Antwoord op vragen over het bericht “Deal in Nederland onder de radar”

Source: J.H. (Han) ten Broeke i, published on Friday, February 16 2018.

Antwoord van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Becker, Ten Broeke en Bosman (allen VVD) over het bericht “Deal in Nederland onder de radar” (ingezonden 15 december 2017).

Vraag 1

Kent u het bericht “Deal in Nederland onder de radar”? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het juist dat een administratiekantoor in Den Haag aandeelhouder is geworden van een reusachtig olieveld in Venezuela? Zo ja, klopt de bewering dat de gesloten deal in strijd is met de wet en regelgeving in Venezuela?

Antwoord op vraag 2 en 4

Informatie met betrekking tot het aandeelhouderschap van een in Nederland gevestigd administratiekantoor zou bekend kunnen zijn bij de Belastingdienst. Op grond van de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan zoals bekend niet worden ingegaan op individuele belastingplichtigen.

Vraag 3

Zijn de in het bericht genoemde commerciële handelingen rechtmatig, tegen de achtergrond van de in internationaal verband ingestelde sancties tegen Venezuela? Zo nee, welke stappen worden hiertegen ondernomen?

Antwoord

Op 13 november 2017 heeft de EU sancties ingesteld tegen Venezuela bestaande uit een wapenembargo en een exportverbod op goederen die gebruikt kunnen worden voor interne repressie en IT-surveillance. Daarnaast is het wettelijk kader ingesteld voor persoonsgerichte sancties (tegoedenbevriezing en reisrestricties) tegen degenen die zich schuldig maken aan ondermijning van de democratie en mensenrechtenschendingen. Op 22 januari jl. zijn een zevental personen op de lijst geplaatst. Het sanctieregime voorziet niet in een verbod of beperking op commerciële transacties betrekking hebbende op de oliesector.

Vraag 4

Bent u van mening dat Nederland risico’s loopt als gevolg van de gesloten overeenkomst? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie antwoord vraag 2.

Vraag 5

Hoe worden dergelijke commerciële handelingen in Europees of nationaal verband getoetst, en in het bijzonder op de vraag of ze in lijn zijn met sanctieregimes?

Antwoord

Alle onder Nederlandse jurisdictie vallende bedrijven dienen zich aan de Nederlandse wet te houden, zo ook aan de in Nederland geldende sanctieverordeningen. Het is aan bedrijven om dit zelf te toetsen. Overtreding van de sanctiewetgeving kan leiden tot vervolging. Financiële instellingen hebben de plicht tegoeden te bevriezen en financiële dienstverlening te staken van gesanctioneerde partijen. Hierbij geldt dat financiële instellingen een meldplicht hebben indien zij hiertoe overgaan. Financiële instellingen brengen hun toezichthouder op de hoogte. Het niet voldoen aan deze meldplicht kan leiden het nemen van bestuurlijke maatregelen door de betreffende toezichthouder.

Vraag 6

Hoe verhouden de handelingen zich tot de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen?

Antwoord

Het kabinet doet geen uitspraak over individuele casussen, maar bedrijven dienen de wettelijke normen in zowel het land waar zij gevestigd zijn, als landen waar zij activiteiten hebben, na te leven. Buiten de wettelijke kaders verwacht het kabinet dat bedrijven internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen voor onder andere mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu, zoals die zijn neergelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen). Partijen kunnen een melding doen van vermeende schendingen van de OESO-richtlijnen door bedrijven bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP).

Vraag 7

Het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen doet momenteel namens het kabinet een onderzoek naar de mate waarin de Nederlandse olie- en gassector de OESO-richtlijnen implementeert. Dit zou naar verwachting in het laatste kwartaal van 2017 afgerond worden. Wanneer kan de Kamer dit onderzoek tegemoet zien?

Antwoord

Het onderzoek wordt in het voorjaar van 2018 afgerond. Het Nationaal Contactpunt zal het onderzoek vervolgens aanbieden aan het kabinet, dat de opdracht voor het onderzoek heeft gegeven. Het kabinet zal het onderzoek daarna naar de Tweede Kamer sturen. Dit gebeurt voor de zomer van 2018.