Maarten en de brugwachter (column ND) - Main contents
Toen Maarten van der Weijden zich helemaal naar de gallemiezen zwom ten behoeve van bestrijding van kanker zag zelfs NRC Handelsblad de parallel met Jezus. De genezen patiënt die alles geeft om het leven van zijn zieke naaste te redden en die zo een voorbeeld voor ons allen is.
Voor sommige mensen waren de heroïek en bewondering een beetje te gortig, maar het was ontegenzeggelijk een religieus moment in dit verder vaak seculiere land. Het evangelie heeft hier blijkbaar zulke sporen getrokken dat toen Maarten van der Weijden zwom, veel mensen zich Jezus herinnerden.
De korte Tsjechische film Most (‘de brug’) - te bekijken op YouTube - is een nog indringender eigentijdse hervertelling van het evangelie. In Most neemt de brugwachter zijn zoontje mee naar zijn werk en hij doet daar wat hij moet doen. Hij opent de spoorbrug voor een naderend schip. Terwijl de brug open staat, verliest de brugwachter zijn aandacht en is het zijn zoontje die in de verte een stoomtrein ziet naderen. De jongen bevindt zich een stuk verderop op de brug en hij probeert eerst nog zijn vader in het brugwachtershuisje te waarschuwen. Terwijl je als kijker weet dat een groot drama niet meer te vermijden is, zie je in losse fragmenten hoe passagiers de trein instappen en daarna onbekommerd naar buiten kijken waar het wisselende landschap zich aan hen voorbij trekt. Tussen alle passagiers wordt er even ingezoomd op een verslaafde vrouw die in een afgelegen coupé een lepel aan het verwarmen is.
tot zijn afgrijzen
De brugwachter ziet de rook van de stoomtrein pas als het al bijna te laat is. Tegelijkertijd ziet hij dat zijn zoontje een stukje verderop zich met een uiterste krachtsinspanning vooroverbuigt om met de noodhendel de spoorbrug te laten zakken en de passagiers te redden. Maar de vader ziet daarna ook dat de jongen zich te ver vooroverbuigt en tot zijn afgrijzen valt zijn zoontje naar beneden in het mechanische gedeelte van de brug. Daarna staat hij voor de korte en afgrijselijke keus: laat hij de brug open om het leven van zijn zoontje te redden, waardoor de niets vermoedende treinpassagiers naar beneden zullen storten en velen de dood zullen vinden? Of laat hij de brug zakken en redt hij zo alle treinpassagiers, maar offert hij zijn zoontje op?
Als de trein vol leven langs de net gesloten brug dendert, is er even oogcontact tussen de verslaafde vrouw in de trein met een aansteker en lepel in haar handen en de huilende vader met een van pijn vertrokken gezicht langs het spoor. Even later loopt hij met het lijk van zijn zoontje naar zijn brugwachtershuisje. Hartverscheurend.
Als daarna het leven weer zijn gang neemt, is er een paar jaar later opnieuw een woordeloze ontmoeting tussen de vrouw die in de trein zat en de brugwachter die haar leven redde. De vrouw ziet er gezond uit, is zelfs moeder geworden en passeert met haar kind op de arm de brugwachter die door de stad slentert. Blikken kruisen elkaar, een verlegen glimlach wordt gewisseld. Het kind op de arm van zijn moeder legt zijn hoofd op haar schouders en kijkt de brugwachter vrolijk aan. En dan breekt de lach door op het gezicht van de vader die zijn zoon opofferde, strekt hij de handen ten hemel en viert hij het leven.
bijtende zelfkritiek
Het was voor een vrouw die zich kapot aan het spuiten was dat de vader het leven van zijn zoon gaf. Het was de verslaafde vrouw die in de pijn op het gezicht van de vader zijn liefde voor haar zag. Het veranderde alles bij haar en in plaats van de dood koos ze voor het leven. Nieuw leven. Misschien zat je ook wel in die trein, maar is alles langs je heengegaan. Het is in ieder geval nu de vraag of de liefde die je krijgt tot een wending in je leven leidt. Mag het een keer afgelopen zijn met die bijtende zelfkritiek en je vruchteloze zelfbeklag, of met dat cynisme, die bitterheid over andere mensen en die genadeloze kritiek op iedereen behalve jezelf?
En als je die film niets vindt of het evangelie ongelezen laat, denk anders dan nog een keer aan Maarten van der Weijden. Wat zou jij kunnen doen voor een ander?
Deze column verscheen ook op 4 september in het Nederlands Dagblad