Column Gert-Jan Segers: 'Ik ben toch zo benieuwd ...' (ND) - Main contents
'
Ergens in mijn tienertijd drong pas echt tot me door wat ik daarvoor alleen nog maar verstandelijk wist: dat ik sterfelijk ben, dat ik onherroepelijk dood zal gaan. Het sloeg me compleet van m’n sokkel. Ik besefte dat de dood een leven lang op de loer ligt, er de tijd voor kan nemen, maar vroeger of later altijd sterker is dan het leven.
De onvermijdelijkheid van de dood heeft me vaak benauwd en het mysterie van wat daarna volgt me altijd geïntrigeerd.
Mijn neef Paultje was een bijna leeftijdgenoot en een beetje anders dan anderen. Dat wist je wel, maar daar maakten we verder geen woorden aan vuil. Hij was gewoon Paultje. Het was door hem dat, ergens in de jaren zeventig, de dood voor het eerst dicht bij me kwam. Na een buitenlandse vakantie met zijn gezin, rende Paultje opeens zomaar de straat over en werd hij aangereden. Hij heeft daarna een tijd in coma gelegen, met mijn verdrietige oom en tante aan zijn ziekenhuisbed. De lichamelijke situatie was zo hopeloos dat zijn ouders God baden of Hij Paultje wilde verlossen uit zijn lijden. Dat gebed werd op een wonderlijke manier verhoord. Paultje, die dagenlang in coma had gelegen, deed opeens zijn ogen open, keek omhoog, strekte zijn handen en gleed uit dit aardse leven.
laatste woorden
Er zijn meer stervende mensen die grote indruk op me hebben gemaakt. Zoals de vader van een vriendin. Hij lag, halfzijdig verlamd, in het ziekenhuis en werd verzorgd door zijn dochter, die in de jaren daarvoor haar geloof was kwijtgeraakt. Nadat hij op zijn sterfbed, met zijn ene nog functionerende hand omhoog, over zijn hoop op het ‘ruwhouten kruis’ had gezongen, vertelde hij zijn dochter dat de hemel al een stukje voor hem was opengegaan. Zijn dochter heeft haar ongeloof niet kunnen vasthouden.
Of die vriend bij wie de kanker steeds meer lucht uit zijn longen verdreef, waardoor hij steeds benauwder werd. Op de laatste zondag van zijn leven had hij nog een keer van het avondmaal geproefd en vroeg hij zich daarna fluisterend af ‘hoe het nu toch verder moest’. En toen zag hij boven zich wat voor de achterblijvers nog verborgen is. ‘O, dat is het…’, verzuchtte hij. Zijn laatste woorden.
Ik ben vaak vanuit de grachtengordel op mijn geloof bevraagd. En als ik aan de verschillende vragenstellers denk, durf ik hun het voorgaande nauwelijks te laten lezen. Ik weet dat ze het kinderachtige prietpraat vinden, wishful thinking van een bangerik die niet kan leven met het onvermijdelijke – de dood. En ik begrijp de scepsis maar al te goed. Nadat ik vol geloof bij het graf van mijn vader had gestaan, ontglipte dat geloof me een jaar later. Ik kon me weinig meer voorstellen bij een ziel en bij een onzichtbare, miraculeuze gang van het tijdige naar het eeuwige. Was dat bij Mars rechtsaf?
En toch ...
belofte
Het besef dat het leven gegeven is, dat ik verlost moet worden, zit te diep om weg te denken. God is te vaak en te indringend teruggeweest, om ooit nog zonder Hem verder te kunnen. De belofte van het evangelie is ook te hoopgevend en te mooi om af te slaan.
Ooit stond Jezus tegenover diepbedroefde familieleden van Lazarus. Nadat Hij een tijdje had meegehuild, beloofde Hij hun dat ‘wie in Hem gelooft zal leven, ook al is hij gestorven’. Omdat het bijna te gek was om te geloven, vroeg Hij voor de zekerheid: ‘Geloven jullie dat?’ Voor zover daar toen nog twijfel was, verdween die nadat Hij met krachtige stem Lazarus het graf uit had geroepen.
De stokoude oud-premier Piet de Jong vertelde dat hij bij het sterfbed van oud-minister Marga Klompé stond. Ze wist dat ze niet lang meer te leven had en zei tegen hem: ‘Ik ben toch zo benieuwd, Piet, zo benieuwd …’ Een soort reikhalzend verlangen naar het moment dat mysterie niet langer een mysterie zal zijn. Maar tot die tijd zal ik het met de belofte van Jezus moeten doen. En als je die gelooft, heb je daar niet alleen wat aan als de dood daar is, maar ook voor het leven vóór die tijd. Want als Jezus sterker is dan de dood, als een coma, een hersenbloeding en kanker inderdaad niet het laatste woord hebben, dan is er oneindig veel hoop voor ons. Dan kan God ook nu al op onze doodlopende wegen – ellende in Syrië, mensen op drift, onze vervreemding van elkaar – nieuwe hoop geven.
Ik ben toch zo benieuwd …