Antwoord op vragen over financiering van veroordeelde terroristen door de Palestijnse Autoriteiten

Source: J.H. (Han) ten Broeke i, published on Monday, March 7 2016.

Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV), Ten Broeke (VVD), Voordewind (ChristenUnie) over financiering van veroordeelde terroristen door de Palestijnse Autoriteiten (ingediend 26 januari 2016).

Vraag 1

Kent u het bericht “Palestinians using foreign aid to fund anti-Israel terror, Hotovely says”? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de beweringen van de Israëlische onderminister van Buitenlandse Zaken Hotovely dat de Palestijnse Autoriteiten maandelijks 400 tot 3.500 dollar overmaken naar veroordeelde Palestijnse terroristen en hun familieleden, en dat volgens de Wereldbank de 21,7 miljard dollar aan steungeld die de Palestijnse Autoriteit tussen 1993 en 2013 ontving, niet is gebruikt voor economische en sociale ontwikkeling in de Palestijnse gebieden, maar voor het bekostigen van infrastructuur en wapens die zijn gebruikt voor terroristische doeleinden? Deelt u de analyse dat de internationale gemeenschap op basis van deze gegevens haar donorbeleid zou moeten heroverwegen?

Antwoord

De uitspraken van onderminister Hotovely zijn geheel voor haar rekening. De Wereldbank heeft geen rapport gepubliceerd waarin het stelt dat de steun van de internationale gemeenschap gebruikt zou zijn voor terroristische doeleinden, in plaats van sociale en economische doelstellingen. Onderminister Hotovely trekt zelf deze conclusie, maar schrijft die niet toe aan de Wereldbank.

De Wereldbank heeft in 2011 al geoordeeld dat de Palestijnse instituties in staat zijn de functies van een staat uit te voeren. Volgens de Wereldbank is de grootste belemmering voor verdere economische en sociale ontwikkeling de Israëlische bezetting.

Hotovely verwijst in haar ingezonden brief onder meer naar een bericht van het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken van juli 2014, dat gebruik maakte van cijfers uit 2011 en 2012, dus voordat de verantwoordelijkheid voor de betalingen werd overgedragen van de Palestijnse Autoriteit (PA) naar de PLO.

Vraag 3

In twee moties-Voordewind/Van der Staaij wordt de regering verzocht de druk op de PLO op te voeren teneinde af te zien van het financieren van veroordeelde Palestijnen; in hoeverre werpt de recente berichtgeving een nieuw licht op doel en inhoud van deze moties? Op welke manier is en wordt uitvoering gegeven aan deze moties? 2) 3)

Antwoord

Het kabinet blijft van mening dat de uitkeringen aan alle Palestijnse gedetineerden afhankelijk zou moeten zijn van de sociaaleconomische behoefte van de gevangene en zijn gezin. Door het verbinden van de lengte van de straf aan de hoogte van de uitkering van alleen de ‘politieke’ gevangenen wordt de indruk gewekt dat gewelddadige acties gericht tegen Israël worden ondersteund of beloond.

Het kabinet blijft het beleid van de PLO aankaarten in bilaterale gesprekken met de PA en de PLO, zoals onlangs en marge van het Nederlands-Palestijns bilateraal forum. In deze gesprekken benadrukte de PLO de betalingen als sociaal vangnet te beschouwen.

Tevens heeft het kabinet deze kwestie met de EU-partners besproken. De zorg dat het Palestijnse systeem van betalingen aan gevangenen een incentive zou kunnen zijn voor geweld, wordt slechts door een enkele EU-lidstaat gedeeld. Binnen de EU wordt er op gewezen dat de steun onder de Palestijnse bevolking voor het systeem heel groot is en bestaat er nauwelijks steun voor het opvoeren van de druk op de PLO om het systeem aan te passen. Zie ook de antwoorden op de vragen gesteld op 9 oktober 2015 (Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2015-2016, nr. 567), gedateerd op 13 november 2015.

the Jerusalem Post, 25 januari 2016

  • 2) 
    Kamerstuk 23 432, nr. 405.
  • 3) 
    Kamerstuk 23 432, nr. 376.

N.B.: deze vragen zijn aanvullend op schriftelijke vragen van de leden Van Klaveren en Bontes over hetzelfde onderwerp, ingediend op 26 januari 2016.