Kledingfabrieken in Bangladesh moeten onder controle blijven - Main contents
Europarlementariërs roepen commissie op tot actie
In een brief aan eurocommissaris Malmström roepen ruim 50 Europarlementariërs van vijf verschillende politieke groepen de commissie op om maatregelen te nemen tegen Bangladesh. Buitenlandse inspecteurs die toezien op de veiligheid in kledingfabrieken in Bangladesh worden binnenkort het land uitgezet.
“Het is duidelijk dat we dit niet kunnen laten gebeuren en de Europese Unie heeft genoeg middelen om Bangladesh onder druk te zetten. We zijn de belangrijkste handelspartner en het land krijgt nu nog veel voordelen, maar die kunnen alleen blijven bestaan als de veiligheid en rechten van de werknemers gegarandeerd zijn”, zegt Agnes Jongerius die het initiatief nam om een brief te schrijven aan Malmström.
Na het instorten van de Rana Plaza fabriek in 2013 sloten internationale kledingmerken en vakbonden het zogenaamde Bangladesh Veiligheidsakkoord. De kledingmerken aangesloten bij het Bangladesh Veiligheidsakkoord zouden alleen kleding afnemen van fabrieken die meewerken aan inspecties. Aangezien de overheid van Bangladesh onvoldoende in staat was om de inspecties zelf uit te voeren werd dit gedaan door het Bangladesh Veiligheidsakkoord zelf. Deze inspecteurs mogen door een uitspraak van het Hooggerechtshof in Bangladesh vanaf 30 november hun werk niet meer uitvoeren. Door deze snel naderende deadline staat het onderwerp gedurende november op de agenda van de Commissie voor Internationale Handel in het Europees parlement. Jongerius, lid van deze commissie, zal hier de komende tijd pleiten voor een betere situatie voor textielarbeiders.
Lees hier de brief