Ambulances moeten op tijd zijn! - Main contents
Mensen moeten kunnen rekenen op een ambulance op het moment dat er acute zorg nodig is. En dat er aangekomen in het ziekenhuis voldoende plek is om te worden behandeld. Daarnaast moet het normaal zijn dat ambulance-medewerkers ook gewoon hun werk kunnen doen, zonder te worden gehinderd en ook zonder geweld tegen de hulpverleners. Voor de verbetering van de acute zorg, moet de samenwerking beter, met name in de Randstad en grote steden. Ook de afspraken in de grensregio’s met betrekking tot de ambulancezorg moeten beter. Dat is de kern van Aukje de Vries haar bijdrage bij het algemeen overleg Ambulancezorg/acute zorg op 29 november.
Lees hier de bijdrage van Aukje de Vries bij het Algemeen Overleg Ambulancezorg/acute zorg
Mensen moeten er op kunnen rekenen dat wanneer zij acute zorg nodig hebben, er tijdig een ambulance is met gekwalificeerd personeel en, dat als zij vervoerd moeten worden naar een ziekenhuis, er voldoende plek is om te worden behandeld. De druk op de acute zorgketen is de afgelopen periode toegenomen. Volgens de NZa hebben Nederlanders op dit moment echter voldoende toegang tot acute zorg. Er zijn voldoende uitwijkmogelijkheden bij andere ziekenhuizen of instellingen beschikbaar als het druk op de SEH.
Tegelijkertijd ziet de NZa dat de wettelijke norm voor responstijden door de meeste Regionale Ambulance Voorzieningen (RAV’s) structureel niet gehaald worden. Uit de nieuwe analyse van het RIVM over de beschikbaarheid blijkt echter dat de landelijke responstijd niet verslechtert en 99,8% van de inwoners binnen 45 minuten naar een SEH of ziekenhuis met acute verloskunde kan worden vervoerd. Kan de minister daar een verklaring voor geven?
Gelet op de demografische ontwikkelingen en vergrijzing is de verwachting dat de druk de komende jaren alleen maar toe zal nemen. De doorstroom voor deze ouderen naar het eerstelijnsverblijf of het verpleeghuis is niet in iedere regio even goed geregeld. Het is daarom goed dat de vorige minister eerder dit jaar een actieplan heeft gemaakt om de doorstroom te verbeteren. Zo wordt de capaciteit van het zogeheten eerstelijnsverblijf vergroot en wordt er ingezet op vroegtijdige signalering in de eerstelijnszorg om vroegtijdig kwetsbare ouderen te helpen. Nog beter is natuurlijk preventie, bijvoorbeeld ook valpreventie. Wat gebeurt er op dat terrein aan initiatieven, ideeën, maatregelen die effectief gezien ook werken of kunnen werken?
De NZa stelt dat de samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders in de acute zorg beter kan en moet. De samenwerking in met name de Randstad en de grote steden kan nog aanzienlijk worden verbeterd. Door betere samenwerking kan bijvoorbeeld lichtere spoedzorg door de huisartsenposten worden uitgevoerd. Dit biedt ruimte voor de meer complexe zorg op de spoedeisende hulp. Hoe gaat de minister daarvoor zorgen? Welke mogelijkheden ziet de minister daarnaast voor samenwerking met onze buurlanden om de aanrijdtijden in de grensregio’s te verkorten? Welke acties onderneemt de Minister op dat punt?
De tijdigheid van de ambulance kan worden verbeterd door een goede samenwerking tussen meldkamer, ambulancediensten en de spoedeisende hulp. Een cruciaal ander probleem en knelpunt is dat er te weinig geschoold personeel te vinden is. Er zijn voorbeelden bekend dat verpleegkundigen van de spoedeisende hulp of de IC nu worden ingezet op de ambulance, waardoor weer problemen ontstaan op die afdelingen. Dat is een verschuiving van het probleem. Wat gaat de minister concreet doen om dit arbeidsmarktprobleem te verhelpen?
Er zijn eerder per regio uitgebreide verbeterplannen gemaakt waarin alle betrokken partijen samenwerken om problemen op maat op te lossen voor de ambulancezorg. Deze partijen moeten we de ruimte bieden om hun plannen tot uitvoer te brengen. Tegelijkertijd moet de minister, gezien de ernst van de situatie, vinger aan de pols houden. Kan de Minister een tussenstand geven van de uitvoer van de plannen en de resultaten?
Weten partijen elkaar voldoende te vinden en komt verbeterde samenwerking echt van de grond? In hoeverre nemen betrokken partijen de aanbevelingen van de NZa waar het gaat om het substitueren van zorg van de SEH naar de HAP over? Pakken zorgverzekeraars de regie op de plekken waar dit niet het geval is? En bereiden verzekeraars zich, in samenwerking met de aanbieders, voldoende voor op toekomstige patiëntenstromen, zodat problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen? Ook wil ik van de minister graag weten waar de NZa staat in haar verkenning om makkelijker afspraken te maken om samenwerking tussen de SEH en HAP te stimuleren.
Tot slot de burgerhulpverleners. Dankzij de inzet van mijn collega Leendert de Lange is er extra geld gekomen voor een sluitend netwerk van burgerhulpverleners, waardoor er op steeds meer plekken binnen 3 minuten een geoefende vrijwilliger met een AED aanwezig kan zijn en de overlevingskans na een hartaanval fors verbetert. Ik vind van belang dat we deze positieve ontwikkeling voldoende aandacht blijven geven. Belangrijk is daarbij dat de aanwezige AED’s ook worden aangemeld, bereikbaar zijn en dus ook kunnen worden ingezet.