Onze Trumpkiezers (ND-column) - Main contents
Een christen zal niet snel warme gevoelens bij Donald Trump krijgen. Met zijn liefdeloze uitspraken over vrouwen, gehandicapten, minderheden en met voorstellen die bittere tegenstellingen scheppen, staat hij ver weg bij de geest van het evangelie. Maar hoe scherp je politiek ook over hem oordeelt, een volgeling van Jezus is wel barmhartig voor de mensen die uit hopeloosheid en boosheid op hem hebben gestemd.
Na de komst van vluchtelingen hebben veel christenen en kerken zich van hun beste kant laten zien. Ze openden hun huizen en harten voor mensen op drift. Al langer zoeken christenen hun naasten aan de randen van de samenleving op. Drugsverslaafden, prostituees, lastige jongeren in moeilijke wijken, tienermoeders.
In Amerika’s keus voor Trump en de Europese hang naar populisten zien we een andere noodkreet. Bijvoorbeeld van die man in Ohio die tijdens een gesprek met Nieuwsuur, voor het hek van zijn oude fabriek, zijn tranen de vrije loop liet. Hij was door iedereen in de steek gelaten en Trump was nu zijn laatste hoop. Zijn verhaal is ook het verhaal van veel Nederlanders die zich net als hij een verliezer voelen. Die zich net als hij ontheemd, genegeerd en zich niet vertegenwoordigd voelen. De vraag is: hoe kunnen we nu voor hen barmhartig zijn?
minder dan je ouders
Helder is dat er bij veel Amerikaanse kiezers meer wantrouwen jegens Clinton was dan dat ze een afkeer van Trump hadden. Maar natuurlijk was dit niet alleen de nederlaag van Clinton, maar óók de overwinning van Trump en de keus van tientallen miljoenen Amerikanen. Voor mijn boek Hoop voor een verdeeld land sprak ik met mijn oude Amerikaanse hoogleraar Francis Fukuyama. Hij vertelde me hoezeer het sentiment achter Trump te maken heeft met reële problemen. Veel werknemers verdienen minder dan hun ouders, zien hun banen naar het buitenland verdwijnen en immigranten hun land binnenkomen. Ondertussen praten Democraten veel over het milieu, het glazen plafond en wc’s voor transgenders. Niet bepaald de eerste zorgen van werknemers in de tobbende maakindustrie.
De parallellen met grote groepen in Nederland en andere Europese landen is helder. Nederlanders met een lagere opleiding hebben drie keer zo vaak een tijdelijk contract, leven zeven jaar korter en moeten harder werken om hun hoofd boven water te houden. Mensen hebben goede redenen om ontevreden te zijn. En om grote woorden over ‘eerlijk delen’ niet te geloven. Het ís ook vaak niet eerlijk. ‘En het allerergste is’, zei Cornel Vader van het Leger des Heils tegen me, ‘dat mensen die in de hoek zitten waar de klappen vallen vaak niemand hebben om hen te helpen.’ Veel mensen voelen zich alleen staan, niet gehoord en door immigratie vervreemd in hun eigen wijk, hun eigen stad. En ik snap dat heel goed.
luisteren is niet genoeg
In plaats dat we ontevreden kiezers de schuld geven, moeten we aan de slag. Het zal werk van een lange adem worden om de breuken in onze samenleving te helen en het vertrouwen te herstellen. Dat is geen werk van alleen de overheid, maar van mensen en maatschappelijke verbanden. Dan is ‘beter luisteren’ niet genoeg, maar moet de politiek moreel leiderschap tonen. Daarvoor is het nodig dat in beleid en uitvoering de mens weer centraal komt te staan. Dat de nadruk op ‘ik en mijn recht’ plaatsmaakt voor ‘wij met en voor elkaar’.
Dat vraagt om lef. Lef om zeggenschap terug te geven aan mensen die samen verantwoordelijkheid willen nemen voor hun omgeving, voor hun energievoorziening, hun onderlinge zorg. Lef om te werken aan het herstel van gemeenschappen, gezinnen. Lef om werk te maken van een ethische zuivering van de publieke sector en een einde aan excessieve vertrekregelingen voor falende bestuurders. En lef om niet alleen te kiezen voor de succesvolle steden, maar ook voor Nederlanders in de regio’s die te vaak vergeten worden. Dit is het moment om elkaar ons woord te geven. En wat er ook gebeurt, ik geef het mijne.
Deze column verscheen ook in het Nederlands Dagblad