Verzekerden profiteren wel van wetsvoorstel winstuitkering - Main contents
De hoogleraren Groot en Maassen van den Brink betoogden op 6 januari in de Volkskrant dat het initiatiefwetsvoorstel om winstuitkering voor zorgverzekeraars permanent te maken 'luchtfietserij' en 'overbodig' zou zijn. Toch zal het verbod op winstuitkering permanent worden, omdat er grote politieke steun voor is. Dat de hoogleraren betogen dat 'Als het aan SP, PvdA en CDA ligt zorgverzekeraars in de toekomst hun winsten niet meer mogen teruggeven aan hun verzekerden' is een regelrechte leugen.
Wie de toelichting op onze wet leest, ziet meerdere keren terug komen dat winst juist moet leiden tot premieverlaging. Het is vervreemdend te moeten constateren dat deze hoogleraren met zoveel aplomb dit poneren maar geen enkele onderbouwing geven van hun claim dat ons initiatiefwetsvoorstel tot een hogere premie leidt.
Zorgverzekeraars zijn volledig stil over het initiatiefwetsvoorstel van de SP, PvdA en CDA om het huidige verbod op winstuitkering voor zorgverzekeraars permanent te maken. Dit komt omdat ze hebben aangegeven helemaal niet te zitten wachten op de mogelijkheid om winst uit te kunnen keren per 2018. De gedachte bij de start van de Zorgverzekeringswet in 2006 was dat winstuitkering na tien jaar zou worden toegestaan. Dit is twee jaar uitgesteld omdat een grote Kamermeerderheid - onder aanvoering van de SP - thans koerst op een permanent verbod op winstuitkering.
Om tot een permanent verbod te komen is een wetswijziging nodig. Vandaar dat ik gezamenlijk met Hanke Bruins Slot (CDA) en Lea Bouwmeester (PvdA) het initiatief heb genomen tot een wetsvoorstel om het verbod op winstuitkeringen door zorgverzekeraars permanent te maken. We krijgen zeker de steun van GroenLinks, PVV, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en 50PLUS: een brede Kamermeerderheid.
De inkomsten van de zorgverzekeraars via de premie en de compensatie die ze krijgen voor risicovolle verzekerden is, in tegenstelling tot wat de hoogleraren beweren, meer dan kostendekkend. Het gemiddelde resultaat van zorgverzekeraars ligt volgens het CPB rond 1,1 miljard. Dit wordt al jaren aan de groeiende reserve toegevoegd.
En er wordt na de vaststelling van de benodigde premie, gekeken of er van de reserve ook wat kan worden ingezet om de premiestijging te dempen. Dit gebeurt al jaren en dit beoogt het wetsvoorstel ook. Winsten moeten worden ingezet voor premieverlaging, verbetering van zorg of de reservepositie. Ze mogen niet uitgekeerd worden aan aandeelhouders. Simpelweg omdat een zorgverzekeraar geen aandeelhouder nodig heeft.
Haar taak is om zo goed mogelijke zorg in te kopen en de premie zo laag mogelijk te houden. Daar hoort niet bij dat er een belang van een aandeelhouder komt dat rendement nastreeft. Sterker nog, dit kan gevaarlijk zijn voor de zorginkoop en zorgaanbod voor patiënten.
Het is wonderlijk dat de hoogleraren betogen dat de zorgverzekeraars in hun organisatie onderlinge waarborgmaatschappijen zijn. Dat geldt namelijk maar voor 4 van de 25 zorgverzekeraars. De rest heeft al de vorm van een naamloze vennootschap waarbij de aandeelhoudersvergadering gaat over de bestemming van de reserve én over wijzigingen van de statuten. Daar waar de statuten niet spreken over winstuitkeringen, kan dit dus wel in één vergadering geregeld zijn. Hier komt geen verzekerde aan te pas, die zijn namelijk geen aandeelhouders van de NV's.
Zorgverzekeraars hebben een bijzondere positie gekregen in ons zorgstelsel. Ze zijn private ondernemingen met een maatschappelijke taak. Dat de politiek zich daar tegenaan bemoeit, is onderdeel van het stelsel. Ondanks dat de partijen die dit initiatief nemen verschillend denken over de toekomst van het zorgstelsel, vinden ze gezamenlijk dat er hoe dan ook voor winstuitkeringen geen plaats is. Een zorgverzekeraar kan niet én de samenleving en de premiebetaler dienen die belang hebben bij goede en toegankelijke zorg en de aandeelhouder die rendement wil halen uit de premie die ánderen betalen.
Renske Leijten is lid van de Tweede Kamer voor de SP.
Dit opiniestuk verscheen op 9 januari in de Volkskrant