Rooms-Katholieken (RK)
De Rooms-Katholieken hadden van 15 maart 1892 tot 17 september 1929 een Tweede Kamerfractie (Kamerclub). De katholieke fractie was vanaf 1901 de grootste in de Tweede Kamer. Eerder was er al een zogenoemde Centrumclub1. Vanaf 1929 was er sprake van een RKSP-fractie2, nadat in 1926 de Roomsch-Katholieke Staatspartij3 was opgericht.
Hoewel hij andere (democratischer) opvattingen had dan zijn fractiegenoten was de priester Herman Schaepman4 vanaf het begin het voornaamste katholieke Kamerlid. Hij werd echter pas in 1901 fractievoorzitter. Min of meer in zijn voetsporen trad de Mgr. Nolens5, die vanaf 1910 fractievoorzitter was.
De fractie telde aanvankelijk de nodige adellijke en gegoede leden. In 1905 was Passtoors6 de eerste vakbondsman. Na 1918 nam het aantal vakbondsbestuurders toe. Vooraanstaande katholieke Kamerleden waren onder anderen Victor de Stuers7, Harte van Tecklenburg8, Baron Van Wijnbergen9, financieel woordvoerder Van Vuuren10 en Van Nispen tot Sevenaer11, Aalberse12, Koolen13, Van Schaik14. De vier laatstgenoemden waren Tweede Kamervoorzitter.
In 1919 werd het lid Van Groenendael15 uit de fractie gezet, vanwege zijn vermeende steun aan de Limburgse afscheidingsbeweging.
foto | naam fractievoorzitter | aanvang functie | einde functie |
---|---|---|---|
W.H. Nolens | 1910-02-15 | 1929-09-17 | |
J.A. (Jan) Loeff | 1908-03-11 | 1909-12-21 | |
M.J.C.M. Kolkman | 1903-03-04 | 1908-02-12 | |
H.J.A.M. (Herman) Schaepman | 1901-09-17 | 1903-01-21 | |
F.Th.J.H. Dobbelmann | 1896-09-18 | 1901-09-17 | |
J.H.L. (Leopold) Haffmans | 1893-11-29 | 1896-05-20 | |
G.L.M.H. (Gustave) Ruijs van Beerenbroek | 1892-09-27 | 1893-10-07 | |
P.J.F. Vermeulen | 1892-03-15 | 1892-09-27 |
Meer over
- 1.De conservatieve katholieke Kamerleden aan het einde van de negentiende eeuw staan bekend als 'Bahlmannianen', genoemd naar mr. B.M. Bahlmann. Zij stonden tegenover de kleinere groep volgelingen van Schaepman, de Schaepmannianen.
- 2.De Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP) was van 17 september 1929 tot 22 december 1945 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Daarvoor was er wel al een katholieke fractie. De RKSP-fractie was de grootste in de Tweede Kamer. Ook voor 1929 was er al een katholieke fractie. In december 1945 ging de partij (en de fractie) over in de Katholieke Volkspartij (KVP).
- 3.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 4.Priester, dichter en dé grote voorman van de katholieken aan het einde van de negentiende eeuw. Werd in 1880 als eerste priester Tweede Kamerlid. Ontwierp een politiek programma en sloot een verbond met de antirevolutionairen (de 'Coalitie') van Kuyper. Stond in eigen kring lange tijd nogal geïsoleerd, omdat hij veel progressiever en socialer was dan zijn geloofsgenoten (veelal industriëlen) in de Kamer. Steunde de kiesrechtuitbreiding, invoering van de leerplicht en afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger. Pas in 1901 werd hij fractievoorzitter. Was hoogleraar aan het Seminarium te Rijsenburg. Boeiende en geestige spreker met een levendige voordracht. Ook een goed schrijver. In de omgang gezellig, goedlachs, praatgraag, en met iedereen op goede voet.
- 5.Limburgse priester en staatsman. Dé grote voorman van de katholieken in de eerste helft van de twintigste eeuw. Tot hij in 1896 Tweede Kamerlid werd docent aan het College Rolduc. Behoorde tot de meer democratisch gezinde katholieke Kamerleden. Was pleitbezorger van sociale wetgeving en van de belangen van de mijnwerkers. In 1910 fractievoorzitter, in welke functie hij later als voorzitter van de grootste regeringsfractie een belangrijk stempel op de Nederlandse politiek drukte. Opende in 1918 als formateur de weg naar het kabinet-Ruys I. Kwam in 1922 met de leer van de uiterste noodzaak, waardoor er geen samenwerking met de sociaaldemocraten kwam. Hield, anders dan de bisschoppen wilden, echter de weg daartoe open. Een veel minder goed spreker dan zijn voorganger Schaepman, maar desondanks zeer gezaghebbend in de Kamer. Kende geen enkele persoonlijke eerzucht.
- 6.Eerste arbeidersvertegenwoordiger van de Katholieken in de Tweede Kamer. Was arbeider in de sigarenindustrie en daarna handelsreiziger. Richtte in Amsterdam een Rooms-Katholieke bond van ambachtslieden op (de Volksbond) en werd later voorzitter van de Centrale Raad daarvan. Had een zeer moeizame verhouding met Schaepman, die hem zelfs als paria behandelde. Kondigde in 1902 enkele keren aan uit de Katholieke Kamerclub te stappen, omdat die te weinig zou vergaderen. Hield zich als Kamerlid vooral bezig met volkshuisvesting en sociale wetgeving. Werd nog tijdens zijn Kamerlidmaatschap burgemeester van Ginneken bij Breda. Forsgebouwde en breedgeschouderde man, die in de omgang gemoedelijk, eenvoudig en joviaal was.
- 7.Katholiek Tweede Kamerlid en cultuurbeschermer. Zoon van een hoge KNIL-officier en Indisch bestuurder. Was aanvankelijk advocaat, maar is waarschijnlijk nooit in de rechtbank opgetreden. Kaartte via het Gids-artikel 'Nederland op zijn smalst' de verwaarlozing van de Nederlandse monumenten aan. Als chef van de afdeling Kunsten op Binnenlandse Zaken streed hij vanaf 1875 voor behoud en restauratie van gebouwen op het Binnenhof. Kwam in 1901 via het district Weert in de Tweede Kamer. Stelde daar, tot ongenoegen van zijn geestverwanten, de Nederlandse wandaden tijdens de Atjeh-oorlog openlijk aan de kaak. Gehandicapt door voetjicht.
- 8.Ambitieuze katholieke politicus, die aanvankelijk tot de conservatieve vleugel behoorde, maar later Schaepmanniaan werd. Kon dankzij zijn huwelijk met een dochter van margarinefabrikant Jurgens Kamerlid worden voor het district Grave. Financieel specialist van de katholieken. Als minister van Financiën in het kabinet-Kuyper kwam zijn voorstel voor een protectionistische Tariefwet te laat om nog te worden afgehandeld. Zijn ministerschap was verder weinig opvallend. Sloot zijn loopbaan af als lid van de Raad van State, waarvan hij liefst zesentwintig jaar deel uitmaakte. Kaarsrechte man, die als zelfingenomen en zelfs wat pedant werd gekarakteriseerd.
- 9.Vooraanstaande, strijdbare katholieke politicus in de eerste helft van de twintigste eeuw. Advocaat en administratief rechter en in 1903 Tweede Kamerlid voor het district Elst. Later ook partijvoorzitter. Verdedigde met overtuiging het RK-onderwijs 'van bewaarschool tot universiteit' als ideaal van katholieke emancipatie. Maakte als onderwijswoordvoerder in 1916 deel uit van de Pacificatiecommissie-Bos. Werd vanwege zijn uitspraak 'socialisten zijn canaille' door tegenstanders 'Baron Canaille' genoemd. Gemakkelijk, slagvaardig spreker en joviaal in de omgang. Groot voorstander van samenwerking van de rechtse partijen en bewonderaar van Colijn, die als partijvoorzitter soms een moeizame relatie met fractievoorzitter Nolens had.
- 10.Gewaardeerd financieel specialist van de katholieken in de Tweede Kamer. Behoorde tot de vooraanstaande leden van zijn fractie, waarvan hij onder meer secretaris was. Kwam in de Tweede Kamer door in het district Zevenbergen met gering verschil een geloofsgenoot te verslaan. Voor hij Kamerlid werd, was hij parlementair verslaggever van het katholieke dagblad De Tijd. Combineerde zijn Kamerlidmaatschap met het wethouderschap van Den Haag. Fel debater, die echter geacht was bij zijn collega's.
- 11.Katholiek Tweede Kamerlid uit een Gelders adellijk geslacht. Advocaat in Nijmegen en in 1901 voor het gelijknamige district tot Kamerlid gekozen. Deskundig op het gebied van onder andere verkeer en buitenlandse zaken. Volgde in 1912 de chu'er Van Bylandt op als Kamervoorzitter, nadat er kritiek op diens leiding was gekomen. In 1915 benoemd tot gezant bij de paus. Verloor dat ambt echter in 1926 na het SGP-amendement tot schrapping van de gelden voor het gezantschap. Bleef daarna actief als diplomaat. Werd in 1918 genoemd als formateur, maar weigerde vanwege zijn gezondheid. Zou overigens 89 jaar worden. Enigszins hautaine, zelfverzekerde en vormelijk denkende jurist en diplomaat. Stond als zodanig wel alom goed aangeschreven.
- 12.Katholieke voorman, die als minister een belangrijk aandeel had in de sociale wetgeving. Was advocaat en wethouder in Leiden en volgde in 1903 Schaepman op als Kamerlid. Steunde de sociale-wetgevingsvoorstellen van Talma en bracht zelf een wet tegen oneerlijke concurrentie tot stand. Daarna hoogleraar in Delft en in 1918 in het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I de eerste minister van Arbeid. Werd de man van de 8-urendag en bracht diverse belangrijke wetten tot stand. Nadien als Kamerlid vertrouweling en opvolger van Nolens. In 1935 de hoofdrolspeler bij de kabinetscrisis over de financiële politiek van het kabinet-Colijn. Wist echter geen centrumlinks kabinet te vormen. Besloot zijn loopbaan als Kamervoorzitter en staatsraad. Had veel aanzien bij de katholieke vakbeweging, maar werd ook door politieke tegenstanders gewaardeerd.
- 13.Vooraanstaand katholiek politicus in het interbellum. Was advocaat en administratief rechter en kwam in 1905 in de Tweede Kamer voor het district Grave door oud-minister Harte te verslaan. Volgde in 1920 de liberaal Fock op als Kamervoorzitter en trad in die functie tamelijk streng en formeel op. In 1925 opvolger van minister Aalberse in het kortstondige eerste kabinet-Colijn. Was een bewonderaar van Colijn. Na zijn kortdurende ministerschap negentien jaar staatsraad. Werd na de breuk in het vierde kabinet-Colijn in 1939 verrassend formateur, omdat hij anders dan de ministers Romme en Steenberghe een exponent was van de rechtervleugel van de RKSP. Zijn formatiepoging mislukte dan ook. Stond bekend als tamelijk afstandelijk.
- 14.Vooraanstaande katholieke politicus, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Was advocaat. Behoorde als Kamerlid tot de linkervleugel van zijn fractie en was in 1923 aanvoerder van de dissidenten die de Vlootwet torpedeerden. Werd in 1929 Tweede Kamervoorzitter en in 1933 minister van Justitie in het kabinet-Colijn II. Kreeg te maken met de problemen rond de instroom van Duitse (deels Joodse) vluchtelingen en voerde een restrictief toelatingsbeleid. Werd in 1937 weer Kamervoorzitter. Protesteerde op 10 mei 1940 kort, maar krachtig tegen de Duitse inval. Formeerde in 1948 met Drees een kabinet op brede basis en gaf daaraan als vicepremier mede leiding. Bracht een nieuwe staatsregeling voor Suriname tot stand. Geen boeiend spreker, wel bekwaam jurist en algemeen geacht.
- 15.In Midden-Limburg geboren katholiek Tweede Kamerlid dat in 1919 uit zijn fractie werd gezet, vanwege zijn sympathie voor de afscheidingsbeweging in Limburg. Voor hij Kamerlid werd griffier van de Staten van Overijssel. Volgde in 1916 in het district Weert Victor de Stuers op. Nam in 1922 zonder succes met een eigen lijst deel aan de verkiezingen.
- 16.Een Tweede Kamerfractie is een organisatie van Tweede Kamerleden die deel uitmaken van dezelfde politieke partij en die zowel op hoofdlijnen als bij deelonderwerpen in de Tweede Kamer standpunten bepaalt. Daarnaast worden in een fractie onderling de werkzaamheden verdeeld. Een fractie staat onder leiding van een fractievoorzitter. Tweede Kamerfracties hebben personeel in dienst, zoals voorlichters en beleidsmedewerkers.