Grijze bestuurslaag blokkeert solidariteit tussen generaties - Main contents
Binnen de Sociaal-economische Raad komt dit het meest duidelijk naar voren. Bij de discussie rond het SER-advies over de toekomst van de AOW verklaarde het kroonlid Bakker dat hij het oneens was met het SER-advies om de AOW-gerechtigde leeftijd niet te verhogen. Hij meende dat die leeftijd feitelijk onhoudbaar is, en dus beter gefaseerd verhoogd kan worden. 'Ik bewandel het liefst het pad der geleidelijkheid', zo zei Bakker. De overige SER-leden, zowel vakbonden als werkgevers, negeerden de adviezen van vele economen en stelden dat er geen aanleiding is die leeftijd op te rekken. Even voor de beeldvorming: de gemiddelde leeftijd van de SER-leden ligt ver boven de 50. Robin Linschoten is met 48 jaar het jongste kroonlid. Verder levert alleen de FNV twee vijftig-minners. Met drie uitzonderingen vormen dertig vijftigplussers dus hèt adviesorgaan voor sociaal-economisch beleid in Nederland.
Dit opinieartikel verscheen in Trouw op 2 maart 2005
Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. De politieke besluitvorming die eruit voortkomt, heeft ook niet altijd te maken met de vergrijzing. Bijvoorbeeld inzake het minimumjeugdloon laten de vakbonden het volledig afweten. Een Nederland heeft op dit moment tot zijn 24e een minimumjeugdloon, dat veel lager ligt dan het normale minimumloon. Dit staat los van eventuele ervaring of kwaliteiten die een jongere op dat beroepsniveau meebrengt. Voor werkgevers is dit een lucratieve situatie, die hen in staat stelt veel goedkope arbeidskrachten in huis te hebben. De vakbonden stemmen hier echter klakkeloos mee in, mogelijk vanuit de gedachte dat zij in hun ledenbestand toch nauwelijks leden van 23 en jonger hebben. De helft van de vakbondsleden is immers boven de vijftig.
De cultuur onder jongeren om zich minder te organiseren en meer op in individuele basis bezig te zijn met leven en carrière leidt er toe dat er op de nieuwe generatie roofbouw wordt gepleegd. Door het systeem van belangenvertegenwoordiging via organisaties wordt regelmatig over het hoofd gezien dat er een belang bestaat van de leeftijdscategorie die in bestuurs- en adviesorganen niet terug te vinden zijn.
De problematiek van ondervertegenwoordiging beperkt zich niet alleen tot de Sociaal Economische Raad en de vakbonden. Daarom lijkt het ons ook fair dat politieke partijen niet alleen maar met een beschuldigende vinger wijzen naar de vakbonden, maar ook kritisch naar zichzelf kijken. Alle politieke partijen, inclusief CDA en D66 dreigen te verworden tot bolwerken van het verleden. Als we kijken naar de ledenbestanden, dan kunnen we zien dat alle politieke partijen duidelijk vergrijst zijn. Het gevolg hiervan is dat er in de besluitvorming, net als in de vakbonden en de Sociaal Economische Raad, meestal weinig jongeren betrokken zijn en de besluiten dan ook veelal de belangen dienen van de oude, gevestigde orde.
Het is van groot belang dat de ondervertegenwoordiging van jongeren snel wordt opgelost. Immers, jongeren kunnen elke keer de advocaat van de lange termijn spelen, en er op die manier ook voor zorgen dat de discussie breder getrokken wordt dan de belangen van de oude, gevestigde orde. Daarom is een vierde partij eigenlijk alleen maar een logische toevoeging aan de SER. Laat bij het advies over de toekomst ook die toekomst aan tafel zitten!
Jan Paternotte & Ronald van Bruchem
Voormalig voorzitters van de Jonge Democraten en het CDJA