Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Passend Onderwijs - Main contents
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderwerp: Passend onderwijs
Kamerstuk: 31 497
Datum: 11 december 2014
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat we na een halfjaar weer over passend onderwijs spreken. We hebben van de Staatssecretaris een aantal rapportages ontvangen en zijn inmiddels van start gegaan. De invoering van het passend onderwijs kende twee doelstellingen: de thuiszitters perspectief bieden en het bevorderen van de doorstroom van het speciaal naar het regulier onderwijs. Heeft de Staatssecretaris harde cijfers over de doorstroom? Ik heb geprobeerd deze te achterhalen. Ik lees in de rapportages dat twee derde van de samenwerkingsverbanden toelaatbaarheidsverklaringen heeft afgegeven voor het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Wat betekent dit voor het percentage van het aantal leerlingen dat is doorgestroomd van het speciaal naar het regulier onderwijs? Ik ben daar benieuwd naar. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris op het bericht van de NOS over de inventarisatie. Het blijkt dat na 1 augustus negentien kinderen nog niet zijn toegelaten tot het regulier onderwijs of van school zijn verwijderd. Eerder was er sprake van vijftig kinderen. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Wat is zijn reactie op de zorgen van de ouderverenigingen?
Tijdens werkbezoeken die ik afleg bij het veld, hoor ik over de toegenomen bureaucratie. Het was juist de bedoeling om deze te verminderen. Ik krijg vooral van het bovenregionaal onderwijs een groeiend aantal klachten over het aantal formulieren en het protocol, terwijl die aantallen zouden moeten afnemen. Dat is toch niet de bedoeling? Daarnaast signaleer ik dat er een nadeel ontstaat, omdat de Jeugdwet pas per 1 januari 2015 ingaat en het passend onderwijs eerder is ingegaan. Dat betekent dat de financiering van het speciaal onderwijs onduidelijk is, omdat die pas per 1 januari via de samenwerkingsverbanden bij de scholen terechtkomt. Er is daarom grote onzekerheid over de budgetten voor het speciaal onderwijs. De schoolbesturen van de bovenregionale onderwijsinstellingen hebben daarnaast te maken met verschillende gemeenten, toelatingscriteria, budgetten en rapportages. Dit geeft extra bureaucratie. De mytylschool in Utrecht heeft te maken met 28 samenwerkingsverbanden en nog veel meer gemeenten. Bij één samenwerkingsverband kan het gaan om tien verschillende gemeenten.
Ik krijg signalen dat de inspectie controleert op uitstroom van leerlingen uit het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs. Klopt dat? Krijgt het speciaal onderwijs een minnetje van de inspectie als de instelling achterblijft? Daar kunnen wij het speciaal onderwijs toch niet op afrekenen?
Ik zoom in op ernstig meervoudig beperkte leerlingen. De mytylschool heeft een gat in de begroting van 145.000 euro voor dit jaar, omdat men voor twintig leerlingen met een ernstige meervoudige beperking financiering tekortkomt. Landelijk gaat het over 7.000 leerlingen, een goed afgebakende groep. Wij hebben hierover bij de begrotingsbehandeling gesproken. Ik ben blij met de opening die de PvdA biedt om te bekijken of er een vereenvoudiging van de financiering kan komen. Dit is in lijn met de motie-Elias om bij de indicatiestelling voor de hele schoolloopbaan duidelijkheid te krijgen over de financiering. Wij moeten voorkomen dat deze bekostiging een speelbal wordt van de gemeenten of de samenwerkingsverbanden. De gemeenten kunnen overgaan naar een medisch kinderdagverblijf, maar daar zijn geen ontwikkelingsmogelijkheden. De informatievoorziening en het aanspreekpunt zijn door anderen genoemd. Er zou sprake zijn van een beperking van de keuzevrijheid voor een school, omdat wat betreft het leerlingenvervoer gekozen moet worden voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Het criterium is «het best passende aanbod voor leerlingen» en dat mag geen inperking van het leerlingenvervoer inhouden. Graag ontvang ik hierop een reactie van de Staatssecretaris.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.