Monumenten voor de dood als aankondiging van nieuw leven (column ND - Main contents
Ik heb het wel geweten, maar het nooit goed beseft. De onvoorstelbare slachtpartijen die Duitse soldaten en lokale politiemensen in de Tweede Wereldoorlog in Oekraïne hebben aangericht. Vorige maand heb ik - op uitnodiging van Christenen voor Israël - enkele van de 2000 massagraven met Joodse slachtoffers in Oekraïne bezocht en overlevenden van de Holocaust ontmoet. En het is nog steeds niet te bevatten.
Ik stond aan de rand van Babi Yar, een nu niet al te diep, door berkenbomen bedekt dal dat in de oorlog aan de rand van Kiev lag. Op 29 en 30 september 1941 waren hier geen bomen en was het dal dieper. Vanaf deze rand zijn in twee dagen tijd 33.771 Joodse Oekraïners doodgeschoten door Duitse soldaten. Tien dagen na de inname van Kiev. Mannen, vrouwen, baby’s, kinderen, tieners. Omdat ze Jood zijn. En hun aantal is in precisie gerapporteerd aan Berlijn. Zo ging het in iedere stad en ieder dorp. Niet lang nadat de Duitse Wehrmacht de strijd had gestreden, kwamen de SS-Einsatzgruppen om het nieuw veroverde gebied te ontdoen van Joden. Zo ontstond massagraf na massagraf van duizenden ogenschijnlijk naamloze mensen.
Het is stil als ik bij de rand van Babi Yar sta. Ik hoor alleen verkeer in de verte en gescharrel van een eekhoorntje in de buurt. Ik probeer me voor te stellen hoe hels het hier toen moet zijn geweest. Geschreeuw van soldaten, snikken van ontklede, onteerde, doodsbange mensen in een rij, geblaf van honden, salvo’s van de geweren. Het waren deze taferelen die zo ‘belastend’ waren voor Duitse soldaten dat de generaals aan Berlijn vroegen of er geen efficiëntere methode voor massamoorden kon worden bedacht. Het was het begin van een zoektocht die leidde tot de vernietigingskampen waarin Zyklon B het einde betekende van miljoenen andere Joden.
In een klein dorpje stonden we bij een monument dat ons herinnert aan de gruwelijke moord op 250 Joodse weeskinderen. Oekraïense politiemensen hadden in de verderop liggende rivier gaten in het ijs gehakt, de kinderen erheen gesleept en ze in de wakken geduwd. En de kinderen die weer omhoog kwamen, hadden ze met een knuppel het ijskoude water weer ingeslagen. De Joodse vrouw die ons het verhaal van het monument vertelt, woont in het dorp waar ook sommige van deze politiemannen de rest van hun leven hebben gewoond. Niet te bevatten. Het zijn de recent opgerichte monumenten waardoor een bijna vergeten geschiedenis weer verteld wordt en naamloze mensen weer een naam krijgen.
Op de laatste dag van ons bezoek namen we een kijkje op een Joodse school in Kiev. Jonge jochies met keppeltjes en kleine meisjes die op een rijtje in het gymlokaal gingen zitten, ze zijn het levende bewijs dat het kwaad uiteindelijk toch niet heeft gewonnen van het goede. En de schommels en klimrekken op het plein zijn als monumenten voor de overwinning van het leven op de dood.
Op dezelfde reis stonden we ook bij een massagraf waarin ruim 62.000 Joden dood zijn achtergelaten. We klampten ons ter plekke maar vast aan Ezechiël 37. Het is de belofte van God dat het dal vol dorre doodsbeenderen weer tot leven zal komen. Een dag later spraken we Olga die als tweejarig meisje uit zo’n massagraf omhoog was gehesen, uit de armen van haar moeder die wel was doodgeschoten. Ze zou de oorlog overleven en zat nu met ons aan tafel, als een voorbode van de definitieve vervulling van de profetie van Ezechiël.
Er is in deze tijd nog een echo van een bijbels vooruitzicht van lang geleden. Tot twee keer toe voorzag de profeet Jeremia dat het verstrooide volk van Israël hersteld zal worden en dat God zijn volk uit ‘het noorden’ zal terugbrengen. Het zal volgens Jeremia indrukwekkender zijn dan de terugkeer uit Egypte. Na het einde van de Sovjet-Unie in 1991 zíjn ze gekomen. Uit de stad van Babi Yar, uit het dorp van de 250 weeskinderen en uit al die andere plaatsen in het noorden. Hun bestemming was het land dat de laatste hoop is voor elke Jood in een wereld waarin het duivelse antisemitisme altijd weer de kop op steekt. Als voorbode van een tijd waarin dorre doodsbeenderen weer tot leven komen en we een wereld krijgen waarin voor dood en verderf geen plaats meer is.
Deze column verscheen vandaag ook in het Nederlands Dagblad.