Hoe je de rechtsstaat in Europa wel beschermt - Main contents
KATI PIRI, MICHIEL KRUYT & SARAH STEUTEL
Europarlementariër, beleidsmedewerker PvdA-fractie in Europees Parlement & Foreign Policy Trainee bij Europees Parlement
S&D Jaargang 73 Nummer 2 April 2016
In het decembernummer van S&D constateerden Hamilton, Pilon en Wiersma dat autoritaire regeringsleiders vrij onbekommerd de rechtsstaat kunnen afbreken. De EU en de andere lidstaten staan erbij en kijken ernaar. Sinds het verschijnen van het stuk heeft Timmermans een onderzoek ingesteld naar de misstanden in Polen. Een goed begin, maar niet voldoende.
De antidemocratische ontwikkelingen in Hongarije geven al langer reden tot zorg, en nu lijkt de EU er met Polen een probleemge- val bij te hebben. Het is daarmee duidelijk dat wat met Hongarije eerst nog een geïso- leerde situatie leek, een Europees gezwel dreigt te worden. De manieren waarop er aan de rechtsstaat wordt getornd, tonen grote gelijkenissen: regeringsleiders maken door grondwetswijzigingen, het inperken van de persvrijheid en het aantasten van de onafhankelijkheid van rechters eerder vast-gelegde ‘checks and balances’ op grote schaal ongedaan.
Om een einde aan deze ontwikkeling te maken dienen de lidstaten en de EU duidelijke grenzen te stellen. Daarbij staat er meer op het spel dan alleen de geloofwaardigheid van de EU als voorvechter van de mensenrechten. De kans dat andere lidstaten het voorbeeld van Polen en Hongarije volgen is immers maar al te reëel. In veel landen, ook West-Europese, is Poetin helaas een lichtend voorbeeld.
Aan de toetredingseisen heeft het niet gelegen. De zogenaamde Kopenhagen-criteria op het gebied van democratische en rechtsstatelijke kwaliteit zijn zeer streng. Het is misgegaan nadat landen lid zijn geworden. Voor een gedeelte valt dit Brussel aan te rekenen. Met uitzondering van de weinig succesvolle monitoring van Roemenië en Bulgarije hield de EU vast aan het traditionele non-interventiebeginsel aangaande binnenlandse aangelegenheden. Zo werden landen die nog maar nauwelijks van het communisme bekomen waren en geen enkele democratische traditie hadden aan hun lot overgelaten.
Daar komt nog bij dat de hooggespannen verwachtingen van veel Oost-Europeanen over de EU niet zijn waargemaakt. De werkloosheid is alleen maar toegenomen en eenzelfde levensstandaard als in West-Europa is niet bereikt. Politici die conservatieve en nationale waarden propageren weten deze negatieve gevoelens uit te buiten. De boodschap dat de misère de schuld van Brussel en diens ‘westerse’ liberale waarden is, vindt gretig aftrek. Het idee van een sterke leider die zich weinig gelegen laat aan democratische regeltjes is voor deze mensen meer dan interessant.
Europees probleem
Hoewel eurosceptici graag beweren dat meer bemoeienis van Brussel alleen maar averechts werkt, is nog meer wegkijken geen optie. Buiten het feit dat de Poolse en Hongaarse bevolking geholpen zijn bij een EU waar men op structurele wijze het functioneren van de rechtsstaat in alle lidstaten monitort, is het controleren en beboeten een kwestie van ei- genbelang. De ontwikkelingen in Oost-Europa zijn immers van invloed op de gehele EU. Hun regeringen hebben een stem in de Europese Raad en drukken zodoende hun stempel op beslissingen. Zo wordt de besluitvorming rondom het vluchtelingenvraagstuk ernstig bemoeilijkt door het verzet van Hongarije en Slowakije, die gemeenschappelijke maatrege- len vaak dwarsbomen.
Bovendien blijft het probleem niet be- perkt tot Hongarije, Polen en andere Oost- Europese landen. Lidstaten die een gezonde rechtsstaat hebben zijn eveneens gebaat bij een overkoepelend rechtsstaatmechanisme. Hoewel de rechtsstaat in Oost-Europa veel meer onder druk staat, hebben Nederland en Frankrijk, zo benadrukken Joyce Hamilton, Annelies Pilon en Jan Marinus Wiersma in het decembernummer van S&D terecht, zich ook niet altijd als het braafste jongetje van de klas gedragen. Het probleem afschuiven op wat Oost-Europese Poetin-imitators is dus wat al te gemakzuchtig. Ook goedbedoelende landen kunnen soms een duwtje in de goede richting gebruiken.
Een echt onafhankelijke commissie
Genoeg redenen dus om nog tijdens het Ne- derlands voorzitterschap het non-interventie- beginsel binnen de EU opnieuw ter discussie te stellen en op te treden als de kernwaarden in het geding zijn. Het onderzoek naar de nieuwe mediawet in Polen dat eurocommissaris Frans Timmermans nu heeft ingesteld, is een goed begin. Er moet daarbij echter gewaakt worden voor willekeur en partijpolitiek. Als we echt de rechtsstaat willen beschermen, dan is het essentieel dat dergelijk onderzoek systematisch en objectief uitgevoerd wordt. Daarin valt nog een hoop te winnen. Toen de Commissie liet weten de Poolse situatie onder de loep te nemen, sprak de Poolse EU-president Tusk bij- voorbeeld zijn afkeuring uit. Kritiek op ‘zijn’ regering was een brug te ver volgens hem.
Ook de Hongaarse premier Orbàn is jarenlang de hand boven het hoofd gehouden door de machtige christen-democratische EVP-fractie. Tot slot kan het geen kwaad om naar onze ei- gen Oost-Europese zusterpartijen te kijken: in Slowakije vertoont de sociaal-democraat Fico nogal eens ongewenst gedrag. Er zal dus een structurele oplossing moeten komen. Belangrijk is hierbij dat de afspraken ook daadwerkelijk worden nageleefd. Om dit te bewerkstelligen werken we in het Europees Parlement momenteel aan de totstandko- ming van een onafhankelijke beoordelings- commissie. Deze commissie — bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, het Parlement, de Raad van Europa, het Agent- schap voor Fundamentele Rechten, ngo’s en andere relevante mensenrechtenorganisaties — zal alle lidstaten aan de hand van een aantal vooraf vastgestelde criteria met betrekking tot rechtsstatelijkheid, democratie en mensenrechten monitoren.
Essentieel is daarbij zoeken naar samen- werking met lokale actoren. Het werkt beter en is geloofwaardiger wanneer Hongaren zelf hun problemen aankaarten dan wanneer de Hongaarse regering keer op keer op de vingers wordt getikt door Brussel.
Scorebord
Eens in de zoveel tijd komt de commissie dan met een rapportage. Aan de hand van een ‘democratisch scorebord’ kan bijvoorbeeld worden bijgehouden hoe lidstaten per onder- deel scoren. Op basis hiervan doen lidstaten elkaar jaarlijks aanbevelingen. Deels zal dit neerkomen op ‘naming & shaming’, maar de nadruk ligt op het geven van constructief advies over verbetermogelijkheden. Pas nadat daarop aangesproken lidstaten daadwerkelijk verbeteringen hebben doorgevoerd, vervallen de aanbevelingen. Als een lidstaat in het eerste jaar (of bij ern- stige overtredingen korter) geen verbetering doorvoert, treedt er een waarschuwingssys- teem in werking. Na die periode doet men nog een laatste dringend verzoek om alsnog maatregelen te treffen. Wanneer ook dat geen effect sorteert, volgen sancties en kan afhankelijk van de ernst van de situatie een land worden gekort op de subsidies, of kan in het uiterste geval het stemrecht in de Europese Unie worden afgenomen.
De creatie van een dergelijk mechanisme is vanwege de juridische en politieke complexiteit een kwestie van lange adem. Juist daarom moeten nu de eerste stappen gezet worden. Het onderzoek naar Polen is een goed begin, zij het rijkelijk laat. Het zal echter niet direct tot een oplossing leiden. Daarvoor is, zoals gezegd, meer nodig, zoals overtredende regeringsleiders niet langer de hand boven het hoofd houden en vooral lidstaten in staat stellen elkaar bij te sturen. Hoewel het kabinet-Rutte-Asscher het beschermen van de rechtsstaat als topprioriteit ziet, blijft het tot nu vooral bij woorden. Tijd voor wat daden, het Nederlands voorzitterschap biedt daar een uitgelezen kans voor.
Noot
1 Joyce Hamilton, Annelies Pilon & Jan Marinus Wiersma (2015), ‘De weerbarstige praktijk van de Europese rechtsstaat’, in S&D 2015/6, pp. 21-22.