Elke stem telt maar niet elke stem geteld: wat hebben we geleerd van het briefstemmen? - Main contents
De coronamaatregelen drukten een grote stempel op de gang van zaken bij de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen maart. Zo waren er drie verkiezingsdagen in plaats van één, werden de volmacht stemmen uitgebreid van twee naar drie per persoon en konden zeventigplussers per brief hun stem uitbrengen. Dit laatste bleek ingewikkelder dan het in eerste instantie leek en heeft dan ook de nodige kritiek ontvangen. En terecht: de huidige opzet van het briefstemmen bleek een fiasco. Het was een experiment waar snel lering uit getrokken zou moeten worden.
Om te beginnen is het belangrijk te beseffen dat briefstemmen, op een dergelijke schaal, nieuw was in Nederland. Bij de verkiezingen van 2017 brachten rond de 60.000 kiezers uit het buitenland hun stem uit per post, deze keer werd dit mogelijk voor 2,4 miljoen zeventigplussers. Deze groep is dus niet alleen veertig keer zo groot, maar mogelijk ook nog eens veertig jaar ouder. Dat maakt een groot verschil.
Voordat deze 2,4 miljoen zeventigplussers daadwerkelijk hun stem konden uitbrengen mochten maar liefst twaalf senioren dit uitproberen bij een briefstem-experiment in restaurant De Prael aan het Haagse Esperantoplein. Hierbij bleek dat er nog veel fout ging bij de stemprocedure; meer dan de helft van de stemmen van de proefpersonen was ongeldig. ‘‘Als deze aantallen zich landelijk vertalen, dan wordt het een drama’’, zo sprak de leider van het onderzoek na afloop. Helaas waren de stemdocumenten op dat moment al naar de drukker en was aanpassen niet meer mogelijk. Vervolgens hoopte het ministerie van Binnenlandse Zaken met informatiecampagnes de kiezer uiteindelijk alsnog te bereiken, wellicht een beetje aan de late kant. Deze voornamelijk online informatiecampagnes waren dan ook niet de manier om juist deze doelgroep van zeventigplussers te bereiken.
Voor de meeste mensen was het briefstemmen daardoor nodeloos ingewikkeld. De procedure van het briefstemmen verliep als volgt: de kiezer moest het ontvangen stembiljet eerst in de speciaal daarvoor bedoelde anonieme envelop stoppen, zonder adres. Deze dichtgeplakte envelop met daarin het stembiljet moest vervolgens samen met de ondertekende stempas in de retourenvelop. Op deze manier zou het briefgeheim ongeschonden blijven. Vervolgens konden deze briefstemmen worden afgegeven op een door de gemeente aangewezen locatie of per post verstuurd worden naar het briefstembureau in de kiezers’ gemeente. Helaas bleek na enkele dagen al dat meer dan 10.000 kiezers hierbij de fout in waren gegaan en de verkeerde envelop gebruikt hadden of de stempas en het stembiljet gezamenlijk in een envelop gestopt te hebben. Hierdoor zou de stem dus ongeldig zijn. Precies wat eigenlijk ook al fout bleek te gaan bij de voorafgaande test, die te laat was gehouden om lering uit te trekken.
Op de tweede dag van de verkiezingen besloot Minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken, na overleg met de Kiesraad en de Raad van State, in te grijpen en werd de procedure van het tellen van de stemmen aangepast. Als de stempas niet was ondertekend of tóch samen met het stembiljet in de stembiljetenvelop zat, dan was de stem uiteindelijk alsnog geldig. Voor velen een grote opluchting, het verlies van het stemgeheim werd in het proces voor lief genomen, ten faveure van het meetellen van de stem. Hiermee was echter nog niet alles wat misging ondervangen. Wanneer per ongeluk de verkeerde ongeadresseerde envelop op de bus was gedaan, was daar niks meer aan te verhelpen.
Uiteindelijk bleek volgens de officiële verkiezingsuitslag van de Kiesraad 0,29% van de briefstemmen ongeldig te zijn. Een opvallend laag percentage, gezien de bovengenoemde ontwikkelingen. Maar hierbij werden niet de ‘ter zijde gelegde’ briefstemmen geteld die al afvielen voor het telproces op het stembureau begon. De NOS en Open State Foundation concludeerden na onderzoek dat rond de 6% van de briefstemmen niet meegeteld is. Deze in totaal 65.000 niet meegetelde briefstemmen zouden genoeg zijn voor één hele zetel.
Kunnen we hieruit concluderen dat het briefstemmen gefaald is? De hoeveelheid kritiek op het nieuws en in kranten lijkt te bevestigen dat het briefstemmen geen succes was, maar is dit een rechtmatige conclusie? De voorbereiding in de aanloop naar de verkiezingen liet te wensen over en de communicatie met de kiezers schoot ten zeerste tekort. Maar welllicht met enige aanpassingen, helderdere instructies met bijvoorbeeld verschillende kleuren enveloppen, zou briefstemmen bij de volgende verkiezingen toch nog een comeback kunnen maken. Feit is dat van de 2,4 miljoen zeventigplussers die deze verkiezingen per brief mochten stemmen, meer dan een miljoen dit ook daadwerkelijk gedaan hebben, een veel hoger aantal dan verwacht. Animo voor het briefstemmen is er dus wel.
Het moet nog maar blijken hoe de pandemie onze samenleving op de lange termijn verandert. Natuurlijk zijn er risico’s aan het stemmen per post; mensen kunnen makkelijker beïnvloed worden en brieven kunnen kwijt raken in de post, de kans op fouten bij briefstemmen is in algemene zin groter dan bij het stemmen in het stemlokaal. Maar het kan ook een stimulans zijn voor ouderen, maar wellicht ook kwetsbare jongeren, om hun stem uit te brengen. Met wat aanpassingen hier en daar zou het briefstemmen zomaar kunnen passen binnen het ‘nieuwe normaal’. Laten we dit fiasco daarom niet als een voorbode voor de volgende verkiezingen beschouwen, maar meer als een generale repetitie waarbij volgende keer iedere stem telt, maar ook echt geteld wordt.
Sophie Semenowicz is als redacteur verbonden aan PDC, partner van het Montesquieu Instituut.