De Tweede Kamer heeft grote zorgen over de machtigingsbepaling in de verzamelwet Brexit - Main contents
Bijna de hele Tweede Kamer op de VVD na heeft grote zorgen over de machtigingsbepaling in de verzamelwet Brexit. Tijdens een hoorzitting afgelopen week in de Tweede Kamer kwamen er verschillende experts aan het woord. In de wet is een bepaling opgenomen waardoor een minister in zijn eentje een besluit kan nemen dat een wet wijzigt of intrekt. Daarvoor hoeft hij niet naar het kabinet, niet naar de Tweede Kamer en niet naar de Eerste Kamer. Het CDA vindt dit is onverantwoord. Daarop zijn er op initiatief van CDA woordvoerder Pieter Omtzigt en D66 Kamerlid Kees Verhoeven spoedvragen opgesteld en mede namens 10 andere partijen (CU, GL, PVV, PvdA, SP, PvdD, SGP, 50Plus, DENK en FvD). Het is een duidelijk signaal dat wordt afgegeven richting het Kabinet.
Omtzigt: “In de hoorzitting merkte professor Voerman op dat deze bevoegdheid verder gaat dan bevoegdheden onder een noodtoestand. Dat is ongehoord. Daarom vragen wij met 12 partijen om bepalingen die nodig zijn door de Brexit met veel meer waarborgen te omkleden. Zodat in gevallen waarin snel gehandeld moet worden, dat ook kan. Denk aan de noodmaatregelen tijdens de kredietcrisis. Ook hier dient het parlement de regering gewoon te kunnen controleren. Een stevige regering heeft een stevige controle van het parlement nodig.”
Vragen van de leden Omtzigt (CDA), Verhoeven (D66), Van der Graaf (CU), Leijten (SP), Van Ojik (GL), Maeijer (PVV) Asscher (PvdA), Van Rooijen (50Plus), Van Raan (PvdD), Bisschop (SGP), Azarkan (DENK), Baudet (FvD) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie en Veiligheid over de rechtstatelijke aspecten van de machtigingsbepaling van de Brexitwet.
-
1.Heeft u kennisgenomen van de factsheets “Verzamelwet Brexit” van professor Voermans en Professor de Lange en hun toelichting in de Kamer bij de hoorzitting op 5 december jl.?
-
2.Kunt u reageren op het standpunt van deze heren dat door middel van Artikel 10 van de Verzamelwet Brexit het kernbeginsel van het primaat van de wetgever aan de kant geschoven wordt doordat ministers een heel ruime bevoegdheid krijgen om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen en daarmee ook van bestaande - zelfs hogere regels - af kunnen wijken zonder dat het gehele kabinet, het parlement of de Raad van State daar vooraf iets over te zeggen heeft?
-
3.Bent u het eens dat, zoals artikel 10 van de Verzamelwet beoogt, het door het parlement achteraf meepraten over wetgeving - die ziet op fundamentele onderwerpen- die al is vastgesteld, niet voldoet aan de eisen die het primaat van de wetgever stelt?
-
4.Wat is uw reactie op het gegeven dat de Aanwijzingen voor de regelgeving (Awr, 2.23) voorschrijft dat delegatie van regelgevende bevoegdheid zo nauwkeurig en concreet mogelijk wordt begrensd? Bent u het eens dat dit in artikel 10 Verzamelwet Brexit niet het geval is?
-
5.Bent u bereid met een nota van wijziging te komen waarin u fatsoenlijke rechtstatelijke aspecten in Artikel 10 introduceert, waarbij alleen de afwijkingsbevoegdheid in een vooraf nauwkeurig omschreven noodsituatie kan worden gebruikt en er controle is door het gehele kabinet (dus geen ministeriële regeling), de Raad van State en het parlement?
-
6.Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?