Costa Rica, de anti-doodstraflobby in de VS, of 10.000 euro voor de vrijheid van godsdienst in Zuid-Korea - dit dominante maakbaarheidsdenken waar Nederlands mensenrechtenbeleid soms mee doorspekt is en waar mijn fractie de minister wederom op wil wijzen.

En voorzitter, denk niet dat dit nieuw is. Ook in Afghanistan deed Nederland direct of indirect mee aan idiote projecten:

  • • 
    Mime-lessen voor dove Afghanen;
  • • 
    Theaterlessen voor mislukte zelfmoordterroristen;
  • • 
    Modeshows voor arme meisjes uit Kabul;
  • • 
    Roze vredesballonnen;
  • • 
    Of massages voor vrouwen in Herat die slachtoffer van zuuraanvallen om eerwraak waren geworden. Maakbaarheidsdenken aan het werk.

Tegen deze achtergrond zal de VVD, tot ongenoegen van velen in deze zaal, blijven pleiten voor minder landen, meer focus en voorts meer concrete, zichtbare en verifieerbare resultaten.

Dan wil ik nog even ingaan op de VN-Mensenrechtenraad, waar we sinds kort deel van uitmaken - samen met Oeganda; met Bahrein; met China; met Pakistan; met Saoedi-Arabië; met Cuba. En natuurlijk de verschrikkelijke Verenigde Staten. Maar gelukkig geven we daar geld uit. Hoe bevalt het? 20 resoluties tegen Israël, drie tegen Israël? Hoe gaat het? Ik moet zeggen, dat is zelfs voor de VVD een tikkeltje teveel realpolitik. Dat zijn wel heel veel dictators die letterlijk bij ons aan tafel aanschuiven.

Voorzitter, uw voorganger was van mening dat we de Mensenrechtenraad beter van binnenuit konden hervormen dan van buitenaf konden bekritiseren. Ik heb mij toen laten overtuigen, Nu maken wij deel uit van die Raad, en wel tot en met 2017. Wat gaat de minister doen om de VN-Mensenrechtenraad van binnenuit te veranderen?

Voorzitter,

Als de Gesinnungsethik dominant is terwijl tegelijkertijd met de Verantwortungsethik wordt geschermd, dan kan dat leiden tot hybride, vorm van mensenrechtenbeleid. De VVD wil op zoek naar iets moois. Voor ons is mensenrechtenbeleid wel degelijk een hoeksteen van ons buitenlandbeleid. Ik deel het ideaal van een wereld waarin iedereen de fundamentele mensenrechten kan genieten, en waarbij mensenrechten geen luxeartikel worden dat alleen in onze schappen staat. Daar staat ook de VVD voor, anders zouden we geen liberale partij zijn. Maar het gaat er niet om ergens voor te staan, maar om hoe je invulling geeft aan je principes. Mijn centrale vraag is hoe mensenrechten het meest effectief door Nederland kunnen worden bevorderd. En dan hoeven we geen onbevlekte ziel te hebben, als dat betekent dat we op lange termijn tot een zo volledig mogelijke vrijheid voor zoveel mogelijk mensen kunnen komen.

Mensenrechtenbeleid is geen beleid om ons beter over onszelf te kunnen voelen. Mensenrechtenbeleid is er om waar mogelijk de rechtspositie van mensen te verbeteren, en het liefst op de effectiefste manier. Daarvoor zijn focus, keuzes en heldere en meetbare doelstellingen nodig. En ja, soms moeten we ook vuile handen maken, in het belang van de bevordering van diezelfde mensenrechten.

Noem het pragmatisch, noem het Verantwortungsethik.

Maar als het aan de VVD ligt staat ons mensenrechtenbeleid in het teken van de mensenrechten. En niet van de getuigenis.