Schiftelijke vragen aan de Raad: associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne door de Nederlandse regering

Source: E.M.R. (Esther) de Lange i, published on Tuesday, October 24 2017, 15:29.

Vraag met verzoek om schriftelijk antwoord P-002123/2016

aan de Raad

Artikel 130 van het Reglement

Esther de Lange (PPE)

Betreft: Gevolgen van de verwerping van de goedkeuringsakte bij de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne door de Nederlandse regering

Op 6 april 2016 wordt in Nederland een raadplegend referendum gehouden over de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Indien de Nederlandse regering zich gedwongen ziet de goedkeuringsakte bij de overeenkomst te verwerpen, is het niet duidelijk welke juridische gevolgen dit zal hebben. Met andere woorden: het blijft onduidelijk of en in hoeverre zogeheten “gemengde overeenkomsten” door middel van nationale ratificatieprocedures gewijzigd of geblokkeerd kunnen worden, aangezien een aanzienlijk deel van de overeenkomst valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie, in het bijzonder het gemeenschappelijk handelsbeleid, en niet aan nationale ratificatieprocedures onderworpen is.

  • 1. 
    Kan een mogelijk veto van Nederland in de Raad van invloed zijn op de duur van de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst en zo ja, wanneer zou deze voorlopige toepassing aflopen?
  • 2. 
    Welke delen van de associatieovereenkomst kunnen beslist niet worden afgerond als de Nederlandse regering besluit om in de Raad haar veto uit te spreken tegen de definitieve goedkeuring van de overeenkomst?
  • 3. 
    Welke artikelen van de associatieovereenkomst vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de EU en behoeven geen uitdrukkelijke ratificatie door de lidstaten, en welke artikelen zouden in werking blijven, zelfs als de Nederlandse regering in de Raad haar veto uitspreekt tegen definitieve goedkeuring?

NL

P-002123/2016

Antwoord

(30.5.2016)

Hoewel de indiening van de laatste akte van bekrachtiging of van goedkeuring voorwaarde is voor de inwerkingtreding van de overeenkomst, zijn de Unie en Oekraïne overeengekomen een deel van de overeenkomst voorlopig toe te passen, als gepreciseerd door de Unie, overeenkomstig artikel 486, lid 4, en overeenkomstig hun beider interne procedures en wetgeving waar van toepassing.

Op 31 oktober 2014 en 5 december 2015 heeft het secretariaat-generaal van de Raad - dat depositaris van de overeenkomst is - twee kennisgevingen gepubliceerd met de data vanaf welke de associatieovereenkomst voorlopig wordt toegepast, met opgave van de delen van de overeenkomst die voorlopig worden toegepast voor zover zij betrekking hebben op aangelegenheden die binnen de bevoegdheid van de Unie vallen.