Antwoorden op vragen over de gezette stappen een jaar na de moord op Salwa Bugaighis

Source: J.H. (Han) ten Broeke i, published on Thursday, July 23 2015.

Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op de vragen van de leden Servaes en Maij (beiden PvdA), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Sjoerdsma en Hachchi (beiden D66), Voordewind (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) over de gezette stappen een jaar na de moord op de Libische mensenrechtenactiviste Salwa Bugaighis (ingediend 1 juli 2015).

Vraag 1

Bent u net als uw voorganger van mening dat de moordenaars van Salwa Bugaighis niet ongestraft mogen blijven? Zo ja, welke stappen zijn gezet en welke resultaten zijn geboekt na de toezegging van uw voorganger op 10 juli 2014 om zowel in bilaterale contacten als in EU-verband bij de Libische autoriteiten en de Libische ambassade in Den Haag aan te dringen op ‘een gedegen onderzoek’ naar de moord op Salwa Bugaighis?

Vraag 4

Bent u bereid om op dezelfde wijze als na de moord op Salwa Bugaighis ook aan te dringen bij de Libische autoriteiten op gedegen onderzoek naar de moord op voormalig parlementariër en activiste Fariha Al-Barqawi? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vragen 1 en 4

Het kabinet blijft van mening dat de moordenaars van de Libische mensenrechtenactiviste Salwa Bugaighis niet ongestraft mogen blijven en heeft in EU-kader aangedrongen op een gedegen onderzoek. De toenmalige Libische regering toonde zich oprecht zeer geschokt en was er op gebrand een onderzoek in te stellen, maar had destijds geen controle over de stad Benghazi. De snel daarop volgende politieke en militaire ontwikkelingen - leidend tot het noodgedwongen uitwijken van regering en parlement naar het oosten van het land en het daarop geheel ontbreken van een effectief centraal staatgezag -heeft er toe geleid dat het beoogde gedegen onderzoek niet van de grond is gekomen. Dit geldt evenzeer voor onderzoek naar aanleiding van de moord op Fariha Al-Barqawi.

Vraag 2

Wat zijn de conclusies van het door uw voorganger toegezegde onderzoek naar ‘verdere mogelijkheden om de veiligheid van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers [in Libië] te ondersteunen’ waarbij ‘ondersteuning van een hotline’ tot de onderzochte mogelijkheden zou behoren? Welke stappen zijn naar aanleiding van het onderzoek concreet gezet?

Antwoord

De mogelijkheid om een ‘hotline’ op te richten voor (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers is op lokaal niveau in EU-kader besproken in Tripoli, maar een dergelijke hotline is na de evacuatie van de EU-delegatie niet tot stand gekomen. De Nederlandse ambassade in Libië heeft de afgelopen jaren veel vrouwenorganisaties gesteund en daarmee een breed netwerk opgebouwd. Toen de situatie in juli 2014 ernstig verslechterde, heeft de ambassade zich ervoor ingezet om Libische vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in nood te helpen. Eén van hen is tijdelijk opgevangen in Nederland en aan een andere vrouwelijke mensenrechtenverdediger is een visum aangeboden. Ook vanuit verschillende Nederlandse en internationale NGO’s is er aandacht voor het lot van Libische vrouwelijke mensenrechtenverdedigers. Enkele van deze organisaties worden gefinancierd door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Er is regelmatig contact met partnerorganisaties over de situatie van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in Libië.

Vraag 3

Op welke wijze heeft Nederland gevolg gegeven aan de toezegging om ‘wanneer de mogelijkheid zich aandient’ als Nederland ‘de bescherming van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers (in Libië) verder aan de orde stellen’?

Antwoord

Nederland heeft zowel bilateraal, als in EU- en VN-kader, bescherming van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers in Libië aan de orde gesteld, alsmede gewezen op de noodzaak van ‘accountability’. Zo heeft Nederland tijdens de recente VN Mensenrechtenraad in maart jl. als ook tijdens de VN ‘Universal Periodic Review’ hiervoor aandacht gevraagd. Daarnaast heeft de Nederlandse ambassade in Tripoli, tijdelijk opererend vanuit Tunis, via diverse publieke activiteiten aandacht gevraagd voor vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en accountability. Dit gebeurde o.m. op 10 december 2014 tijdens de Internationale Dag voor de Rechten van de Mens, op 8 maart 2015 tijdens de Internationale Dag voor de Rechten van de Vrouw en op 12 maart 2015 via een mede door de Nederlandse ambassade georganiseerde bijeenkomst met als thema Accountability and human rights in Libya. Daarnaast ondersteunt Nederland diverse projecten op het gebied van ‘women empowerment’/vrouwenrechten in Libië en zet Nederland zich in voor de versterking van de positie van de vrouw in de politieke en veiligheidsdialoog in Libië, op basis van VNVR-resolutie 1325.

Vraag 5

Bent u bereid, in het kader van uw toezegging de bescherming van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in Libië waar mogelijk aan de orde te stellen, om deze twee moorden en het tegengaan van straffeloosheid van mensenrechtenschendingen tegen vrouwelijke activisten en (ex-)politici in Libië aan te kaarten tijdens de viering bij de VN-Veiligheidsraad van het 15-jarig bestaan van resolutie 1325 in oktober 2015? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja.