Bijdrage aan het debat over geweld in de jeugdzorg (commissie De Winter) - Main contents
De afgelopen periode heb ik een aantal keer met lotgenoten gesproken. Met mensen dus die mij vertelden wat ze in het verleden in de jeugdzorg hebben meegemaakt. Veel is me bijgebleven en veel heeft me geraakt. Maar het diepst trof me het gevoel van mensen niet gezien, nauwelijks opgemerkt, ontkent te zijn. De ontkenning, de verlatenheid maakt mensen klein, kapot soms. Vaak net zo veel als fysieke mishandeling of misbruik. We hebben jonge mensen die ons het hardst nodig hadden in de steek gelaten. En dat is erg. Heel erg.
We hebben allemaal de conclusies van de commissie De Winter gelezen. En de meesten van ons wel meer dan dat. We hebben gesprekken gevoerd in de kamer en daarbuiten met mensen die nu thuis zitten mee te kijken. Laat het helder zijn. Jullie leed is niet uit te wissen. Is nauwelijks te verzachten. Is zelfs niet helemaal in te voelen door niet lotgenoten. Maar het is wel gezien. Het is opgemerkt. Het is opgeschreven en het is belangrijk dat het verhaal vertelt wordt en vertelt blijft.
Voor het CDA is het heel helder. Als maatschappij hebben we gefaald. En hebben we kwetsbare mensen in de steek gelaten. Het is nogmaals zaak dat daar excuses voor worden aangeboden.
Naast absolute erkenning is het van net zo’n groot belang dat we van het verleden leren. Dat we alles doen wat in onze macht ligt om te voorkomen dat verwaarlozing, ontkenning, geweld en misbruik nog zullen voorkomen. Dit moet onze aandacht, onze focus hebben en houden.
Is de minister bereid om naast het maken van excuses kwaliteit te monitoren door jonge mensen te betrekken en samen regie te voeren op het voorkomen van herhaling van fouten uit het verleden? Is de minister bereid de Tweede Kamer regelmatig op de hoogte te houden. En is de minister bereid daar met enige regelmaat met de Tweede Kamer over in gesprek te gaan? Is de minister het met het CDA eens dat we eigenlijk geen grote residentiële instellingen willen, maar dat we moeten streven naar een transitie waarbij kinderen in principe thuis- of thuis nabij blijven, of desnoods naar kleinschalige gespecialiseerde gezinshuizen. En kan de minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van mijn motie die om regie in die richting vraagt?
Naast erkenning van slachtofferschap en het voorkomen van herhaling is wat ons betreft een doorlopende en structurele dialoog en vooral ook hulp voor slachtoffers van belang. Kunnen voormalige slachtoffers betrokken worden bij verbetertrajecten? Zo dat ze het gevoel hebben nu wel gezien en gehoord te worden. Is de minister bereid zo’n doorlopende en structurele dialoog aan te gaan en te faciliteren?
Naast erkenning, het voorkomen van herhaling en structurele dialoog, is er een plek nodig om samen te komen. Om te rouwen. En dan niet op internet maar fysiek. In de vorm van een monument. Voorzitter, ik begrijp dat er middelen zijn vrijgemaakt om zo’n monument te bouwen. Maar dat er nog meer nodig is. Kunnen beide bewindslieden toezeggen dat dit, binnen redelijke grenzen, gewoon geregeld gaat worden tussen verschillende ministeries? Zodat men zich daar geen zorgen meer over hoeft te maken.
Tenslotte is er een bedrag vrijgemaakt voor slachtoffers. En laat ik helder zijn voorzitter. Geen bedrag is hoog genoeg om schade te vergoeden of zelfs maar tegemoet te komen. Het is een kleine geste. Voor het CDA is niet zozeer de hoogte van belang. Al kan ik me heel goed voorstellen dat sommige mensen het als een fooi kunnen ervaren. Voor mij is het belangrijk dat de bewijslast laag is. Dat het bedrag eenvoudig wordt toegekend. Dat het niet verrekend kan worden met toeslagen of dat er op welke andere manier beslag op kan worden gelegd. Ik vind het belangrijk dat er geen onnodig verschil wordt gemaakt in leed. Dat lotgenoten enige regie wordt toegekend in wijze van uitbetaling. En tenslotte dat de minister klip en klaar aangeeft dat deze geste het voeren van eventuele rechtszaken niet in de weg kan staan.
We hebben mensen stevig in de steek gelaten. Goedmaken kunnen we het niet. We kunnen wel onze excuses maken, mensen aankijken en het gevoel geven dat ze gezien en gehoord worden. Nu wel. Maar vooral kunnen we ons hard maken om de zorg voor onze jeugd te verbeteren.
Tot zover.
Motie 1: structurele dialoog
De kamer gehoord de beraadslagingen,
Constaterende dat een aantal lotgenoten zich in het verleden, maar ook tegenwoordig, ontkent en ongezien voelt.
Overwegende dat de wetenschap nu wel gezien en gehoord te worden essentieel is om ervaringen uit het verleden een plek te kunnen geven.
Vraagt de regering structureel in dialoog te gaan met lotgenoten.
Peters
Motie 2: regie op afbouw residentiele jeugdzorg
De kamer gehoord de beraadslagingen
Constaterende dat kinderen het beste dicht bij huis en zo ‘thuis mogelijk’ op kunnen groeien.
Constaterende dat afbouw van residentiele instellingen pas goed vorm kan krijgen wanneer er voldoende opbouw is van bijvoorbeeld gespecialiseerde gezinshuizen.
Vraagt de regering in overleg met de VNG te bevorderen dat op deze beweging regie gevoerd gaat worden
En gaat over tot de orde van de dag