China geen vrije markteconomie

Source: A.M. (Agnes) Jongerius i, published on Wednesday, April 13 2016, 3:20.

(Opinieartikel Volkskrant 13 april 2016)

De Europese Unie moet, evenals de VS en India, weigeren om China te erkennen als markteconomie. Anders zal China ons uit de markt prijzen.

Staalproducent Tata maakte deze week bekend, dat ze hun activiteiten in Groot-Brittannië staken. Een bericht dat bij tienduizenden Britse huishoudens als een bom insloeg. De Indiase eigenaar van ook onze eigen hoogovens in IJmuiden draaide in de verouderde Britse fabrieken miljoenen ponden verlies. De hoop om daar ooit nog winstgevend te worden is verdwenen. IJmuiden zal volgens de Nederlandse woordvoerder wel gewoon blijven draaien; dankzij de lage Euro en de moderne faciliteiten brengt deze locatie vooralsnog genoeg op.

De Europese staalsector maakt zware tijden door. De vraag naar staal is, als gevolg van de economische crisis en de terugvallende groei in de opkomende landen, de afgelopen jaren sterk afgenomen. Daarnaast moeten Europese producenten zich aan steeds strengere milieuwetgeving houden. In Frankrijk en het Verenigde Koninkrijk, landen met een lange geschiedenis in de staalproductie, zijn de faciliteiten verouderd en de bedrijfsvoering door en door gepolitiseerd.

Maar de belangrijkste oorzaak laat zich in één woord vangen: China. Deze grootmacht produceert in z’n eentje ongeveer de helft van alle staal in de wereld. Maar nu ook in China de economische groei, en dus de vraag naar staal, is teruggelopen kampt het land met een enorme overproductie. Dit, in zwaar gesubsidieerde staatsfabrieken geproduceerde overschot, wordt daarom massaal tegen kunstmatig lage prijzen in het buitenland van de hand gedaan.

In 2015 was alleen al de Chinese overproductie ruim 300 miljoen ton staal, bijna het dubbele van de Europese totaalproductie van 170 miljoen ton.

‘Dumping’ heet dat in economisch jargon. Met China is het aan de orde van dag. Vandaar dat ruim de helft van alle Europese anti-dumping maatregelen gericht zijn tegen China. Importheffingen op Chinees staal moeten zo zorgen voor een gelijk speelveld. Om zo te voorkomen dat het zwaar gesubsidieerde Chinese staal ons ‘eigen’ staal uit de markt prijst.

Nu kan dat gelukkig nog, maar de vraag is voor hoe lang. Want China claimt, op basis van afspraken bij de WTO - de Wereldhandelsorganisatie -, recht te hebben op de zogenaamde ‘markteconomie status’. In december van dit jaar zou het zover kunnen zijn.

Op het moment dat de Europese Unie hiermee instemt, zet het effectief de mogelijkheid om anti-dumping maatregelen te nemen overboord. Andere grootmachten als de Verenigde Staten en India hebben daarom direct aangegeven China deze status niet toe te kennen. China is met al zijn subsidies overduidelijk geen markteconomie. Het voldoet bij lange na niet aan de criteria die door de Europese Commissie zelf zijn opgesteld. En toch lijken de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie de deur voor China verder open te willen zetten.

De argumentatie is dat goedkoper staal juist goed is voor de Europese industrie én voor de Europese consument. Maar zo redeneren is meer dan naïef, het is zelfs bloedlink. Het zal namelijk niet bij staal blijven. Ook andere industriële sectoren zullen al snel te kampen krijgen met dumping. Sectoren waarin de zogenaamde ‘handelsnaties’ als Nederland en de Scandinavische landen wel grote belangen hebben, zoals bijvoorbeeld auto-onderdelen, fietsen en chemie. Onderzoeken wijzen uit dat miljoenen Europese banen op de tocht komen te staan als China als markteconomie wordt erkend.

Ook voor Nederland zijn dan de risico’s levensgroot. Denk alleen al aan de fietsenfabrieken in Friesland en de producenten van auto-onderdelen in Limburg. Laten we dus nu in actie komen. Juist tijdens het Nederlands voorzitterschap kunnen we een belangrijke rol spelen in het proces. China mag onder geen beding de status markteconomie krijgen. Zolang het speelveld met China ongelijk en oneerlijk blijft, moeten onze anti-dumping maatregelen juist verbeteren en moderniseren. Europa mag zich niet neerleggen bij oneigenlijke concurrentie en moet juist strijden vóór eerlijke handel.