Begroting Buitenlandse Zaken 2018

Source: J.H. (Han) ten Broeke i, published on Tuesday, November 14 2017.

Op 14 en 15 november wordt gedebatteerd over de Begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2018.

Spreektekst Han ten Broeke Begroting 2018

(alleen het gesproken woord geldt)

Voorzitter,

Het is niet ongebruikelijk in de Kamer dat we bij het aantreden van een nieuwe minister vragen hoe hij wil dat men terugkijkt op zijn ministerschap. Wat wil een minister nalaten? Wat wil hij bereiken?

Voor een minister van Buitenlandse Zaken is dat altijd een beetje een strikvraag. Het lijkt een leuke lakmoesproef: kan onze man op BZ een beetje een internationaal vergezicht schetsen? Ontpopt hij zich als een wereldbestormer? Worden de mensenrechten wel genoemd? Hoe vaak? En met wie zou de nieuwe minister zich eigenlijk willen vergelijken?

Halbe Zijlstra vergeleek zichzelf met Max van der Stoel - met een scheutje Frans Timmermans. Nu is dat - en ik weet zeker dat Frans dat met mee eens zou zijn - een voortreffelijke keuze. Niet alleen weet ik namelijk zeker dat Frans Timmermans hetzelfde zou hebben gezegd, maar de keuze voor Van der Stoel is niet zonder betekenis.

Laten we wel wezen, Max van der Stoel was uitgesproken pro-NAVO en pro-Amerika en hij geloofde nooit in de sprookjes waar velen in zijn partij wél in geloofden: bijvoorbeeld dat het Griekse kolonelsregime via een CIA-complot aan de macht was gekomen. Maar in Griekenland was hij een held. Er is zelfs een plein naar hem vernoemd. En de werkgroep Griekenland, waarmee hij al als parlementariër al aandacht vroeg voor de Griekse dictatuur, maakte dat hij er handen schudde: noodgedwongen met de machthebbers, maar juist ook met dissidenten.

Van der Stoel was al een realist toen het nog niet populair was om een realist te zijn. Een realpolitiker. Ik zei het al: een uitstekende keuze.

Van der Stoel had ook sympathie voor Israël. Dat kon toen nog wél bij de Partij van de Arbeid, toen die andere realist, Joop den Uyl, de scepter zwaaide. En hoewel hijzelf niet geconsulteerd was bij de beslissing om Israël tijdens de Jom Kipoer-oorlog te bewapenen gebeurde dat toch - een besluit dat deels buiten hem om en geheel buiten de Kamer om door het kabinet-Den Uyl werd genomen.

Wat ik wil zeggen: je kunt je nog zoveel voornemen, gebeurtenissen maken de man. Ze bepalen in hoge mate hoe een ministerschap of zelfs een kabinet herinnerd wordt. En het kabinet-Den Uyl, het meest linkse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis, zal voor wat betreft de buitenlandpolitiek toch vooral herinnerd door de Oliecrisis en de steun voor Israël. Oftewel: het zijn dus vaak externe omstandigheden die een ministerschap bepalen. "Events, my dear boy, events", zou de Britse oud-premier Harold MacMillan hier ooit over hebben gezegd.

En toch kan een minister een duidelijke stempel achterlaten op het buitenlandbeleid, hoeveel constanten de geschiedenis van ons buitenlandbeleid ook bevat.

Voorzitter,

Wie gelooft in gebeurtenissenpolitiek waagt zich niet aan een voorspelling. Maar ik kwam iets anders tegen dat wel als inspiratie kan gelden. Het is een boekje, geschreven door Gerry van der List, nu bekend als redacteur bij Elsevier Weekblad, die in de jaren ’90 onderzoek deed naar de invloed van VVD’ers op het Nederlands buitenlandbeleid: “De macht van het idee”. Hij deelde de door hem bestudeerde decennia in in diverse hoofdstukken, met titels die kort de bewindspersoon en het tijdsgewricht proberen te typeren.

Laten we ze eens langslopen.

De eerste periode - de periode 1948 tot 1952 - krijgt de titel ‘Het roer moet om!’. En hoe aantrekkelijk deze ook klinkt na een periode waarin ministers van PvdA-huize het ministerie bestuurden, zou deze geen recht doen aan de succesvolle ministerschappen van voorgangers Timmermans en Koenders.

Het volgende hoofdstuk is het tijdperk 1959 tot 1963, met de titel ‘Emoties, illusies en eigenbelang’. Dat laatste klinkt mij - en deze minister ongetwijfeld ook - als muziek in de oren, maar ik kan me niet voorstellen dat minister Zijlstra ooit beschreven zal worden als een man van illusies. Emoties kan ik me nog wel voorstellen. Maar eerder als een idealist zónder illusies, precies zoals John F. Kennedy zichzelf ooit heeft getypeerd. Maar dat is ‘m eigenlijk ook niet.

Aantrekkelijker is het hoofdstuk 1965 tot 1971 met de titel: ‘Een trouwe bondgenoot’. In deze chaotische en verwarrende tijden, waarin beproefde allianties wankelen en bondgenootschappelijk gedrag belangrijker is dan ooit, zou dat een aantrekkelijke typering kunnen zijn. En toch hoop ik op een iets kleurrijkere omschrijving.

De hoofdstukken ‘Voortmodderen’ - over de periode 1971 tot 1973 - en ‘De muis die brulde’ - over de periode 1973 tot 1977 - die slaan we gemakshalve even over.

Maar toen kwam ik bij het hoofdstuk over de periode 1982 tot 1986, een periode die door Van der List werd voorzien van twee titels: “Politieke duivelskunst” - die ik maar even laat voor wat het is - en: “Nieuwe zakelijkheid”. Niet alleen typeert die term de man, Zijlstra, zoals ik hem ken. Maar zoals de voormalige staatssecretaris van Cultuur weet, is het ook een kunststroming uit het interbellum.

In een periode van grote onzekerheid, met een hang naar autoritaire leiders, en als reactie op het expressionisme dat daaraan voorafging - van Frans Timmermans zullen we maar zeggen - in die verwarrende tijden hebben we zakelijkheid nodig. Cooler heads must prevail.

De instabiele wereld waarin deze minister wordt geacht te opereren en het Nederlands belang te behartigen, vraagt om een realistische en tegelijkertijd creatieve aanpak.

De VVD heeft zich de afgelopen jaren bij de begrotingsbehandelingen ingespannen voor meer selectiviteit als het gaat om de inzet van middelen en op landen, en minder selectiviteit in met wie we zakendoen. Maar selectiviteit en zakendoen zijn hier de steekwoorden. Dat lijkt een tegenstrijdigheid. Maar dat is het niet.

Allereerst willen wij de minister oproepen tot focus. Focus, effectiviteit en realisme staan gelukkig in het nieuwe regeerakkoord, en het is nu aan ons om dat verder uit te werken.

Mijn fractie vindt het van belang dat we ons in de eerste plaats richten op wat zich afspeelt aan onze buitengrenzen. Ik zeg het hier bot: Nederlandse en Europese buitenlandpolitiek is wat ons betreft in de eerste plaats buitengrenzenpolitiek.

De onrust in de ring rondom Europa - veroorzaakt door terreur, armoede, klimaatverandering en migratie - vraagt om beleid dat bijdraagt aan stabiliteit: diplomatie, capaciteitsopbouw, economische samenwerking, militaire samenwerking en ja: soms ook afschrikking.

Voor onze oostflank hanteren we de militaire spierbal, de economische vuist, en waar mogelijk de uitgestoken hand. Rond de zuidflank zullen we meer moeten samenwerken op het gebied van bestrijding van wapen- en mensensmokkel, het voorkomen van verdere verspreiding van jihadisme en het versterken van de civil society.

Twee jaar geleden diende ik met collega Servaes een motie in en met mijn collega’s hier wil ik die lijn voortzetten. Het gaat hier om het versterken van de dragers van democratie en rechtsstaat in landen rond de EU, waarmee we daar de stabiliteit vergroten en onszelf hier invloed op die landen geven. In de tweede termijn kom ik hierop terug.

Maar als we het hebben over onze buitengrenzen, dan moeten we niet alleen denken aan onze Europese buitengrenzen. Ons Koninkrijk deelt ook een grens met bijvoorbeeld Venezuela. De onrust aldaar vraagt om waakzaamheid, maar ook om een vorm van afschrikking en geruststellende maatregelen. Daar hebben we als Kamer vaker toe opgeroepen en het is van groot belang dat wij, maar vooral ook deze minister, er iets aan doet.

Deze week heeft de EU nieuwe sancties aangekondigd. Dat is goed, ook in dat kader. Ik wil wel van de minister weten of we nu gelijk op lopen met de Amerikanen. En zodra hij met zijn Amerikaanse collega’s spreekt, wil hij dit dan ter sprake brengen?

Mijn fractie wil dat deze minister, maar ook de nieuwe staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, actiever worden dan het duo Koenders en Plasterk. En wat mij betreft komen de staatssecretaris van Justitie & Veiligheid en de minister van Defensie hem versterken.

Ook zullen we moeten kijken naar onze andere grenzen. We besteden veel aandacht aan de zuid- en oostflank, maar vergeten nog wel eens wat zich allemaal afspeelt aan de noordflank: het Arctisch gebied.

Rusland heeft het aantal militaire oefeningen en de eigen militaire aanwezigheid de laatste jaren enorm opgevoerd. Een nieuwe great game lijkt in volle gang, zonder dat de wereld er al te veel aandacht voor lijkt te hebben. Recent vond er nog een grote oefening met nucleaire wapens plaats, en niemand lijkt het te weten. En dat terwijl onze belangen - Nederlandse, Europese en westerse - in toenemende mate liggen in het Arctisch gebied. En ja, dat zijn milieubelangen, handelsbelangen én militaire belangen. De VVD heeft ooit met de PvdA afgedwongen dat er iemand bij BZ verantwoordelijk is voor dit dossier, maar ik wil van deze minister horen hoe we onze positie als waarnemer bij de Arctic Council, en de wetenschappelijke inzet, die ons weer leverage geeft, kunnen versterken. Een beetje Willem Barentsz, graag.

Ik wil dat we dáár zijn waar we het verschil kunnen maken. Natuurlijk vergt dat met onze middelen maatwerk. En dus zal onze diplomatieke aanwezigheid zich moeten aanpassen aan prioritaire thema’s en gebieden: minder aandacht voor hobby’s en meer aandacht voor migratiestromen, terrorisme en andere vormen van instabiliteit die de belangen van Nederland raken.

En Voorzitter,

Waar economische kansen liggen moeten we ons richten op handel: economische diplomatie. We zijn er in de vorige kabinetsperiode in geslaagd om de consulaten-generaal in München, Milaan, Antwerpen, Chicago en Osaka open te houden. Wil de minister hier toezeggen dat economische diplomatie een prioriteit blijft, zeker met het oog op de Brexit?

Voorzitter,

We moeten banen scheppen en niet vernietigen, bijvoorbeeld door zakendoen te ontmoedigen omdat de omgang met mensenrechten ons niet aanstaat. Want - ik kan het niet vaak genoeg zeggen - niet de mensenrechten bepalen de relaties, maar binnen de relaties stellen we de mensenrechten aan de orde.

Voorzitter,

Het hoofdpunt van mijn bijdrage is dat we in het regeerakkoord hebben afgesproken dat we meer geld vrijmaken voor het postennetwerk. Ik verwacht van deze minister dat hij de Kamer meeneemt bij de invulling van deze intensivering en dat hij in elk geval met plannen komt om het in het regeerakkoord afgesproken ’24 uurs-loket’ te realiseren: een one stop shop voor dienstverlening voor Nederlanders in het buitenland.

Want Nederlanders zijn reislustig. In 2016 ondernamen Nederlanders maar liefst 17,6 miljoen vakanties in het buitenland. En dat aantal neemt toe. En al die Nederlanders moeten kunnen rekenen op goede dienstverlening als ze in de problemen zitten.

Maar er wonen, werken en leven ook heel veel Nederlanders in het buitenland. Tussen de 800.000 en een miljoen. Naar die mensen hebben we een verantwoordelijkheid. Sterker nog: dat is de kerntaak van dit Ministerie. De belangen van Nederland zijn immers ook de belangen van Nederlanders. Ik wil dat ze zonder problemen kunnen stemmen en, als ze in de problemen komen, of zelfs als ze gedetineerd zijn, dat ze op goede consulaire bijstand kunnen rekenen.

Overigens moeten we als Kamer in 2018 een evaluatie van de gedetineerdenbegeleiding ontvangen. Ik ben benieuwd hoe de beleidswijzigingen op dit terrein hebben uitgepakt, want daar was bij de behandeling van de laatste verantwoordingsstukken - toen er een groot verschil bleek te zijn tussen de conclusies van de Rekenkamer en het Ministerie zelf - veel onduidelijkheid over.

Maar we kunnen meer doen voor Nederlanders in het buitenland. Zo verwacht ik dat de minister zo snel mogelijk na de lopende pilot met plannen komt om mobiele paspoortverstrekking in noodgevallen ook structureel vorm te geven. En hij moet voorop willen blijven lopen bij het verkennen van mogelijkheden om ook samen met trusted third parties het verstrekken van reisdocumenten in het buitenland mogelijk te maken.

Voorzitter,

We hadden het over focus. En bij focus hoort ook dat we aangeven waar het een tandje minder kan. Je kan je overal op focussen en je kan alles tot prioriteit maken, maar: qui trop embrasse mal étreint. Wie veel begeert, veel ontbeert.

Neem het subsidieoverzicht van dit Ministerie. Als ik nou even niet naar de bedragen kijk, maar gewoon naar het lijstje van ontvangers. Dan gaat het mij vooral om de vraag: met welke instelling, overtuiging en focus is het ministerie aan de slag gegaan bij de toekenning van subsidies? Een paar voorbeelden.

De NGO Zaatar, een organisatie die in Griekenland aangekomen bootmigranten assisteert bij hun integratie, terwijl we met z’n allen juist proberen om deze illegale migratie via de Turkije-Griekenlandroute te ontmoedigen.

Of neem de Roemeense NGO Buzau die zich bezighoudt met sociale en culturele rechten van mensen in Roemenië. Volgens mij is Roemenië gewoon lid van de Europese Unie en als ze daar ergens hulp bij nodig hebben, zijn daar meer dan genoeg EU-fondsen voor beschikbaar. En Nederland draagt er ook nog fors aan bij.

Of neem de Belarusian Consumer Protection Society. Er zijn heel veel goede redenen om projecten in Wit-Rusland te ondersteunen. Maar ik kan me niet voorstellen dat consumentenbescherming er daar één van is. Ik gun de Wit-Russen meer markteconomie en democratie, maar mij lijkt het verstandiger hen nu te helpen met het verbeteren van de mensenrechten en het vergroten van de vrijheid. Dat is immers het pad dat Wit-Rusland heeft ingeslagen en dát is de reden waarom de EU een deel van haar sancties in 2016 heeft opgeheven. Niet de consumenten, maar de dissidenten moeten worden beschermd.

Een laatste voorbeeld: SOMO, een organisatie die activiteiten van multinationals in de gaten houdt en van alles publiceert over belastingontwijking. Die discussies moeten vooral worden gevoerd, dat gebeurt trouwens ook, en ik ben ook niet tegen het faciliteren van kritiek op overheidsbeleid. Dat is namelijk essentieel voor een gezonde democratie. Maar dat wil nog niet zeggen dat we al dat activisme zelf hoeven te financieren. Ik ben het nog eens even nagegaan bij onze OS- en belastingwoordvoerders, maar deze debatten worden herhaaldelijk en prominent gevoerd door deze Kamer: dus waarom dan ook nog eens gesubsidieerd gevoerd?

U kent mijn positie daarover. Met OneWorld heb ik al een felle publieke discussie gehad over de financiering van tegenspraak. Ik blijf erbij dat de overheid de verplichting heeft om activisten in alle vrijheid hun werk te laten doen, maar dat wil nog niet zeggen dat de overheid de verplichting heeft om dat activisme ook te financieren. Het recht op vrijheid van meningsuiting moet gegarandeerd zijn, niet de subsidie ervoor. In artikel 7 van onze Grondwet staat twee maal dat “niemand verlof of toestemming” nodig heeft om zijn of haar gedachten te openbaren. Er staat nergens bij dat iemand recht heeft op subsidie of steun om die mening te uiten.

Ook moeten we wat mij betreft de discussie voortzetten over in welke landen we mensenrechtenprojecten financieren. In het verleden hebt u mijn fractie kritiek horen geven op het financieren van de anti-doodstraflobby in het land met de hoogste advocatendichtheid ter wereld, de VS. Maar mijn fractie had ook kritiek op de financiering van verduurzaming van de ananasketen in Costa Rica, een van de rijkste landen van die regio, of op andere mensenrechtenprojecten in de rijkste landen van de wereld.

De minister schrijft in zijn antwoorden op de feitelijke vragen dat circa 10% van het Mensenrechtenfonds volgens de planning zal worden uitgegeven in OESO-landen. Het gaat om landen als Chili, Frankrijk, Oostenrijk, de VS en Zwitserland. De minister schrijft dat het merendeel van deze bijdragen is bestemd voor organisaties die in deze landen actief zijn. Maar ik weet dat een deel daarvan ook in die landen zelf eindigt. Bijeenkomsten over LHBT-rechten in Duitsland, bijvoorbeeld. Daarom wil ik van de minister weten welk deel eindigt bij projecten in die landen zelf. Dat antwoord hoop ik morgen in zijn eerste termijn te horen, en laat ik er na vorig jaar direct maar bij zeggen: ik hoop dat dit bedrag nu op 0 staat. Als dat niet zo is, ga ik dat bepleiten.

We moeten ons mensenrechtengeld, ook nu we het Mensenrechtenfonds ophogen, steken in prioritaire thema’s en in prioritaire landen. Mijn fractie wil ook dat we bij de verhoging van het Mensenrechtenfonds, conform het regeerakkoord en passend bij deze coalitie, de nadruk gaan leggen op de verdediging van mensenrechtenverdedigers hier en in andere landen, journalisten en godsdienstvrijheid - en met name op christenen in het Midden-Oosten. Wij geven de minister graag de ruimte om bij de Voorjaarsnota of op een ander moment aan te geven hoeveel het Mensenrechtenfonds omhoog zal gaan, maar wij willen nu al van hem weten of hij deze prioritering steunt.

Voorzitter,

Ik kondigde de tegenstelling al aan. Want ik heb net opgeroepen tot focus en genoemd waar de minister en zijn ambtenaren zich wat ons betreft op moeten richten als het gaat om de inzet van geld en mensen. Mijn fractie vraagt de minister om selectief te zijn, zodat de resultaten van de besteding van belastinggeld zichtbaar zijn. Maar ik wil deze minister oproepen om soms wat minder selectief te zijn. Ik verwacht namelijk dat deze minister de dialoog met niemand uit de weg gaat. Ik verwacht van deze minister dat hij bereid is om de meest bloederige hand te schudden, als het helpt om bloedvergieten te voorkomen. Ja, Voorzitter, ik weet dat van deze minister het beeld bestaat dat hij het liefst alle dictators de hand zou schudden. Ik heb dat overigens in het bewuste interview niet kunnen ontdekken, en in het artikel al helemaal niet. Maar de VVD staat volledig achter het uitgangspunt dat we het gesprek met ongemakkelijke gesprekspartners - ja, ook ongemakkelijke vrienden - moeten aangaan. In de lijn van Van der Stoel en met een vleugje Timmermans toen hij het gesprek met Cuba aanging. Maar ook in de lijn van Sigrid Kaag, die met Hezbollah sprak, mede op verzoek van Israël, toen zij Assad probeerde te ontdoen van zijn chemischewapenarsenaal. Ontwapenen van Assad is zakendoen met Assad. Vuile handen maken. Als we willen de-escaleren met Rusland, dan helpt het niet als we Poetin de toegang tot het Holland Heineken House ontzeggen. Zo’n biertje is de goedkoopste vorm van diplomatie.

En nu we, vanwege de diep teleurstellende prestaties van het Nederlands voetbalelftal - dan doel ik natuurlijk op de heren - niet hoeven na te denken of er Nederlandse bobo’s op de tribune plaatsnemen, is het zeer de vraag of de homo’s in Rusland daar dan beter van worden. Want toen Rutte in Sochi was, vroeg hij bij Poetin aandacht voor de situatie van LHBT’s. En minister Schippers was aanwezig bij de Russian Open Games op uitnodiging van de Russian LGBT Sport Federation. Maar dat laten we nu graag over aan de Fransen en de Zweden, die in Sochi juist schitterden door afwezigheid.

Praten met Poetin, met Xi en natuurlijk ook met Trump. Redelijkheid stellen tegenover dwingelandij, overtuigingskracht tegenover machtsvertoon. In de buitenlandpolitiek komt het aan op het vermogen de ander iets te laten doen in jouw belang. Bot gezegd: om de ander te intimideren. Leverage. Dat kunnen wij niet met olie, gas of grote legers.. Wij moeten het hebben van onze overtuigingskracht en die neemt niet toe naarmate het aantal overtuigingen toeneemt.

Dus moeten we kiezen, focussen en daar toeslaan waar onze leverage - onze beïnvloedingsmogelijkheden - het grootst zijn. Want deze wereld laat zich steeds minder gelegen liggen aan onze verheven en superieure opvattingen.

Voorzitter, we moeten ons nu eenmaal realiseren dat de rest van de wereld er niet uitziet als Nederland. Volgens Freedom House zijn 98 van de 195 landen, 55 procent dus, niet of slechts een klein beetje vrij. Daar zullen we gewoonweg mee moeten dealen. En soms betekent dat ook dat we vuile handen zullen moeten maken.

Dat, voorzitter, vraagt om zakelijkheid. Een nieuwe zakelijkheid, zo u wilt. Dan heb ik het niet over de lengte van de antwoorden van de minister, want ook daarin heb ik al de eerste tekenen van een nieuwe zakelijkheid gezien, maar over de manier waarop wij het gesprek aangaan met andere landen in de wereld. Een manier van zakendoen die onze positie in internationale organisaties versterkt; die de branding van Nederland stimuleert door een zichtbaar en effectief buitenlandbeleid te voeren waarmee we daadwerkelijk bijdragen aan vrede, veiligheid en welvaart; en die onze bilaterale betrekkingen bestendigen en verstevigen.

Voorzitter, in vak K staat een minister die weet hoe het is om keuzes te maken. Dat heeft hij laten zien als staatssecretaris en vervolgens als fractievoorzitter. Niet iedereen zal het leuk vinden, maar ook bij buitenlandbeleid draait het gewoon om keuzes maken. Buitenlandpolitiek is net zo politiek als andere dossiers - het gaat om who gets what, when and how - alleen hebben Kamerleden en bewindvoerders met deze portefeuille de mogelijkheid om die keuzes wat meer aan te kleden met wollige inleidingen. Maar de noodzaak tot keuzes blijft. Ik weet dat deze minister dat kan. Maar hij kan er ook op rekenen dat we hem kritisch blijven volgen.

En of hij de geschiedenis in gaat als die trouwe bondgenoot, de man van het eigenbelang, de nieuwe zakelijkheid of gewoon ‘heerlijk, helder, Halbe’, dat is aan hem. En een beetje aan de historici.

En een nóg kleiner beetje aan ons.

Dank u wel.