Troonrede 1960 (volledige tekst) - Main contents
In de troonrede 1960 werd speciale aandacht besteed aan de samenwerking in Beneluxverband en aan de verandering in de loonpolitiek.
In de integrale tekst van de troonrede 1960 is door de redactie structuur aangebracht, zodat u snel tussen de onderdelen kunt navigeren.
Contents
Leden der Staten-Generaal,
De spanningen in de internationale verhoudingen zijn in het jongste verleden toegenomen. Niet alleen op politiek, maar ook op militair en economisch terrein, wordt in toenemende mate de kracht van de vrije wereld op de proef gesteld.
Het verzekeren van de vrede in de wereld, het handhaven van recht en orde, het scheppen van betere sociaal-economische verhoudingen, dit alles vraagt grote krachtsinspanning, ook van ons land. De huidige internationale situatie dient voor ons een aansporing te meer te zijn om mede te helpen de grote waarden van de vrije wereld te behouden.
De Regering ziet in het onlangs tot stand gekomen Benelux-Unieverdrag een hechte grondslag voor de verdere ontwikkeling van de samenwerking met België en Luxemburg tot heil van de drie landen. Het Belgische volk zal, daarvan zijn wij allen overtuigd, zijn huidige moeilijkheden dank zij zijn innerlijke kracht spoedig weten te overwinnen.
De Regering zal van harte medewerken aan een verdere en versnelde uitvoering van het verdrag inzake de Europese Economische Gemeenschap. Zij wil echter geen misverstand laten bestaan over haar opvatting, dat bij de Europese integratie een reële gemeenschappelijke landbouwpolitiek tot stand zal moeten komen en dat tijdig een wezenlijke verruiming van de mogelijkheden voor onze agrarische export moet worden bereikt.
Voorts zal zij bij de komende onderhandelingen over de Europese vervoerpolitiek in de Europese Economische Gemeenschap in het bijzonder letten op de grote belangen die ons land heeft bij het verlenen van internationale vervoerdiensten.
De Regering zal volledige steun verlenen aan voorstellen, die de eenheid van geheel vrij Europa, ook in politiek opzicht, bevorderen. Mede hierom acht zij de onderhandelingen over de hervorming van de Organisatie van Europese Economische Samenwerking tot een nieuw lichaam met een volledig deelgenootschap van de Verenigde Staten en Canada, van belang.
Het stelsel der collectieve veiligheid van de Atlantische landen blijft voor de bescherming van de essentiële waarden van de Westerse wereld een onmisbare waarborg. Alleen als allen bereid zijn in gemeenschappelijk overleg de noodzakelijke maatregelen te nemen, is de doeltreffendheid van de militaire en politieke samenwerking verzekerd. Voor ons aandeel in de defensie zullen grotere financiële bijdragen dan voorheen worden gevraagd.
De versnelde ontwikkeling naar staatkundige onafhankelijkheid geeft, vooral waar de tegenstelling tussen Oost en West zo scherp is, aan het vraagstuk van de economisch en sociaal achtergebleven gebieden een bijzonder dringend karakter. Op dit gebied hebben de Westerse landen, en heeft dus ook Nederland, een belangrijke taak. Deze dient bij voorkeur in zo breed mogelijk internationaal verband volbracht te worden.
De internationale verhoudingen mogen zorgelijk zijn, de ontwikkeling in het Koninkrijk en binnen onze landsgrenzen stemt in menig opzicht tot dankbaarheid.
De hartelijke betrekkingen tussen de landen van het Koninkrijk zijn bestendigd. In het bijzonder kwam dit tot uiting bij de viering van het eerste lustrum van het Statuut en bij de bezoeken, die delegaties van Suriname en de Nederlandse Antillen - mede op Uw uitnodiging - dit jaar aan Nederland hebben gebracht. De aard van deze betrekkingen brengt mede, dat steeds bereidheid bestaat tot overleg over het Statuut.
De verdere economische ontwikkeling van Suriname en de Nederlandse Antillen stelt aan deze landen hoge eisen. De Nederlandse Regering heeft reeds bereidheid getoond aan die ontwikkeling wederom bij te dragen. Gij zult in dit zittingsjaar de gelegenheid hebben U uit te spreken over desbetreffende ontwerpen van wet.
Nederlands-Nieuw-Guinea zal het komende jaar een belangrijke nieuwe fase in zijn ontwikkeling naar zelfbeschikking ingaan. Zodra immers de Nieuw-Guinea Raad, die in grote meerderheid uit vertegenwoordigers van de inheemse bevolking zal bestaan, tot stand zal zijn gekomen, zullen bestuur en wetgeving slechts met zijn medewerking mogelijk zijn. Deze medewerking geldt eveneens voor het overleg over de wijze waarop het zelfbeschikkingsrecht kan worden verwezenlijkt.
In de organen van de Verenigde Naties en in de Zuid-Pacific Commissie, evenals bij het samenwerken met Australië, zal de Regering de verwezenlijking van haar doelstellingen met betrekking tot Nederlands-Nieuw-Guinea krachtig blijven nastreven.
In de achter ons liggende periode heeft de economische toestand van ons land zich gunstig ontwikkeld. De produktie en de werkgelegenheid zijn in snel tempo toegenomen en bevinden zich thans op een hoger peil dan ooit tevoren; ook de betalingsbalans vertoont op dit ogenblik een bevredigend beeld.
De gestegen welvaart is ten goede gekomen aan brede lagen van ons volk; bij een nagenoeg gelijkblijvend prijspeil kon een aanzienlijke verbetering tot stand worden gebracht in de lonen, andere arbeidsvoorwaarden en sociale uitkeringen. Daarbij laten ook de investeringen - zo belangrijk voor de toekomstige werkgelegenheid en welvaart - een verdere toeneming zien.
Dat deze ontwikkeling tot dusverre zonder noemenswaardige prijsstijgingen kon plaatsvinden is in het bijzonder te danken aan de medewerking die de Regering bij het loon- en prijsbeleid van werkgevers en werknemers heeft ondervonden.
In het economische leven treden intussen spanningen op. Het behoud van de bereikte welvaartsverbeteringen en het scheppen van de voorwaarden tot verdere groei zullen van overheid en bedrijfsleven dan ook grote waakzaamheid vragen. Mochten investeringen, verbruik en overheidsuitgaven de voor het economisch evenwicht gestelde grenzen overschrijden, dan zouden de bereikte resultaten worden aangetast.
Reeds eerder in dit jaar werden maatregelen getroffen tot vermindering der investeringsfaciliteiten. Daarvan wordt evenals van een voorgenomen beperking van de koop op afbetaling - in de komende periode een matigende invloed op de conjuncturele ontwikkeling verwacht.
Het gevoerde beleid van gedifferentieerde loonvorming heeft aan de verwachtingen beantwoord. Van de grondslagen van dit beleid zal de Regering dan ook niet afwijken. Daarbij blijft de mogelijkheid open voor ondernemingsgewijze activiteiten, die ten doel hebben de bezitsvorming te bevorderen door middel van winstdeling en gepremiëerde spaarregelingen.
De Sociaal-Economische Raad zal de vraag worden voorgelegd of het wenselijk is bij de loonvorming, naast de maatstaf van de produktiviteit, ook andere maatstaven in aanmerking te nemen. Aan die Raad zal voorts binnenkort worden voorgelegd een voorontwerp van wet op de loonvorming, regelende de bevoegdheden terzake van overheid en georganiseerd bedrijfsleven.
De Rijksbegroting voor 1961 weerspiegelt het streven van de Regering, de overheidsuitgaven achter te doen blijven bij de structurele toeneming van het nationale inkomen. Daarnaast kan worden verwacht, dat deze begroting, ook in conjunctureel opzicht bij zal dragen tot behoud van een evenwichtige economische ontwikkeling van ons land. Ook op fiscaal gebied blijft de Regering naar verbeteringen streven.
Dit moge blijken zowel uit het complex van de aanhangige wetsvoorstellen, die een vernieuwing van de structuur van de belastingen naar het inkomen, de winst en het vermogen inhouden als uit de heden U aan te bieden wetsontwerpen, die, naast het bestendigen van enige tijdelijke belastingverhogingen, in het bijzonder beogen een verlaging van de inkomstenbelasting en de loonbelasting. De Regering acht zulk een verlaging, die een verlichting van de zware belastingdruk voor brede lagen van de bevolking betekent, geboden. Zij is van plan deze op 1 juli 1961 te doen ingaan, tenzij een verdere verscherping van de conjunctuur uitstel noodzakelijk maakt. Voorts zullen voorstellen worden gedaan tot verruiming van het gemeentelijke belastinggebied.
De Regering is zich de moeilijkheden bewust van hen, die onder de nog heersende woningwood lijden. De woningbouw behoudt daarom hoge prioriteit. De wijze, waarop de nieuwe premie- en subsidieregeling voor de woningbouw is ontvangen, geeft de Regering aanleiding op de ingeslagen weg voort te gaan. Zij zal de subsidies in de eerste plaats ten goede doen komen aan de bouw van volkswoningen. Dat de bouw van woningen thans in toenemende mate zonder subsidie mogelijk blijkt, beschouwt zij als een aanwijzing, dat het gevoerde beleid het gewenste effect heeft.
Een ontwerp van wet op de subsidiëring van de kerkenbouw zal binnenkort worden ingediend. De toekomst van onze steeds toenemende bevolking stelt overheid en maatschappelijk leven nog voor tal van andere grote taken. Het scheppen van voldoende werkgelegenheid en de vorming en ontwikkeling van de jeugd blijven tot de kernpunten van het beleid van de Regering behoren.
Voor industrialisatie, voor structuurverbeteringen in de landbouw, voor verbetering van land- en waterwegen en havens en voor de bij deze ontwikkeling behorende culturele en maatschappelijke begeleiding zullen opnieuw aanzienlijke bedragen moeten worden bestemd.
Daarenboven zal de Regering voor een gelijkmatiger spreiding van werkgelegenheid en welvaart over ons gehele land, het regionale ontwikkelingsbeleid op economisch, technisch en maatschappelijk terrein in de komendejaren krachtig blijven bevorderen.
Voor de toekomst van onze samenleving is de vorming van de jeugd uit alle lagen van ons volk van beslissende betekenis. Alle sectoren van het maatschappelijk leven hebben behoefte aan goed opgeleide mensen die in staat zijn eigen verantwoordelijkheid te dragen en die eerbied hebben voor de persoon en het belang van de ander.
Het gehele beleid van de Regering blijft daarom gericht op een maatschappelijke en bestuurlijke orde die de mens in staat stelt zich zo goed mogelijk te ontplooien. In dit verband gaat de Regering voort met het treffen van maatregelen ter uitbreiding van verbetering van het onderwijs in al zijn geledingen; zeer bijzondere aandacht geeft zij daarbij aan het hoger onderwijs en aan de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek.
De Regering beseft, dat met dit alles gedurende een reeks van jaren grote bedragen zullen zijn gemoeid. Zij is van oordeel dat deze ten volle verantwoord zijn, niet alleen ter wille van de toekomst van ons volk als geheel, maar ook ter wille van het geluk van een ieder.
Moge God ons allen in onze arbeid wijsheid en kracht schenken en moge Gij, vertegenwoordigers des volks, in de komende zittingsperiode tot zegen van het Koninkrijk en - voorzover dat in ons vermogen ligt - tot zegen van de wereld, werkzaam zijn.
Met deze bede verklaar ik de gewone zitting der Staten-Generaal voor geopend.
20 september 1960