Weeklog: Spannende week voor de franchisewereld - Main contents
Op 11 mei gaat de interne marktcommissie van het EP stemmen over mijn rapport waarin ik oproep misstanden in de franchisewereld aan te pakken. Het lijkt wel, alsof via het Vakcentrum alleen de onafhankelijke winkeliers, waaronder veel franchisenemers, in Nederland een stem hebben. Collega’s uit andere lidstaten ontkennen glashard dat er iets mis zou kunnen zijn. Dat is wel vaker zo bij conflicten tussen kleine en grote bedrijven. Ze blijven lang onbekend en alleen durven kleine bedrijven vaak niet op te treden, omdat ze te afhankelijk zijn van de franchisegevers. Daarom geldt ook in de MKB-wereld: alleen door je te organiseren, kun je samen een einde maken aan misstanden.
In 2014 kwam in de media het bericht dat Albert Heijn kosten doorberekende aan franchisenemers voor voorraadbeheer, die volgens de franchisenemers al verdisconteerd zaten in het leverancierskrediet. Zo betaalden zij dubbel. Opeens werd het voor veel mensen duidelijk dat de ene vestiging van deze grootgrutter anders is dan de andere: meer dan 600 vestigingen met een filiaalhouder, zijn onderdeel van het concern. Maar je hebt ook zo’n 280 zelfstandige vestigingen van Albert Heijn. Dat zijn de franchisenemers: het risico van verlies dragen zij zelf, in tegenstelling tot de filiaalhouders. Uiteindelijk werd het conflict over de kosten opgelost, nadat de franchisenemers overgingen tot een ‘betaalstaking’. Stakende ondernemers, dat hoor je niet vaak.
De franchiseformule is op zich een prima concept: je krijgt van het concern alle know-how over hoe je een vestiging van het merk moet runnen, je kunt producten afnemen en op die manier veel gemakkelijker ondernemen dan als je dat allemaal zelf moet bedenken en uitvoeren. Bovendien kun je, normaal gesproken, ook een eigen stempel drukken op je zaak. Dat kan door naast producten van het concern ook aanvullende producten te verkopen, of deels de inrichting wat aan te passen. Juist op dat gebied begint de formule te kraken: franchisegevers scherpen de eisen aan en willen steeds meer eenvormigheid. De internetaankopen zetten de formule ook onder druk: als je bij de website koopt van het bedrijf, ook al bevind je je in het gebied dat is toegewezen aan de franchisenemer, dan gaat de opbrengst toch gewoon naar het centrale kantoor en niet naar de lokale vestiging. Terwijl die wel moet meewerken als ‘pick-up point’ waar de klant de via de webshop gekochte producten ophaalt. Dat is allerminst eerlijk te noemen.
In Nederland is er een nieuwe gedragscode voor de franchisewereld en komt er naar alle waarschijnlijkheid wetgeving. Met mijn rapport hoop ik dat we de Europese gedragscode flink kunnen aanscherpen en dat de Europese Commissie een lijst maakt met oneerlijke handelspraktijken in deze sector. Daarnaast roep ik ook op tot richtsnoeren over best practices. Maar misschien nog wel het belangrijkste: de Commissie moet de franchisenemers in de hele EU helpen zich beter te organiseren. Zoals het Vakcentrum er is voor de onafhankelijke retailer in Nederland, zo zouden er overal in de EU organisaties moeten zijn die de franchisenemers helpen samen misstanden aan te pakken. De franchisewereld stopt immers niet bij de grens van Nederland.