De menselijke maat in het MBO - Main contents
Studenten presteren beter wanneer ze het gevoel hebben dat ze door docenten gekend, gehoord en gemist worden. Bovendien weten ze dan beter bij wie ze terecht kunnen met vragen en klachten en voelen ze zich veiliger. Dat verkleint de kans dat ze voortijdig uitvallen. Ook voor docenten moet de schaal overzichtelijk zijn. Vandaag pleit ik dan ook in een brief aan de Tweede Kamer voor het stimuleren van de menselijke maat in het MBO en voor het omvormen van de grote MBO-instellingen in kleinschalige MBO-colleges.
Ook bedrijven in de regio hebben behoefte aan kleinere, herkenbare scholen. Die herkenbaarheid bevordert een constructieve samenwerking, die noodzakelijk is voor de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. Door kennisuitwisseling op vakinhoudelijk niveau zijn scholen ook sneller op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Daardoor zijn bedrijven vaker bereid te investeren in de school. Scholen moeten dus op zoek naar een goede balans tussen een menselijke maat en schaalvoordelen.
Op dit moment komt het vaak voor dat een MBO-instelling bijna alle denkbare opleidingen aanbiedt, van verpleegkunde tot elektrotechniek. Dat zorgt ervoor dat zo’n instelling de verantwoordelijkheid draagt om veel verschillende leerlingen op te leiden voor nog veel meer verschillende beroepen. Het resultaat: grote, onpersoonlijke instellingen waarin de menselijke maat soms ver te zoeken is. Ik stel daarom voor om grote MBO-instellingen in principe te verplichten zich om te vormen tot gemeenschappen van kleinschalig georganiseerde MBO-colleges.
Hoe een gemeenschap van MBO-colleges er exact uitziet, wordt onder meer bepaald door de behoeften van studenten, docenten en de regionale partners. Daarbij kunnen opleidingsaanbod, omvang, regionale spreiding en huisvesting variëren. Ze kunnen bijvoorbeeld georganiseerd worden op basis van bedrijfstak, zoals economie, zorg of techniek. Je zou dan een MBO-college krijgen met alleen economie- , zorg- of techniekopleidingen. Deze colleges moeten wat mij betreft en duidelijk herkenbaar en samenhangend opleidingsaanbod hebben, met oog voor de menselijke maat en goede aansluiting op de regionale arbeidsmarkt.
Samenwerkingscollege
Vanwege het dalende aantal MBO-studenten zie ik dat veel MBO-instellingen al veelvuldig samenwerking zoeken, maar bij het gezamenlijk verzorgen van opleidingen lopen zij aan tegen praktische problemen, zoals de registratie van studenten en mogelijke BTW-afdracht rond de inhuur van personeel en diensten. De introductie van een samenwerkingscollege kan ook een oplossing bieden voor deze problemen. Ze gaan dan gezamenlijk (clusters van) opleidingen aanbieden. De dagelijkse leiding van een samenwerkingscollege is in handen van een directeur, die verantwoording aflegt aan beide colleges van bestuur van de instellingen. De beide colleges zijn samen eindverantwoordelijk.
Om MBO-instellingen te stimuleren om hun onderwijs met oog voor de menselijke maat te organiseren pleit ik ervoor dat ze met ingang van 2017 in hun kwaliteitsplannen aangeven hoe zij kleinschalig en kwalitatief onderwijs gaan vormgeven.
Vakmanschap
Met deze plannen wil ik bijdragen aan onderwijs waar studenten zich door hun docenten gekend, gehoord en gemist voelen. Waar hun talenten worden gezien. Het gaat er mij om dat MBO-instellingen herkenbaarder worden in hun aanbod van opleidingen, zodat meer jongeren en ouders met overtuiging kiezen voor een beroepsopleiding. De menselijke maat moet de norm zijn in ons beroepsonderwijs. Ik vind het belangrijk dat als studenten of ouders een schoolgebouw binnenkomen ze bijna meteen voelen: hier draait het om vakmanschap in de zorg, techniek, of bijvoorbeeld creativiteit. Dat vraagt om beroepsonderwijs met een duidelijke signatuur. Waar studenten met logisch samenhangende opleidingen bij elkaar zitten, les krijgen in kleinere groepen, met een duidelijk onderwijsprofiel, en waar docenten iedereen bij naam kennen.
Veel MBO-scholen werken al met MBO-colleges of een vergelijkbaar onderwijsconcept. Kortom, kleinschalige schoolomgevingen waar studenten weten bij wie ze terecht kunnen met vragen of klachten. Waar docenten tevreden zijn over de korte lijnen en waar een krachtige dialoog over de onderwijskwaliteit met bestuurders en leidinggevenden vanzelfsprekend is. Die ontwikkeling wil ik verder stimuleren.