Het Europa van bruis- en krimpregio’s - Main contents
Onderstaand artikel verscheen ook in dagblad Trouw op 26 januari 2019 met als titel: "De kloof tussen bruisgebieden en krimpregio's blijft groeien."
Het zou één grote post-nationale familie van regio’s worden, verenigd onder de blauw-geel wapperende EU-vlag. Dat was in de jaren negentig het idee van het Europa van de Regio’s, bij velen in zwang. Een romantische gedachte, die ook empirisch ondersteund werd: enerzijds vervaagden de nationale grenzen met het Verdrag van Maastricht (1992) in zekere mate, anderzijds maakte de EU zich sterk voor krachtiger regionaal bestuur in de lidstaten. Bovendien vervulden regionale overheden (niet de lidstaten) een belangrijke taak bij het verdelen van Europese subsidies.
Kloof door globalisering
Die droom is uiteengespat. Anno 2019 kunnen we vaststellen dat naarmate globalisering, de digitale transformatie en EU-integratie zelf toegenomen zijn, van dit Europa van de Regio’s niet veel terecht is gekomen. Het Europa van nu is meer dan ooit een Europa van de Lidstaten en in veel lidstaten is het nationalisme terug van even weggeweest.
En binnen dat Europa is een niet te missen scheidslijn ontstaan. Aan de ene kant staan bevolkingsgroepen die veel profiteren van globalisering, voor wie open grenzen méér kansen en méér welvaart betekenen. Aan de andere zijde worstelen burgers met nadelen van diezelfde globalisering, waar open grenzen juist gezien worden als een oorzaak van verlies aan zekerheid, zeggenschap en identiteit.
Die groeiende kloof wordt het meest zichtbaar op regionaal niveau. Sinds 1995 is de economische ongelijkheid tussen EU-lidstaten onderling kleiner geworden, maar zijn de regionale economische verschillen binnen de meeste lidstaten juist toegenomen. In driekwart van de lidstaten zien we grootstedelijke bruisregio’s zoals Stockholm, Parijs, en Hamburg die meer landelijke krimpregio’s economisch ver achter zich hebben gelaten. Waar de natiestaat voorheen de regionale ongelijkheid kon dempen, zien we in de geglobaliseerde samenleving sommige regio’s veel harder vooruit gaan, en anderen stagneren. De breuk heeft ook culturele kenmerken: de bruisregio’s met hun meer kosmopolitisch-progressieve leefwereld naast de krimpregio’s met hun meer chauvinistisch-conservatieve leefwereld.
Confrontatie
Dat heeft harde politieke consequenties. De afgelopen jaren heeft in verschillende verkiezingen de opstandige stem uit op afstand geraakte regio’s de uitslag bepaald. Het is een opstand tegen de politiek-bestuurlijke elites in de bruisgebieden die onvoldoende oog hebben voor de noden en het gebrek aan toekomstperspectief in de krimpgebieden. Politiek-geografen onderbouwen deze stelling aan de hand van o.a. het Brexit-referendum (2016) en de verkiezingen in Oostenrijk (2016 en 2017), Frankrijk (2017), Duitsland (2017) en Italië (2018).
In deze landen draaide de verkiezingsstrijd uit op een confrontatie tussen de happy-go-lucky grootstedelijke bovenlaag en de gestagneerde provincie, die zich verwaarloosd, zo niet verraden voelt door diezelfde grootstedelijke elite.
Bij de aankomende verkiezingen voor het Europese Parlement kan de EU zich opmaken voor dezelfde confrontatie. Te verwachten is dat partijen die het sentiment in de vergeten regio’s uitdragen, zetels zullen winnen ten koste van partijen die de bubbel van de grootstedelijke elites vertegenwoordigen.
Scherpere scheidslijnen
En Nederland? Ook ons land lijkt aan die botsing niet helemaal te ontkomen, hoewel ons nationale kiesstelsel geen regionale component kent en wij niet gewend zijn om vanuit een regionale lens naar het politieke speelveld te kijken. Bovendien zijn de binnenlandse afstanden bij ons klein in vergelijking met Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië.
Er zijn echter aanwijzingen dat naarmate globalisering voortschrijdt de economische, culturele en politieke scheidslijnen scherper worden. Ook Nederland kent regionale economische ongelijkheid, in dit opzicht een middenmoter in Europa, samen met landen als Griekenland en Groot-Brittannië. Maar opvallend is dat de mate van regionale economische ongelijkheid de afgelopen jaren in Nederland sterk is toegenomen: het zogeheten regionale ongelijkheids-coëfficiënt verdubbelde in de periode 1995-2015. Zo steeg tussen 2000 en 2016 het bbp per hoofd van de bevolking in de regio Amsterdam met 29.000 euro (van 47.000 naar 76.000 euro), terwijl dit in Oost-Groningen met maar 7.000 euro toenam (van 15.000 naar 22.000 euro). In beide regio’s steeg de welvaart, maar de onderlinge kloof werd ook groter.
Daarnaast lopen de maatschappelijke opgaven tussen bruis- en krimpgebieden steeds verder uiteen: een woningtekort, hoge huren en huizenprijzen, de integratie van nieuwkomers, verkeersopstoppingen en vervuilde lucht, versus de leegstand van winkelpanden, bevolkingsdaling, de zorg over lokale onderwijs- en zorgvoorzieningen en angst voor het verdwijnen van de regionale identiteit.
De gemeenteraadsverkiezingen van afgelopen maart lieten door het land heen een verlies voor de klassieke middenpartijen zien, maar er was een duidelijk verschil tussen stad en land. In de grote steden verloren de middenpartijen vooral ten faveure van de kosmopolitische partijen, in de landelijke gebieden vooral ten faveure van de niet-kosmopolitische, maar op identiteit gerichte lokale partijen.
Het vertrouwen in de Tweede Kamer spreekt voor zich: het hoogste in de bruisregio’s Amsterdam en Gooi & Vechtstreek, en het laagst in de krimpgebieden in Noord-Holland, Oost-Groningen, Drenthe en Zuid-Limburg. De acties van de blokkeerfriezen en het succes van de nieuw-ontworpen Achterhoekse vlag laten een toenemende behoefte in krimpregio’s zien om zich los van (of: tegen) de dominante randstedelijke groep te manifesteren.
Buiten de bubbel kijken
Voor de samenstelling van het Europees Parlement na 23 mei zullen scheidslijnen binnen lidstaten dus bepalender zijn dan de scheidslijnen tussen lidstaten. De kosmopolieten in de bruisregio’s en hun leiders doen er verstandig aan om verder dan hun eigen bubbel te kijken en de mensen in krimpregio’s de hand te reiken. Dit is nodig voor de eenheid en bestuurbaarheid van de samenleving, maar ook electoraal verstandig: de meeste Nederlanders wonen nu eenmaal niet in de Randstad. In campagnetijd lijken sommigen al een poging te doen, zoals Mark Rutte met zijn opmerking over “de witte wijn-sippende Amsterdamse elite” en Thierry Baudet met zijn zoektocht naar kiezers in agrarische gebieden. Of ze de kiezer daarmee overtuigen, zullen we eind mei zien.
Caspar van den Berg en Bram van Vulpen zijn hoogleraar respectievelijk promovendus aan de leerstoel Global and Local Governance van de Rijksuniversiteit Groningen, Campus Fryslân.