Mijd onheilsrace om laagste winstbelasting

Source: P.J.G. (Paul) Tang i, published on Wednesday, May 3 2017.

In Trouw roep ik de EU op om niet mee te gaan in de race-to-the-bottom naar de laagste winstbelasting die Donald Trump gestart is. In het rauwe spel van internationale concurrentie op belastingen moet Europa juist een tegenvoorbeeld stellen. Daarom pleit ik, met een knipoog naar Trump, voor ‘de grootste eerlijke belastinghervorming in de Europese geschiedenis.’

Lees hier mijn volledige bijdrage.

Op de valreep van de eerste honderd dagen in zijn ambt presenteert president Donald Trump op zijn typische wijze ‘de grootste belastingverlaging in de Amerikaanse geschiedenis’.

Vooral de spectaculaire verlaging van winstbelasting laat zien dat het Amerika van Trump groots wil worden in het rauwe spel van de internationale belastingconcurrentie. Om weerstand te bieden moet Europa nu eindelijk vaart maken met een gezamenlijke winstbelasting.

Het blijft een ongemakkelijke combinatie. De man die zegt namens het Amerikaanse volk te spreken, stelt voor de winstbelasting voor multinationals en bedrijfseigenaren te verlagen, van 35 procent naar 15 procent. Tegelijk schaft hij de erfbelasting voor de allerrijksten af en gaat het toptarief van de inkomstenbelasting omlaag.

Het geeft het gevoel dat de kiezers van Trump op grootse en groteske wijze bedonderd worden; niet zij, maar de hoogste inkomens zullen van de belastingverlagingen profiteren. Dat wordt nog versterkt doordat Steven Mnuchin, minister van financiën én een oud-bankier bij Goldman Sachs, beweert dat de belastingverlaging zichzelf zal terugbetalen door hogere investeringen en groei. Het doet denken aan de voodoo-economie van Ronald Reagan, waarbij lagere lasten meer groei moesten brengen, maar vooral leidden tot een hogere staatsschuld.

Weinig details

Het voorstel beslaat - het is een bekende stijlvorm bij populisten - slechts één A4’tje; het schept grote verwachtingen maar geeft weinig details. Wel is duidelijk dat Trump zoekt naar een stelsel waarin Amerikaanse bedrijven niet langer belasting betalen over hun wereldwijde winsten. In combinatie met een opvallend laag belastingtarief van 15 procent moet het aantrekkelijk worden om hoofdkantoren en winsten naar het Amerikaanse vasteland te halen. De VS doen daarmee een gooi naar de koppositie in de race om (steeds) lagere winstbelasting.

Het is nog maar de vraag of en hoe het pakket door het Huis van Afgevaardigden en de Senaat zal komen. Zo is de weerstand tegen een ongedekte cheque groot bij de Republikeinen en is er sowieso stevig verzet van de Democraten. Bovendien neemt de Trump-regering de tijd om de voorstellen uit te werken.

Het voorstel is niet alleen een probleem voor de VS, waar de ongelijkheid scherper dreigt te worden, maar ook voor de rest van de wereld. Het is op te vatten als een nieuwe stap op de weg van protectionisme en een vorm van hebzuchtig beleid. In de jaren dertig kreeg dat beleid vorm door competitieve devaluaties. In de huidige tijd van internationaal mobiel kapitaal zijn winst- en vermogensbelastingen de wapens van de protectionisten.

De internationale fora hebben nog geprobeerd om deze spiraal van protectionisme te stoppen. Zo heeft de G20 er bij de Oeso op aangedrongen om iets te doen aan belastingontwijking. De Oeso-afspraken, in Europa geïmplementeerd via een antibelastingsontwijkingsrichtlijn, hebben veel gedaan tegen sluiproutes om winsten onbelast weg te sluizen. Dit doet echter niets aan de belastingconcurrentie tussen landen, op tarieven en aftrekposten.

Wedloop binnen onze grenzen

Daarom is het aan Europa om een antwoord te formuleren op de eenzijdige aanpak van Amerika. Dat is nog belangrijker geworden door de Brexit. In Groot-Brittannië zijn al stemmen opgegaan om te kiezen voor ultralage winstbelastingen, als onderdeel van de strategie om een Singapore op het Europese continent te worden. Europa kan meegaan in de strijd om steeds lagere tarieven en lagere opbrengsten maar kan ook ervoor kiezen juist een tegenvoorbeeld te stellen. Door de wedloop binnen onze eigen grenzen te stoppen en door te komen met een belastingstelsel dat een eerlijke bijdrage vraagt van alle bedrijven, binnen en buiten Europa.

Dat laatste is natuurlijk veruit te verkiezen boven het eerste. Het is nu al zo dat het midden- en kleinbedrijf gemiddeld een derde meer winstbelasting betaalt dan het grootbedrijf, wat neerkomt op ongelijke concurrentie. Het is nu al zo dat de werknemer steeds meer van de belastingen moet ophoesten terwijl grote bedrijven steeds meer ontzien worden. Een gelijk speelveld en een eerlijke samenleving vragen om een aanpak van belastingontwijking. De basis voor zo’n aanpak ligt er al.

Voorstellen voor een gemeenschappelijke geconsolideerde winstbelasting in de EU biedt bedrijven het voordeel dat niet in 27 landen, maar slechts één keer in één lidstaat aangifte moet worden gedaan. Daarbij wordt de toedeling van winsten niet langer bepaald door te manipuleren verrekenprijzen binnen een concern, maar door reële, goed waarneembare factoren zoals omzet, werkgelegenheid en kapitaal. Hiermee komt er een einde aan het spel om op papier met opbrengsten en kosten te schuiven.

Als we daarnaast een Europese ondergrens stellen, een minimaal effectief winsttarief wat nu nog geen onderdeel is van de voorstellen, dan maken we het wel heel lastig om de onderlinge concurrentie voort te zetten. Hiermee zou Europa de onheilzame race van steeds lagere winstbelastingen een halt toeroepen en een voorbeeld bieden van hoe het anders kan.

Europa kan en moet op de Trumpiaanse retoriek afgemeten reageren en niet meegaan in het protectionisme van steeds lagere lasten voor winst en vermogen, onder het mom van meer groei en meer banen. Het Amerikaanse voorstel kent een Europese reactie in vorm van een gemeenschappelijk winstbelasting.

Hoog tijd dat de Europese landen kiezen voor en werken aan, met een knipoog naar Trump, ‘de grootste eerlijke belastinghervorming in de Europese geschiedenis’.