Bijdrage Wetgevingsoverleg Pakket Belastingplan 2018 - Main contents
Het pakket Belastingplan 2018 bestaat uit verschillende wetten die in het wetgevingsoverleg op 30 oktober allemaal zijn besproken. Het ging om een aantal uiteenlopende onderwerpen van kansspelbelasting tot btw geneesmiddelen, van huwelijksvermogensgemeenschap tot de btw-landbouwvrijstelling. Lees hieronder de bijdrage van Aukje de Vries bij deze wetten.
Wet Belastingplan 2018
Kansspelbelasting
Met betrekking tot de kansspelbelasting zegt het kabinet dat het niet ongebruikelijk is dat een tijdelijke derving in het parlementaire proces wordt opgevangen door extra lasten. Het is wellicht niet ongebruikelijk, maar wel wrang voor de sector. Waarom is het al in de prognoses van de belastinginkomsten opgenomen als de wet- en regelgeving nog niet is aangenomen? Wat is daarvoor de beleidslijn? En waarom duurde de beantwoording vanuit het ministerie ten aanzien van de wetsvoorstellen voor de kansspelen in de Eerste Kamer zo lang?
De verhoging wordt teruggedraaid op het moment dat de Wet COA actief wordt. Er zit alleen geen deadline aan vast. Ik snap dat dat voor de sector in ieder geval tot onzekerheid leidt. Kan de staatssecretaris aangeven waarom voor de wetswijziging is gekozen, in plaats van die deadline, de datum waarop die verhoging weer eindigt, er gewoon te zetten?
Geneesmiddelen
Een ander groot punt in dit verhaal zijn toch wel de geneesmiddelen. De VVD kan zich vinden in de hoofdlijn om de oplossing te zoeken in de koppeling met de geregistreerde middelen. Dit is volgens ons duidelijk en ook goed uitvoerbaar, maar we hebben toch nog wat vragen over de zelfzorgmiddelen. Kan er op dat punt niet een verschuiving gaan plaatsvinden naar officiële geneesmiddelen, waardoor er bijvoorbeeld extra druk komt te staan op de zorgkosten? Mensen zouden kunnen zeggen: nou, ik koop dat middeltje dat niet geregistreerd is niet meer bij de drogist; ik ga naar de huisarts toe en ik laat me daar een wel geregistreerd middel voorschrijven. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris daarop kan reflecteren en ook kan aangeven of dat het gevolg zou kunnen zijn.
Er zijn ondernemers die uitvoeringsproblemen verwachten, in elk geval in de overgangstermijn. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop. Men heeft dat natuurlijk wel zien aankomen, maar de definitieve besluitvorming in de Eerste Kamer vindt natuurlijk uiteindelijk pas ergens in november of december plaats. Dan is het ingewikkeld om daarop te anticiperen.
Wij zijn benieuwd waarom bij de aftrek van de uitgaven voor de specifieke zorgkosten wel gekozen is voor de kosten van geneesmiddelen die worden voorgeschreven door de arts, en waarom daarbij niet ook wordt aangesloten bij de geneesmiddelen. We hebben ook nog een vraag over de fiscale neutraliteit. Daar is ook al naar gevraagd in het verslag. Zijn er nu geen middelen die vergelijkbaar zijn en straks toch onder een ander btw-tarief gaan vallen?
Overige punten
Ik heb nog een paar korte punten bij dit onderdeel. Zo is er de afvalstoffenheffing bij verwijdering buiten Nederland. Er moet nog dekking gevonden worden voor de uitvoeringskosten van de ILT. Ik ben benieuwd wanneer daarover duidelijkheid is. Het kan wat ons betreft niet zo zijn dat we dit straks gaan invoeren en dat de ILT het dan niet kan uitvoeren, omdat het een belangrijke maatregel is voor het gelijke speelveld.
Invorderingswet
Dan de Invorderingswet. Die gaat over de aansprakelijkheid van pandhouders, hypotheekhouders en executanten ten aanzien van de btw. Het gaat hierbij ook om het evenredigheidsbeginsel. Waarom wordt in de wet niet toegevoegd dat diegene wist of behoorde te weten dat er omzetbelasting verschuldigd was, in plaats van zoals het nu opgenomen is in de wet? Dat is volgens ons ook de formulering die het Europese Hof van Justitie gebruikt. We zijn wel blij te lezen dat de factoringmaatschappijen nu uitgesloten zijn van deze maatregel, omdat deze hierop niet van toepassing is. Maar waarom wordt dat in een leidraad geregeld en niet in de wet zelf?
Gevolgen voorstellen
Tot slot wat betreft dit voorstel kom ik op de gevolgen voor het bedrijfsleven en de burger. Daar wordt maar één alinea aan gewijd in dit voorstel. Ik moet zeggen dat het wel een heel technocratische exercitie wordt. Mensen in het land en veel bedrijven worden natuurlijk door maatregelen geraakt. Als ik dan zie hoe bijvoorbeeld omschreven wordt wat er gebeurt met het nultarief voor de zeeschepen, dan denk ik dat men daar echt te kort door de bocht is geweest. Ik zou graag willen dat daar in de toekomst wat meer aandacht voor is. Dat geldt sowieso ook voor het punt van het overleg voorafgaand aan de presentatie van de plannen. Ik snap dat dat soms ingewikkeld is en in een tijdklem zit, maar mensen en bedrijven voelen zich nu vaak overvallen. Wij zien dat bijvoorbeeld bij het nultarief voor zeeschepen, maar ook bij de kansspelbelasting. Wij houden hier in ieder geval een pleidooi om waar mogelijk toch echt voortijdig overleg te voeren met de sectoren. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop.
Werkkostenregeling
Vorig jaar hebben wij nog gevraagd naar de werkkostenregeling. Er is een motie ingediend om de evaluatie daarvan naar voren te halen en in 2017 uit te voeren. Ik ben benieuwd wanneer die gereed is en met wie hierover overleg is geweest. We gaan ervan uit dat in ieder geval met ONL, MKB-Nederland en bijvoorbeeld RECRON is overlegd.
Belastingrente
Mijn laatste punt bij deze wet is de belastingrente. De VVD heeft daar eerder dit jaar vragen over gesteld. Toen heeft staatssecretaris Wiebes aangegeven dat je je goed kan voorstellen dat er belastingplichtigen zijn die de regeling belastingrente onrechtvaardig vinden. Het gaat erom dat bedrijven in sommige gevallen 8% belastingrente moeten betalen. We zijn benieuwd hoe de opvolger van staatssecretaris Wiebes daarover denkt.
Wet Overige Fiscale Maatregelen
Verdeling huwelijksvermogensgemeenschap
Dan het wetsvoorstel dat gaat over overige fiscale maatregelen. Ik begin met de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. Er wordt een probleem geschetst. Dat probleem ziet de VVD ook, maar er zitten toch nog wel wat principiële punten aan de oplossing waarvoor nu wordt gekozen. Ik denk dat het op zich logisch is dat geen schenkbelasting verschuldigd is als bij de huwelijksvoorwaarden 50%-50% wordt afgesproken. Op verzoek van het CDA zijn de pensioenvoorzieningen hier ook van uitgezonderd. Ik denk ook dat dat heel goed is. We hebben toen ook gevraagd op welk vlak de maatregel disproportioneel is als deze in de huidige vorm zou worden ingevoerd. Daar is eigenlijk niet echt een reactie op gekomen. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris daar nog op kan ingaan.
Het volgende punt: wanneer moet je de schenkbelasting nu gaan betalen? Er wordt gesteld dat dit bij het wijzigen van de huwelijksvoorwaarden het geval is. Maar een arrest van de Hoge Raad uit 1959 -- dat is al heel lang geleden; waarschijnlijk waren de meesten van ons toen nog niet geboren -- stelt dat het aangaan van een huwelijk geen voltooide vermogensverschuiving is en dus geen schenking; dat gebeurt pas bij scheiden of overlijden. In dit voorstel wordt daarvan afgeweken. Volgens mij kan je daardoor een aantal rare situaties krijgen: straks blijk je eigenlijk helemaal geen vermogen te hebben, maar heb je daarover wel schenkbelasting betaald. We hebben ook nog een vraag over bijvoorbeeld ondernemers, die nog redelijk vaak wijzigingen doorvoeren in de huwelijkse voorwaarden. Kan dat ook nog tot knelpunten leiden?
Het tweede punt betreft de nephuwelijken. Het lijkt erop dat het huidige voorstel een erg ingewikkelde variant is om de fraus legis uit te werken. Waarom kan dat niet aangepakt worden bij de fraus legis? De belastinginspecteur moet nu aantonen dat er sprake is van een nephuwelijk. Daarvoor moet hij achter de voordeur kijken. Over de slaapkamer zal ik het maar helemaal niet hebben, maar welke bevoegdheden kan de belastinginspecteur daarvoor inzetten en hoe kan hij aantonen dat er sprake is van een nephuwelijk? Er wordt nu één voorbeeld genoemd: een huwelijk van één dag. Ik denk dat iedereen zich kan voorstellen dat dat een nephuwelijk is, maar is er straks bijvoorbeeld ook sprake van een nephuwelijk als het leeftijdsverschil heel groot is? Is het dan bijna automatisch een nephuwelijk? Hoe kan de inspecteur dan aantonen dat het huwelijk niet is aangegaan uit liefde, maar om erfbelasting te ontlopen? Ik heb daar dus een aantal wat meer principiële vragen over.
Verder is er nog de fiscale eigenwoningproblematiek, die ook ontstaat door het nieuwe huwelijksvermogensrecht. Vragen van het CDA daarover wilde de staatssecretaris niet beantwoorden, maar ik vind dit toch wel een punt. Welke problemen ontstaan in het nieuwe systeem als de eigenwoningreserve bij een van de partners niet duidelijk is? Hoe kan dat opgelost worden? De voorganger heeft gezegd dat bezien zou worden in hoeverre deze uitwerking meer in lijn kan worden gebracht met de doelstelling van de bijleenregeling. Dat klinkt heel abstract, maar wat gaat de nieuwe staatssecretaris daaraan doen?
De Geefwet wordt verlengd. Dat is wat ons betreft een goede nieuwe aanzet.
Heffingskortingen buitenlands belastingplichtigen
Dan hebben we nog de beperking van de heffingskortingen voor buitenlandse belastingplichtigen. Als wij de antwoorden goed hebben begrepen, heeft dit geen consequenties voor de individuele belastingplichtige. Klopt dat? Hoe zal de informatievoorziening aan de buitenlandse belastingplichtige nu plaatsvinden? Bij eerdere maatregelen die deze groep raakten, hebben wij gezien dat zij zich vaak overvallen voelen. Dat geeft weer heel veel commotie. We zijn benieuwd hoe dat nu geregeld gaat worden.
Aanpassing berekening vermogenswinst interne gebruiksvergoedingen
Dan de aanpassing van de berekening van de vermogenswinst bij interne gebruiksvergoedingen binnen de fiscale eenheid; zo heet het geloof ik in de wet. De VVD is in algemene zin voorstander van de tegenbewijsregeling, omdat dat vaak rechtvaardiger is. In dit geval wordt de tegenbewijsregeling op dit moment geschrapt. In hoeveel gevallen kan het zo zijn dat er toch dubbele belasting wordt betaald? Waarom past de tegenbewijsregeling niet in deze systematiek? Zoals nu geredeneerd wordt, klinkt het nogal technocratisch. Wat zou erop een tegenbewijsregeling tegen zijn?
Erf- en schenkbelasting
Dan de erf- en schenkbelasting. Er staat ook een apart onderdeel in; daarover hebben wij vragen gesteld. Je moet binnen acht maanden aangifte doen van erfbelasting, maar dat is vaak onduidelijk. Als wij daarover bellen, krijgen wij signalen dat mensen eigenlijk veel eerder moeten zijn dan die acht maanden, want dan moet het volledig afgehandeld zijn. In de antwoorden wordt gezegd dat er een wetswijziging nodig is om dat te regelen. Dat zal dan zo zijn, maar er zou ook budgettaire dekking van 4 miljoen voor nodig zijn.
Gaat de Belastingdienst er dan van uit dat mensen sowieso al te laat betalen? In zo'n situatie hebben mensen al een moeilijke tijd. Ik denk dat het dan belangrijk is dat je helder communiceert over wanneer zij wat moeten doen. We vragen de staatssecretaris dus in ieder geval om de informatievoorziening te verbeteren. Er wordt verwezen naar iets wat op de website staat, maar uit de brieven die erover gestuurd worden, wordt echt niet duidelijk dat het veel eerder moet dan na acht maanden. Ik zou het beter vinden als dat wel duidelijk is.
Accijnzen
Dan de accijnzen. De inspecteur moet niet alleen toegang kunnen krijgen tot de accijnsgoederenplaats. Wij denken dat dit een goede optie is. De vraag is wel: wanneer mag hij dat doen? Dat is een beetje dezelfde vraag als bij het huwelijksvermogensrecht. Het is best een vergaande bevoegdheid. Hij moet het vermoeden hebben dat er iets aan de hand is. Wat betekent dit dan? Aan wat voor type vermoedens moeten we dan denken? Of mag hij zomaar willekeurig ergens binnenlopen?
Vervallen schorsende werking fiscaal verzet
Dan het vervallen van de schorsende werking van het fiscaal verzet. De VVD heeft daar een dilemma bij. Ik snap het punt dat er heel veel gebruik van wordt gemaakt maar niet wordt toegekend. De vraag is wel hoe de rechtsbescherming nu eigenlijk geregeld is, bijvoorbeeld als je bij een executoriale verkoop niet op tijd zelf de schorsende werking aanvraagt. Welke knelpunten ziet de staatssecretaris daarbij en hoe zouden die opgelost kunnen worden? Is het ook niet zo dat de juridische kosten van de Belastingdienst feitelijk worden verschoven naar degenen waarover het gaat? Dat zijn toch vaak al mensen die het eigenlijk niet goed kunnen betalen.
Uitbreiding mededelingsplicht bodemzaak
Dan de uitbreiding van de mededelingsplicht voor een bodemzaak. Het lijkt er een beetje op dat de Belastingdienst steeds meer privileges krijgt. We vinden dat dit in verhouding moet blijven staan. Wat is het gevolg voor de pandhouder als hij in de huidige situatie geen melding maakt? In hoeverre kan de pandhouder aansprakelijk gesteld worden of een boete krijgen?
Inkeerregeling
Dan de laatste twee punten bij dit wetsvoorstel, te beginnen met de inkeerregeling. Wij snappen dat de inkeerregeling wordt afgeschaft voor zwartspaarders naar aanleiding van de Panama Papers. Dat staat buiten kijf. Wij vragen ons wel af welke gedragseffecten het heeft. Roept het bij mensen niet het gevoel op: het herstellen van fouten bij de belastingaangifte doe ik dan maar niet meer? Ik zou dat een slechte zaak vinden. Het kabinet is relatief optimistisch over het ontbreken van die gedragseffecten, maar hoe zeker is de staatssecretaris daarvan?
Belastingwet BES
Dan de Belastingwet BES. Daarin wordt voor een aantal groepen vrijstelling van de vastgoedbelasting geregeld voor onroerende zaken. Wij zijn benieuwd wat het precies kost. De reden is dat vijftien instellingen op omvallen zouden staan, maar er wordt volgens mij nog gewerkt aan een nieuw fiscaal stelsel voor de BES. Dat was tenminste een ander voorstel. Volgens mij is het feit dat een instelling op omvallen staat, niet altijd de reden om te zeggen: we gaan een belastingvrijstelling geven. Ik denk dat dan heel veel partijen op de stoep zullen staan bij de staatssecretaris. Waarom is gekozen voor die ruime interpretatie van het begrip? En kan de staatssecretaris aangeven welke instellingen eronder zouden gaan vallen?
Wet afschaffen btw-landbouwvrijstelling
Over de wet op het afschaffen van de btw-landbouwvrijstelling is vorig jaar al gesproken en er zijn ook al moties over ingediend. Vandaar dat het hier nu ook terug te vinden is. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog wel wat vraagtekens zet bij het proces, zeker omdat niet helemaal duidelijk is wat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn. LTO zegt dat die een paar honderd euro bedragen, maar het ministerie zegt dat die lasten €50 zijn. Daar zit een behoorlijk verschil tussen.
Verder heb ik nog vragen over de overgangstermijn. Er wordt heel makkelijk gezegd: je had het kunnen weten, want vorig jaar is het al aangekondigd in de begroting van het ministerie van EZ. De vraag is alleen wanneer je nou begint met die veranderingen. Ga je die al doorvoeren voordat je de regeling überhaupt kent en voordat duidelijk is dat het besluit ook echt genomen wordt?
Vorig jaar was er sprake van een bedrag van 18 miljoen euro. Dat wordt nu 22 miljoen euro. Tijdens de discussie vorig jaar is heel nadrukkelijk gezegd: sluis dat bedrag nou terug naar de sector. Dat kwam ook in de beleidsdoorlichting van het ministerie zelf naar voren. Het gaat nu gewoon op in het geheel. Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen om het op de een of andere manier toch terug te sluizen naar de sector?
We hebben gevraagd naar de paardensector en de diensten voor de fokinstellingen. Klopt het dat zij 15% meer belasting moeten gaan betalen? Dat vinden wij echt wel een heel forse stijging. Wij vragen ons af hoe de kleinere groep die hierdoor getroffen wordt, dus de kleine particuliere fokkers, hierdoor geraakt wordt, want de btw is natuurlijk een behoorlijke kostenpost. We hebben natuurlijk de KOR, de kleineondernemersregeling. In hoeverre kan die hiervoor een oplossing bieden voor dit soort kleine ondernemers?
Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling
Voor de VVD is het cruciaal dat reële coöperaties niet geraakt gaan worden. Verder vindt de VVD het natuurlijk belangrijk dat wij een aantrekkelijk vestigings- en investeringsklimaat houden. Dat levert uiteindelijk banen op. Wat ons betreft is het dan ook belangrijk dat de invulling van het voorstel wordt gesteund door de NCR, de Nationale Coöperatieve Raad. We zijn nog wel benieuwd hoe breed de NCR de sector vertegenwoordigt.
Nederland is van oudsher een land van coöperaties. We kennen natuurlijk allemaal FrieslandCampina, Achmea en de Rabobank, maar er zijn ook veel kleinere coöperaties, vooral ook gerelateerd aan de landbouwsector. Die zijn belangrijk voor de banen in Nederland. Kan de staatssecretaris garanderen dat reële coöperaties niet worden geraakt? Is de gekozen systematiek, met de 70%, daarvoor flexibel genoeg? En wat gaat de staatssecretaris doen indien coöperaties onverhoopt toch geraakt worden?
Dan kom ik na mijn oproep over de reële coöperaties toch bij het wetsvoorstel zelf. Er komt natuurlijk een regeerakkoord aan waarin de dividendbelasting is afgeschaft. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom deze wet dan nog nodig is? Klopt het dat dit feitelijk maar voor één jaar is? Levert dat voor de ondernemers die daarbij betrokken zijn, geen problemen op? Welke afweging heeft het nieuwe kabinet gemaakt om dit wetsvoorstel door te laten gaan? In hoeverre is het afschaffen van de dividendbelasting niet voldoende voor de bezwaren van de Europese Commissie over de coöperaties in combinatie met de huidige antimisbruikmaatregelen en met het leerstuk fraus legis?
Ik kom bij mijn vraag welke problemen er zijn of ontstaan, bijvoorbeeld met de Europese Commissie, als de wet inderdaad niet per 1 januari 2018 wordt ingevoerd. Welke consequenties heeft het voor de betrokken bedrijven dat deze wet per 1 januari wordt ingevoerd, maar dat de dividendbelasting per 1 januari 2019 weer gaat worden afgeschaft? Want dat lijkt op een snel wisselend beleid. Eigenlijk is dat niet goed voor het vestigingsklimaat en ook niet voor de benodigde rust en stabiliteit van de ondernemers.
Nog twee laatste vragen. Klopt het dat er de facto nog steeds een ondernemingstoets in het voorstel zit die in strijd is met het EU-recht? Indien dit niet het geval is, waarom is dat dan niet het geval? Waarom moet de onderneming boven Nederland er in een rechte lijn boven zitten, om het zo maar eens te zeggen? Dat is in de praktijk toch veelal niet zo? In hoeverre is dat doenlijk voor bedrijven?