Q&A over de uitslag van het referendum

Source: J.H. (Han) ten Broeke i, published on Wednesday, April 20 2016.

De afgelopen dagen heeft de VVD veel vragen gekregen over de uitslag van het referendum over de Associatieovereenkomst met Oekraïne en wat de vervolgstappen zouden moeten zijn. Om onze positie in dezen te verhelderen hebben we vijf vragen/stellingen en antwoorden onder elkaar gezet die het standpunt van de VVD moeten verhelderen.

  • 1. 
    Het nee is niet bindend, maar raadgevend

De VVD is tegen referenda, maar nu die mogelijkheid er is volgen wij wel de wet. Die wet maakt een adviserend referendum mogelijk, geen bindend referendum. De uitkomst is dus een advies aan regering en parlement, geen opdracht die automatisch moet worden gevolgd. Wie dat vooraf anders voorstelt, wekt valse verwachtingen en woede na afloop.

De VVD heeft gedurende de hele campagne gezegd "het advies serieus te nemen" en het "te zullen wegen", maar heeft zich niet gebonden aan wat in essentie een advies is. Dat is conform de wet en dus kan daarover geen enkel misverstand bestaan. Artikel 11 van de referendumwet spreekt weliswaar van het "zo spoedig mogelijk" doorzetten dan wel intrekken van de ratificatie, maar dat hoeft niet "per direct" te zijn. Dat zou ook haaks staan op de essentie van de wet die immers raadgevend is. Een advies neem je ofwel ter harte, of over, of je legt het naast je neer. Al die mogelijkheden biedt artikel 11.

Hoewel het elke partij vrij staat om zich vooraf te binden aan de uitspraak bij een raadgevend referendum, wordt daarmee de valse verwachting gewekt dat het om een correctief en dus bindend referendum gaat. Partijen als de PvdA, SP en PVV, die zich voorafgaand bonden aan de uitslag, hebben bewust het adviserende karakter naast zich neergelegd. Deze partijen zijn, evenals D66, dat zich wel conformeerde aan het adviserende karakter, overtuigde voorstanders van correctieve referenda. Maar partijen als de CU, SGP en het CDA zijn tegen elk referendum.

Door zich echter vooraf te binden aan een raadgevend referendum heeft oppositiepartij CDA het referenduminstrument, dat zij verafschuwt, verzwaard maar ook de ontevredenheid die dit nu veroorzaakt bij de bevolking, verergerd. Met dien verstande dat dit sentiment zich nu richt op de partijen die zich wel houden aan het adviserende karakter van dit referendum en die de minister-president de ruimte willen bieden om het nee om te zetten in verbeteringen. Dat heeft de VVD ook gedaan toen minister-president Balkenende na het referendum van 2005 terug moest naar de onderhandelingstafel.

  • 2. 
    Doet het nee van de meerderheid van de bevolking er dan niet toe?

Omdat de 30%-opkomstdrempel is gehaald spreken we van een geldig advies. Voor de VVD gelden overigens alle adviezen, ook als de drempel niet zou zijn gehaald. Net als bij het referendum over de Europese 'Grondwet' in 2005 constateren wij dat grote delen van de bevolking opnieuw hun onvrede hebben geuit over de Europese Unie. Zij ervaren de EU als te bemoeizuchtig, te groot en te duur en als een orgaan dat ogenschijnlijk over ons en zonder ons besluiten neemt. Die gevoelens en zorgen zijn overduidelijk niet weggenomen en ook al richten deze sentimenten zich strikt genomen niet op het associatieverdrag, ze verzwaren het nee wel, ondanks dat het slechts door twee van de tien Nederlanders is uitgesproken.

Bij reguliere verkiezingen verspelen mensen die niet komen opdagen de kans om invloed uit te oefenen met hun stemrecht. Bij referenda betekent niet opdagen echter ook dat je de keuze overlaat aan de volksvertegenwoordiging. Bij reguliere verkiezingen vermindert een lage opkomst de legitimiteit en representativiteit van de gekozen volksvertegenwoordigers, terwijl bij een referendum deze juist wordt bevestigd. Indien zeven van de tien kiezers niet komt opdagen kan daar niet volledig aan worden voorbij gegaan. Sommige mensen zijn om strategische redenen niet komen opdagen, bijvoorbeeld om daarmee de kans op het behalen van de opkomstdrempel te verlagen. Anderen zijn van mening dat zij deze Associatieovereenkomst niet kunnen beoordelen, omdat daarvoor parlementariërs zijn gekozen of zelfs omdat ze er geen vertrouwen in hebben dat iets met hun stem wordt gedaan. Maar het zou onjuist zijn om een kleine 70% van de kiezers, die niet heeft gestemd, volkomen te negeren.

Toen de Tweede Kamer in 2015 instemde met dit associatieverdrag was bijna 80% van de Tweede Kamer voor. Twee weken geleden, bij het referendum, stemde 20% van de kiesgerechtigden tegen. Die 20% van de bevolking vormde echter een ruime meerderheid (62,1%) van de mensen die zijn komen stemmen en daar moet dus, ook naar de mening van de VVD-fractie, nu in de eerste plaats recht aan worden gedaan. Zij "wonnen" immers het pleit.

Maar aan 80% van de bevolking, waarvan een zeer kleine minderheid voor (37,7% van de uitgebrachte stemmen) heeft gestemd en die voor het overgrote meerderheid helemaal niet heeft gestemd, kan dus zeker niet worden voorbijgegaan. Het simpele feit dat de opkomstdrempel van 30% is gehaald doet daar niets aan af, noch maakt het dit advies ineens bindend, hoezeer sommigen dat ook willen doen geloven.

  • 3. 
    Waarom proberen het nee te interpreteren door de volksvertegenwoordiging als het volk toch duidelijk heeft gesproken?

Alle volksvertegenwoordigers hebben een eed op de Grondwet gezworen dat zij "zonder last” hun werk doen. De betekenis daarvan is dat Kamerleden geen passief doorgeefluik zijn en de belangen en zorgen van zowel de luid klinkende proteststemmen als de eventuele zwijgende meerderheid moet wegen. Volksvertegenwoordigers leggen hun oor te luister, maar laten het niet hangen. Kamerleden zijn geen stempelmachines en moeten proberen bij die weging van belangen, waarbij ook voor de VVD het nee dus voorop staat, niet het Nederlandse belang uit het oog verliezen. De betekenis van onze Grondwet kan dus niet lichtvaardig terzijde worden geschoven.

Indien Nederland per direct de ratificatie van de Associatieovereenkomst stopzet, ontneemt het zichzelf de kans om succesvol met het nee te heronderhandelen en verbeteringen en/of garanties te bedingen die recht doen aan dat nee. Bovendien zorgt directe stopzetting ervoor dat de 27 andere EU-lidstaten deze Associatieovereenkomst zullen mislopen. Hun regeringen zullen hierdoor besluiten Nederland niet nog een keer tegemoet te komen.

Het is inderdaad zo dat mensen hun motivatie bij een tegen- of voor-stem er niet bijschrijven op het stembiljet bij een referendum (dat kan ook niet zonder het stembiljet ongeldig te maken). Noch weten we of de overwegingen om niet te stemmen vooral strategisch van aard waren of dat mensen dit besluit gewoon aan de Tweede Kamer wilden overlaten. Daarom zal er ook onderzoek gedaan moeten worden naar de overwegingen onder de stemmers en de niet-stemmers.

Ook zal er gesproken moeten worden met de initiatiefnemers van het referendum die de nee-stem zo succesvol hebben gemobiliseerd. Maar bovenal zal ook de regering de kans moeten worden gegeven om, in overleg met de andere 27 EU-lidstaten die de Associatieovereenkomst al volledig hadden goedgekeurd, te bekijken of de Nederlandse nee-stem hen nog tot veranderingen kan bewegen die, naar de mening van de Tweede Kamer, recht doen aan het nee. Daarvoor moet de Tweede Kamer dan wel bereid zijn een afweging te maken. Wie de Associatieovereenkomst nu direct van tafel haalt, degradeert het nee tot enkel een protest met gevolgen die Nederland alleen schade toebrengen.

  • 4. 
    Waarom zouden we het kabinet nog tijd geven voor onderhandelingen? Nee is toch nee?

Enige tijd nemen is om twee redenen verstandig. Allereerst omdat het ruimte geeft voor onderzoek naar de motieven van de kiezers die kwamen opdagen en die niet kwamen opdagen en voor een gesprek met de initiatiefnemers. Ten tweede omdat het nee tot verbeteringen of garanties kan leiden die daaraan recht doen, middels onderhandelingen met de andere 27 EU-lidstaten en Oekraïne..

Het direct en volledig van tafel halen van de Associatieovereenkomst betekent dat er geen enkel uitzicht meer is op ratificatie in enige vorm en zal ertoe leiden dat de Associatieovereenkomst “dood" is voor alle 28 EU-lidstaten (zie ook het antwoord op vraag 3) en voor Oekraïne en daarmee ook de voorlopige werking van het handelsdeel (waartegen veel nee-stemmers zeiden geen of nauwelijks bezwaren te hebben) zal komen te vervallen. Indien de 27 EU-lidstaten die al wel hebben ingestemd vervolgens zouden besluiten om dan maar zonder Nederland een zogenaamd intergouvernementele (niet als EU, want zonder Nederland) overeenkomst met Oekraïne te sluiten, zal Nederland worden uitgesloten van de voordelen die andere lidstaten wel krijgen.

Dit is een onverantwoordelijke doorwerking van de motie-Van Bommel die het "zo spoedig mogelijk" uit artikel 11 van de referendumwet interpreteert als zou de Associatieovereenkomst "per direct" van tafel moeten worden gehaald, terwijl de regering enkele maanden de tijd gunnen op geen enkele manier afdoet aan de nee-stem. De regering enkele maanden de tijd gunnen doet op geen enkele manier af aan de nee-stem. Indien onderhandelingen door de regering tot niets leiden en er geen concessies kunnen worden afgedwongen van andere EU-landen en/of Oekraïne dan zal de Associatieovereenkomst alsnog niet worden geratificeerd. Maar door deze volgorde te hanteren heeft de regering de kans zich voor de nee-stem in te spannen.

Landen die veel vaker referenda hebben georganiseerd die in een nee eindigen doen dat dan ook veel slimmer. Zij maken van hun eigen nee een probleem van de andere Europese lidstaten door hen via heronderhandelingen het mes op de keel te zetten, in plaats van zelf een keel op te zetten en de mes in de eigen borst te plaatsen. Neem bijvoorbeeld het referendum in Denemarken over het Verdrag van Maastricht (1992) of het referendum in Ierland over het Verdrag van Nice (2001). De Denen formuleerden eisen tegen economische en monetaire unie en kregen een opt-out, de Ieren keerden zich tegen militaire samenwerking en kregen garanties in een verklaring waarna het daaropvolgende referendum een voor-stem opleverde.

Maar ook het Nederlandse nee tegen de Europese "Grondwet" in 2005 leidde tot heronderhandelingen die bijvoorbeeld een sterkere rol voor nationale parlementen opleverde bij het beoordelen of tegenhouden van Europese wet- en regelgeving (de zogenaamde "oranje kaart" die nationale parlementen dankzij Nederlandse heronderhandeling nu kunnen trekken). Al die heronderhandelingen duurden maanden, maar hadden gemeen dat de nee-landen niet bleven hangen in hun protest, maar de andere EU-landen dwongen hun nee-stem tegemoet te komen. Of neem de Britse premier Cameron die recent al voorafgaand aan zijn referendum onderhandelde en in een verklaring met alle overige EU-regeringsleiders maar liefst vijf tegemoetkomingen ten gunste van het Verenigd Koninkrijk afdwong (daaronder de eis om van de Nederlandse "oranje kaart" een echte "rode kaart" te maken) teneinde een voor-stem mogelijk te maken op 23 juni.

  • 5. 
    VVD'ers stemden zelf in groten getale tegen dit verdrag, u negeert uw eigen kiezers

Twee derde van de VVD-kiezers stemde inderdaad tegen deze Associatieovereenkomst. De VVD vindt dat de nee-stem moet uitmonden in veranderingen, verbeteringen of garanties die recht doen aan de meest gehoorde bewaren tegen deze Associatieovereenkomst. Overigens is de VVD ook niet doof voor de zorgen die zich niet direct op de Associatieovereenkomst richten, maar over het algemeen tegen de Europese Unie als zodanig. Hoewel die moeilijk in concrete wijzigingen van deze Associatieovereenkomst tot uitdrukking kunnen worden gebracht, geven ze de nee-stem wel veel meer kracht. Het is dan ook van belang, zoals de VVD altijd heeft verklaard, dat de uitslag serieus genomen moet worden.

Het is de VVD opgevallen dat er vooral bezwaren naar voren zijn gebracht tegen een EU-lidmaatschap van Oekraïne dat uit deze Associatieovereenkomst zou kunnen voortvloeien, tegen extra financiële bijstand ten gevolge van deze Associatieovereenkomst of een situatie waarbij deze overeenkomst de EU militair zou kunnen betrekken bij de burgeroorlog in Oekraïne. Om die reden heeft de VVD moties ingediend die het kabinet oproepen deze bezwaren te beantwoorden met daden die regelen dat deze zorgen worden omgezet in maatregelen die situaties voorkomen, voor zover deze nog niet voldoende waren afgedekt. De moties hebben betrekking op het voorkomen van Oekraïens EU-lidmaatschap, het uitsluiten van financiële bijstand aan Oekraïne als gevolg van dit verdrag en het voorkomen dat we in een oorlog worden gerommeld door de voorgenomen militaire samenwerking.

In combinatie met de heronderhandeling waartoe het kabinet door de VVD is opgeroepen, levert het nee van de kiezer zo alsnog een resultaat op dat goed is voor Nederland. En daar zijn veel VVD'ers dan weer erg voor te porren (zie ook deze peiling, tweede tabel). Niet onterecht. Want het is precies die vraag, de vraag wat goed is voor Nederland, die centraal zou moeten staan in elk maatschappelijk debat, zo ook het debat naar aanleiding van de uitslag van dit referendum.