Voorstel van wet - Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023) - Main contents
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 36202 - Belastingplan 2023 i.
Contents
Officiële titel | Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023); Voorstel van wet; Voorstel van wet |
---|---|
Document date | 20-09-2022 |
Publication date | 20-09-2022 |
Nummer | KST362022 |
Reference | 36202, nr. 2 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2022-
2023
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2023)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2023 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2023 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bj een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 37.149 |
- |
9,28% |
€ 37.149 |
€ 73.031 |
€ 3.447 |
36,93% |
€ 73.031 |
- |
€ 16.268 |
49,50% |
kst-36202-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 38.703 |
- |
9,28% |
€ 38.703 |
€ 73.031 |
€ 3.591 |
36,93% |
€ 73.031 |
- |
€ 16.268 |
49,50% |
C
In artikel 2.13 wordt «31%» vervangen door «32%».
D
In artikel 3.15, zesde lid, wordt «€ 0,19» vervangen door «€ 0,21».
E
In artikel 3.17, eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 0,19» vervangen door «€ 0,21».
F
In artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, vervalt «vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en».
G
Artikel 3.53, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Aan het slot van onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door «; en».
-
2.Aan het slot van onderdeel b wordt «en» vervangen door een punt.
-
3.Onderdeel c vervalt.
H
Artikel 3.59, derde lid, vervalt.
Artikel 3.62, derde lid, vervalt.
Artikel 3.63, zevende lid, vervalt.
Artikel 3.65, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
L
Paragraaf 3.2.3 vervalt.
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 6.310» vervangen door «€ 5.030».
Artikel 3.79, eerste lid, komt te luiden:
-
1.De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die als ondernemer in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van een of meer gehele ondernemingen.
O
In artikel 3.95, eerste lid, wordt «3.30a, 3.55 tot en met 3.58, 3.59, eerste en tweede lid, en 3.60 tot en met 3.62» vervangen door «3.30a en 3.55 tot en met 3.62» en vervalt «vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en».
P
In artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, vervalt «, 3.128».
In artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, vervalt «en het bedrag van de afnemingen van de oudedagsreserve volgens artikel 3.70 in het jaar van de overdracht».
R
Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt «verminderingen» vervangen door «vermindering» en vervalt «en dotaties aan de oudedagsreserve».
-
2.In het derde lid, onderdeel a, vervalt «vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en».
-
3.Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
-
a.De aanhef vervalt.
-
b.Onderdeel b alsmede de aanduiding «a.» voor onderdeel a vervallen.
-
c.In de tekst wordt «de vermindering» vervangen door «Voor de toepassing van het eerste lid wordt de vermindering». Voorts wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.
S
Artikel 3.128 vervalt.
-
1.Onderdeel b vervalt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.
-
2.In onderdeel b (nieuw) vervalt «en artikel 3.128».
U
In artikel 3.130, tweede lid, vervalt «3.128».
V
In artikel 3.131, derde lid, wordt «artikelen 3.128 en 3.129» vervangen door «artikel 3.129».
W
Afdeling 3.14 vervalt.
X
In artikel 5.5 wordt «€ 50.650» vervangen door «€ 57.000».
Y
Aan artikel 5.20, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien sprake is van een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is de eerste zin niet van toepassing.
Z
In artikel 6.17, zesde lid, onderdeel a, wordt «€ 0,19» vervangen door «€ 0,21».
AA
In artikel 6.36, tweede lid, wordt «€ 0,19» vervangen door «€ 0,21».
BB
Artikel 6.39a wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
2.Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, wordt de verhoging van 25% toegepast op het gezamenlijke bedrag aan giften aan culturele instellingen, waarbij de verhoging voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk op ten hoogste
€ 1.250 wordt gesteld.
-
2.In het derde lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door «eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid,».
CC
Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt na «Indien» ingevoegd «ten aanzien van de belastingplichtige die geboren is vóór 1 januari 1963» en wordt «een bedrag beneden het niveau van 6 2/3% van het totaal» vervangen door «het bedrag». Voorts vervalt «, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting».
-
2.Het tweede en vierde lid vervallen, onder vernummering van het derde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
DD
Artikel 8.11, tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in onderdeel a vermelde bedrag wordt verhoogd met € 384.
-
2.Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 473.
-
3.Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 523.
-
4.In onderdeel d wordt «5,86%» vervangen door «6,51%».
EE
Artikel 10.2b, eerste lid, vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
FF
Artikel 10.6a vervalt.
GG
Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het derde lid, onderdeel a, wordt «108%» vervangen door «99,95%».
-
2.In het vierde lid wordt «50%» vervangen door «46,27%».
-
3.In het zesde en zevende lid wordt «108%» vervangen door «99,95%». HH
In artikel 10a.16 wordt «blijft» vervangen door «alsmede de artikelen 6.1, 6.27 en 6.30, zoals die luidden op 31 december 2021, blijven».
II
Artikel 10a.18 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het vierde lid wordt na «artikel 38p, eerste» ingevoegd «of vijfde».
-
2.Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.In afwijking van de artikelen 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, en 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 1°, kan onder door Onze Minister te stellen voorwaarden een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 later ingaan of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a later worden uitgekeerd dan het jaar waarin de belastingplichtige de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien dit het gevolg is van de toepassing van artikel 38p, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
JJ
In hoofdstuk 10A wordt na artikel 10a.27 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a.28 Overgangsbepaling middelingsregeling
Afdeling 3.14 zoals die luidde op 31 december 2022 blijft van toepassing op verzoeken om een middelingsteruggaaf over een middelingstijdvak waartoe het kalenderjaar 2022 of een daaraan voorafgaand kalenderjaar behoort.
KK
In hoofdstuk 10A wordt na artikel 10a.28 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a.29 Overgangsbepaling oudedagsreserve
-
1.Met betrekking tot een op 31 december 2022, dan wel, indien de winst wordt bepaald over een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar, het einde van het laatste boekjaar dat is aangevangen vóór 1 januari 2023 bestaande oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.53, eerste lid, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2022, blijven de artikelen 3.70, 3.71, 3.72, tweede en derde lid, en 3.73, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, zoals deze luidden op 31 december 2022, van toepassing.
-
2.In afwijking van artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, wordt, voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid, voor de beoordeling of is voldaan aan de normeringen en beperkingen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, verstaan onder pensioengevend loon: pensioengevend inkomen, bestaande uit de winst uit onderneming vóór afneming van de oudedagsreserve en, voor de dienstjaren 2023 tot en met 2026, vóór toevoeging aan de oudedagsreserve, en vóór de ondernemers-aftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het dienstjaar, waarbij het pensioengevend inkomen ten minste wordt gesteld op nihil en waarbij onder dienstjaar wordt verstaan het jaar, bedoeld in artikel 3.18, vierde lid, onderdeel c.
-
3.Artikel 3.59, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van de ontbinding van een huwelijksgemeenschap, bedoeld in artikel 3.59, eerste lid, overgaat naar de langstlevende echtgenoot of gewezen echtgenoot van de belastingplichtige en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
-
4.Artikel 3.62, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van het overlijden van de belastingplichtige overgaat op diens partner en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
-
5.Artikel 3.63, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van de overdracht van een onderneming, bedoeld in artikel 3.63, eerste lid, overgaat op de partner van de belastingplichtige en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
-
6.Artikel 3.65, eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid.
-
7.In aanvulling op artikel 3.79, eerste lid, geldt de stakingsaftrek ook voor de ondernemer die als ondernemer in het kalenderjaar winst behaalt door een afneming van een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid na een geruisloze doorschuiving of omzetting als bedoeld in artikel 3.59, tweede lid, artikel 3.62, artikel 3.63, onderscheidenlijk artikel 3.65, waarbij zonder die geruisloze doorschuiving of omzetting sprake zou zijn van het staken van een gehele onderneming.
-
8.In aanvulling op artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, behoort tot de bedragen, bedoeld in dat onderdeel, ook het bedrag, bedoeld in het twaalfde lid.
-
9.In afwijking van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, is het daarin bedoelde maximale bedrag voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid het bedrag van de met of bij de overdracht van een onderneming of een gedeelte van een onderneming behaalde winst en het bedrag van de afnemingen van die oudedagsreserve volgens artikel 3.70, zoals dat luidde op 31 december 2022, in het jaar van de overdracht.
-
10.In afwijking van artikel 3.127, derde lid, onderdeel a, behoort voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid tot de premiegrondslag, bedoeld in genoemd derde lid, het bedrag van de winst uit onderneming in het voorafgaande kalenderjaar vóór afneming van die oudedagsreserve en, voor de premiegrondslag in de jaren 2023 en 2024, vóór toevoeging aan die oudedagsreserve, en vóór de ondernemersaftrek.
-
11.In aanvulling op artikel 3.127, eerste lid, wordt voor de jaren 2023 en 2024 de uitkomst van de berekening, bedoeld in dat lid, ook verminderd met het bedrag waarmee de toevoeging aan de oudedagsreserve in het voorafgaande kalenderjaar overtreft de afneming van die reserve bij het einde van dat kalenderjaar volgens artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2022.
-
12.Een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid kan, vanwege de omzetting van die oudedagsreserve in een lijfrente, premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, in samenhang met het achtste lid van dit artikel, in aanmerking nemen tot een gezamenlijk bedrag van ten hoogste het bedrag van de afneming in het kalenderjaar van die reserve volgens artikel 3.70, eerste lid, onderdeel a, zoals dat luidde op 31 december 2022.
-
13.In aanvulling op artikel 3.129, derde lid, behoren tot het bedrag aan reeds opgebouwde voorzieningen, bedoeld in dat lid, ook het bedrag van een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid bij de aanvang van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 3.129, eerste lid, en de bedragen die op grond van het twaalfde lid en artikel 3.128, zoals dat luidde op
31 december 2022, in de aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaren in aanmerking zijn genomen.
-
14.In aanvulling op artikel 3.130, tweede lid, kan een belastingplichtige ook premies als bedoeld in het twaalfde lid die binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar door hem zijn betaald of verrekend, naar bij de aangifte gemaakte keuze nog aanmerken als premies die zijn betaald of verrekend in het kalenderjaar.
-
15.In afwijking van artikel 3.131, derde lid, is artikel 3.131, eerste lid, niet van toepassing voor zover de premies, bedoeld in artikel 3.131, eerste lid, meer bedragen dan op grond van het twaalfde lid en artikel 3.129 is toegestaan.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,02%-punt.
B
Artikel 2.12 komt te luiden:
Artikel 2.12 Tarief belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
De belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang (afdeling 4.1 respectievelijk afdeling 7.3) wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit aanmer- vermelde bedrag, vermeerderd met het kelijk belang van bedrag dat wordt berekend door het in meer dan kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 67.000 |
- |
24,5% |
€ 67.000 |
- |
€ 16.415 |
31% |
C
In artikel 2.13 wordt «32%» vervangen door «33%».
In artikel 3.15, zesde lid, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,22».
In artikel 3.17, eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,22».
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 5.030» vervangen door «€ 3.750».
In artikel 4.53, tweede lid, wordt «26,9%» vervangen door «het in de eerste regel van de vierde kolom van de tabel in artikel 2.12 opgenomen percentage».
H
In artikel 6.17, zesde lid, onderdeel a, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,22».
I
In artikel 6.36, tweede lid, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,22».
In artikel 10.1, eerste lid, wordt na «2.10a,» ingevoegd «2.12,».
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, derde zin, vervalt «of op de inkomensafhankelijke combinatiekorting».
-
2.In het tweede lid vervalt «of inkomensafhankelijke combinatiekorting».
B
In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.
C
In artikel 2.13 wordt «33%» vervangen door «34%».
In artikel 3.76, tweede lid, wordt «€ 3.750» vervangen door «€ 2.470».
Artikel 8.2, onderdeel e, vervalt.
In artikel 8.10, tweede lid, wordt «het belastbare inkomen uit werk en woning» vervangen door «het verzamelinkomen».
Artikel 8.14a vervalt.
In artikel 10.1, eerste lid, vervalt «8.14a,».
Aan hoofdstuk 10A wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 10a.30 Overgangsbepaling inkomensafhankelijke combinatiekorting
De artikelen 2.7, eerste lid, derde zin, en tweede lid, 8.2, onderdeel e, 8.14a en 10.1, eerste lid, zoals deze luidden op 31 december 2024, blijven van toepassing met betrekking tot een belastingplichtige:
-
a.die voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8.14a zoals dat luidde op 31 december 2024; en
-
b.van wie het kind, bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2024, is geboren voor 1 januari 2025.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 2.470» vervangen door «€ 1.200».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 in artikel 3.76, tweede lid, «€ 1.200» vervangen door «€ 900».
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,08%-punt.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt met ingang van 1 januari 2037 artikel 10a.30.
De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 43, tweede lid, onderdeel b, wordt na «artikel 3.70, tweede lid, van die wet» ingevoegd «, zoals dat luidde op 31 december 2022» en wordt na «artikel 3.70, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van die wet» ingevoegd «, zoals dat luidde op 31 december 2022».
B
In artikel 49, derde lid, wordt «artikel 3 154» vervangen door «artikel 10a.28».
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4, onderdeel d, wordt «zevende» vervangen door «vijfde».
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het derde en vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde tot en met tiende lid tot derde tot en met achtste lid.
-
2.In het derde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met vierde» vervangen door «eerste en tweede».
-
3.In het vierde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met vierde» vervangen door «eerste en tweede» en wordt «vijfde» vervangen door «derde».
-
4.Het achtste lid (nieuw) vervalt.
In artikel 13a, vierde lid, onderdeel b, wordt «€ 0,19» telkens vervangen door «€ 0,21».
D
In artikel 18ga, tweede lid, wordt «artikel 10.2b, derde lid,» vervangen door «artikel 10.2b, tweede lid,».
E
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedraagt de belasting het in kolom III
inkomen uit werk en vermelde bedrag, vermeerderd met het woning van meer dan bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 37.149 |
- |
9,28% |
€ 37.149 |
€ 73.031 |
€ 3.447 |
36,93% |
€ 73.031 |
- |
€ 16.268 |
49,50% |
F In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden: |
||
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
I |
II |
III IV |
- |
€ 38.703 |
|
€ 38.703 |
€ 73.031 |
€ 3.591 36,93% |
€ 73.031 |
- |
€ 16.268 49,50% |
G
Artikel 22a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het in onderdeel a vermelde bedrag wordt verhoogd met € 384.
-
2.Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 473.
-
3.Het in onderdeel c als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 523.
-
4.In onderdeel d wordt «5,86%» vervangen door «6,51%».
H
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, wordt «€ 0,19» vervangen door «€ 0,21».
-
2.In het zesde lid wordt «€ 0,19» telkens vervangen door «€ 0,21».
-
3.Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
17.Indien extraterritoriale kosten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, worden vergoed aan een werknemer die voldoet aan de voorwaarden van het achtste lid, onderscheidenlijk negende lid, dient de inhoudingsplichtige ter zake van het eerste loontijdvak van ieder kalenderjaar waarin die werknemer aan die voorwaarden voldoet en die kosten door hem aan die werknemer worden vergoed een keuze te maken voor het al dan niet toepassen van het achtste lid, onderscheidenlijk negende lid. De keuze, bedoeld in de eerste zin, geldt voor het gehele kalenderjaar zolang de werknemer, bedoeld in de eerste zin, aan de voorwaarden, bedoeld in die zin, blijft voldoen.
-
18.Indien binnen de eerste vier maanden van aanvang van de tewerkstelling als werknemer met extraterritoriale kosten een verzoek tot toepassing of voortgezette toepassing van de bewijsregel, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur gebaseerd op het achtste lid, wordt gedaan, dient de keuze, bedoeld in het zeventiende lid, in afwijking in zoverre van dat lid, eerste zin, voor het eerst te worden gemaakt ter zake van het eerstvolgende loontijdvak na afloop van die eerste vier maanden en geldt in dat geval vanaf dat loontijdvak voor de resterende periode van het kalenderjaar waarin de termijn van die eerste vier maanden afloopt zolang de werknemer, bedoeld in het zeventiende lid, eerste zin, aan de voorwaarden, bedoeld in die zin, blijft voldoen.
I
In artikel 35o vervallen het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
J
Aan artikel 38p wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.In afwijking van het eerste en tweede lid kan onder door Onze Minister te stellen voorwaarden een aanspraak ingevolge een oudedags-verplichting als bedoeld in het eerste lid ook na de ingangsdatum van de termijnen, bedoeld in het tweede lid, geruisloos worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggings-recht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet.
K
Na artikel 39j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12a, derde, vierde en tiende lid, zoals dat luidde op 31 december 2022 en de daarop gebaseerde bepalingen blijven van toepassing op het loon van werknemers:
-
a.die arbeid verrichten ten behoeve van een lichaam waarin zij of hun partner een aanmerkelijk belang hebben; en
-
b.van wie het vóór 1 januari 2023 genoten loon geheel of gedeeltelijk is bepaald op basis van artikel 12a, derde, vierde en tiende lid, zoals dat luidde op 31 december 2022.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 13a, vierde lid, onderdeel b, wordt «€ 0,21» telkens vervangen door «€ 0,22».
In de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,02%-punt.
C
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, wordt «€ 0,21» vervangen door «€ 0,22».
-
2.In het zesde lid wordt «€ 0,21» telkens vervangen door «€ 0,22».
-
3.Aan het achtste lid worden drie zinnen toegevoegd, luidende:
Bij de toepassing van de eerste zin wordt per werknemer, naast de vergoeding of verstrekking van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen schoolgelden, ten hoogste een bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen in aanmerking genomen van 30% van het bedrag van de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 van de Wet normering topinkomens. Voor een werknemer waarvoor de eerste zin niet het gehele kalenderjaar wordt toegepast, wordt het ten hoogste in aanmerking te nemen bedrag, bedoeld in de tweede zin, naar tijdsgelang herrekend. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de toepassing van de tweede zin, ingeval de eerste zin voor dezelfde werknemer ook wordt toegepast door een of meer met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschappen of door een of meer natuurlijke personen die voor ten minste een derde gedeelte belang hebben in de inhoudingsplichtige.
-
4.In het zeventiende lid, eerste zin, wordt «de voorwaarden van het achtste lid» vervangen door «de voorwaarden van het achtste lid, eerste zin».
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
In de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verhoogd met 0,05%-punt.
B
Artikel 39k vervalt.
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel de in de laatste kolom van die tabel als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd met 0,08%-punt.
Voor de werknemer die over het laatste loontijdvak van 2022 een vergoeding genoot waarop artikel 31a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december 2022 luidde van toepassing was, blijft artikel 31a, achtste lid, tweede, derde en vierde zin, van die wet buiten toepassing tot en met uiterlijk 31 december 2025. Indien de werknemer, bedoeld in de eerste zin, op enig moment na 31 december 2022 na een onderbreking opnieuw als ingekomen werknemer wordt aangemerkt, is de eerste zin slechts tot de onderbreking van toepassing.
In de Wet financiering sociale verzekeringen wordt in artikel 58, eerste lid, «artikel 3.154» vervangen door «artikel 10a.28».
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8, tweede lid, onderdeel b, vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot b.
B
In artikel 22 wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar maar niet meer dan bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I |
II |
III |
IV |
_ |
€ 200.000 |
- |
19% |
€ 200.000 |
- |
€ 38.000 |
25,8% |
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 21, achtste lid, wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Indien sprake is van een voor bepaalde tijd aangegane huurovereenkomst als bedoeld in artikel 271 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is de eerste zin niet van toepassing.
B
In artikel 33, onderdeel 5°, onder c, en onderdeel 7°, wordt «€ 106.671» vervangen door «€ 28.947».
In artikel 33a vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
D
Artikel 82a wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid komt te luiden:
-
1.De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, is niet van toepassing indien voorafgaande aan 1 januari 2010 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel 5°, zoals dat luidde op 31 december 2009 door het kind is toegepast.
-
2.In het tweede lid wordt «is niet» vervangen door «is tevens niet».
De Successiewet 1956 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, derde lid, onderdeel 1°, vervalt «en 7°».
B
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onderdeel 5° wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Aan het slot van subonderdeel a wordt de puntkomma vervangen door «: of».
-
b.Aan het slot van subonderdeel b wordt «, of» vervangen door een puntkomma.
-
c.Subonderdeel c vervalt.
-
2.In onderdeel 7°, vervalt «, met dien verstande dat dit bedrag voor iemand tussen 18 en 40 jaar voor één kalenderjaar, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, wordt verhoogd tot een bedrag van € 28.947 indien het een schenking ten behoeve van een eigen woning betreft en mits op deze vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan».
C
Artikel 33a vervalt.
Artikel 82a, derde lid, vervalt.
-
1.Artikel 33a, tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022 is met ingang van 1 januari 2024 niet meer van toepassing.
-
2.Artikel 33a, derde lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022 blijft van toepassing op een schenking als bedoeld in artikel 33a, eerste of tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022:
-
a.die uiterlijk op 31 december 2023 is gedaan; en
-
b.waarvoor een beroep op de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder c, of onderdeel 7°, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022 is gedaan.
Artikel 12, derde lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2023 blijft tot en met 30 juni 2024 van toepassing op een schenking als bedoeld in artikel 33a van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2023 en op een schenking als bedoeld in artikel 33a, tweede lid, van de Successiewet 1956 zoals dat luidde op 31 december 2022.
In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt in artikel 14, eerste lid, «8 percent» vervangen door «10,4 percent».
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
In tabel I wordt aan de algemene aantekening een zin toegevoegd, luidende:
Tot tabel I behoort voorts niet distikstofmonoxide, met uitzondering van distikstofmonoxide waarop tabel I, onderdeel a, onder 6, van toepassing
Tabel II wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Aan onderdeel a wordt onder vervanging van de punt aan het slot van post 9 door een puntkomma een post toegevoegd, luidende:
-
10.levering van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, bestemd om te worden geïnstalleerd op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
-
2.Aan onderdeel b wordt onder vervanging van de punt aan het slot van post 6 door een puntkomma een post toegevoegd, luidende:
-
7.de installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
In artikel 17d wordt «en 5» vervangen door «, 5 en 10».
In artikel 20, tweede lid, onderdeel b, wordt «en 5» vervangen door «, 5 en 10».
De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, vijfde lid, wordt «een personenauto» vervangen door «een personenauto of een bestelauto», wordt «de tabel in artikel 9, eerste of tweede lid,» vervangen door «artikel 9» en wordt «deze personenauto» vervangen door «deze personenauto of deze bestelauto».
B
In artikel 5, eerste lid, wordt «Voor een bestelauto» vervangen door «Voor een bestelauto als bedoeld in artikel 15 en 15a».
C
Artikel 6, tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onder 1°, wordt «of motorrijwiel» vervangen door «, motorrijwiel of bestelauto».
-
2.Onder 2°, wordt «een bestelauto» vervangen door «een bestelauto als bedoeld in artikel 15 en 15a».
D
In artikel 8 wordt «personenauto's of motorrijwielen» vervangen door «personenauto's, motorrijwielen of bestelauto's».
E
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onderdeel a vervallen «bestelauto of een» en «bestelauto of».
-
b.Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b, onder 2°, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
c.voor een bestelauto € 66,91 vermenigvuldigd met het aantal gram/km CO2-uitstoot.
-
2.In het elfde lid wordt «een personenauto» vervangen door «een personenauto of een bestelauto».
-
3.In het dertiende lid wordt «een personenauto» telkens vervangen door «een personenauto of een bestelauto».
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met tiende lid tot derde tot en met negende lid.
-
2.In het derde lid (nieuw) wordt «de personenauto of het motorrijwiel» vervangen door «de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto».
-
3.In het achtste lid (nieuw) wordt «het zesde lid» vervangen door «het vijfde lid».
-
4.In het negende lid (nieuw) wordt «het zesde, zevende of achtste lid» vervangen door «het vijfde, zesde of zevende lid».
G
In artikel 12a, derde en vijfde lid, wordt «een personenauto» vervangen door «een personenauto of een bestelauto».
H
De artikelen 13a en 13b vervallen.
In artikel 15, vierde lid, wordt «artikel 10, zesde lid» vervangen door «artikel 10, vijfde lid» en wordt «Artikel 10, derde, vierde, vijfde, negende en tiende lid» vervangen door «Artikel 10, derde, vierde, achtste en negende lid».
J
In artikel 15a, achtste lid, wordt «artikel 10, zesde lid» vervangen door «artikel 10, vijfde lid», wordt «artikel 10, eerste en zesde lid» vervangen door «artikel 10, eerste en vijfde lid» en wordt «artikelen 10, derde, vierde, vijfde en negende lid» vervangen door «artikelen 10, derde, vierde en achtste lid».
K
In artikel 16aa, tweede lid, aanhef, wordt «artikel 10, zesde lid» vervangen door «artikel 10, vijfde lid».
L
In artikel 16b, eerde lid, wordt «en op het bedrag, genoemd in artikel 9, eerste lid, laatste volzin, en tweede lid, laatste volzin» vervangen door «op de bedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, laatste volzin, artikel 9, tweede lid, laatste volzin en op het bedrag, genoemd in artikel 9, derde lid, onderdeel c».
M
Artikel 22 komt te luiden:
De artikelen 10, derde lid, 13a en 13b en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op 31 december 2024, blijven van toepassing op een bestelauto waarvan de datum eerste toelating uiterlijk op 31 december 2024 is gelegen.
In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 worden met ingang van 1 januari 2026 in artikel 24b, eerste lid, de bedragen, genoemd in de tweede en derde kolom van de tabel, verhoogd met 6,96%.
De artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn bij het begin van het kalenderjaar 2024 van overeenkomstige toepassing op het bedrag, genoemd in artikel XXII, onderdeel E, subonderdeel 1, onder c.
In de Wet Milieubeheer komt artikel 16b.17, derde lid, te luiden:
-
3.De reductiefactor voor het jaar 2023 bedraagt 1,213. Bij aanvang van ieder daarop volgend kalenderjaar wordt de reductiefactor telkens verlaagd met 0,078.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In het eerste aandachtsstreepje wordt «€ 0,37322» vervangen door «€ 0,39767».
-
b.In het tweede aandachtsstreepje wordt «€ 0,06632» vervangen door «€ 0,09051».
-
c.In het derde aandachtsstreepje wordt «€ 0,02417» vervangen door «€ 0,04806».
-
d.In het vierde aandachtsstreepje wordt «€ 0,01298» vervangen door «€ 0,03687».
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In het eerste aandachtsstreepje wordt «€ 0,08765» vervangen door «€ 0,04792».
-
b.In het tweede aandachtsstreepje wordt «€ 0,05220» vervangen door «€ 0,09451».
-
c.In het derde aandachtsstreepje wordt «€ 0,01390» vervangen door «€ 0,03708».
-
d.In het vierde aandachtsstreepje wordt «€ 0,00114» vervangen door «€ 0,00165» en wordt «€ 0,00057» vervangen door «€ 0,00108».
-
3.In het derde lid wordt «€ 0,37322» vervangen door «€ 0,39767».
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste aandachtsstreepje wordt «€ 0,05994» vervangen door «€ 0,06387».
-
2.In het tweede aandachtsstreepje wordt «€ 0,02503» vervangen door «€ 0,03414».
-
3.In het derde aandachtsstreepje wordt «€ 0,02417» vervangen door «€ 0,04806».
-
4.In het vierde aandachtsstreepje wordt «€ 0,01298» vervangen door «€ 0,03687».
C
In artikel 63, eerste lid, wordt «€ 462,62» vervangen door «€ 777,66».
In artikel 77 wordt «€ 7,947» vervangen door «€ 26,43».
Artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag vindt bij het begin van het kalenderjaar 2023 geen toepassing op het bedrag, genoemd in artikel 77 van die wet.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,09776.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,10741.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,06588.
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,05205.
b Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,01823.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00354.
-
d.De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verhoogd met € 0,00056.
-
3.In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,09776.
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,01570.
-
2.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,04054.
-
3.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,06588.
-
4.Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00527.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verlaagd met € 279,28.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00654.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,08821.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,07251.
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00446.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,02182.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00121.
-
d.De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verhoogd met € 0,00129.
-
3.In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00654.
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00105.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,03329.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,07251.
-
d.Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00435.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 3,10.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00495.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00580.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00388.
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00851.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00454.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00238.
-
d.De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00020.
-
3.In het derde lid wordt het tarief verlaagd met € 0,00495.
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00080.
-
2.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00219.
-
3.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00388.
-
4.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00236.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verlaagd met € 4,90.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00267.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,01038.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00844.
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00582.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00061.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00052.
-
d.De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00006.
-
3.In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00267.
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00043.
-
2.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00392.
-
3.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00844.
-
4.Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00013.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verlaagd met € 0,30.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
11.Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00380.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00832.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00582.
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00524.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00024.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00025.
-
d.De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00003
-
3.In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00380.
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00061.
-
2.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00314.
-
3.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00582.
-
4.Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00002.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,46.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2029 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,01293.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00954.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00705.
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,00532.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00399.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00162.
-
3.In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,01293.
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00208.
-
2.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00360.
-
3.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00705
-
4.Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00180.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 5,38.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2030 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid, onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00307.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,01151.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00938.
-
d.Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00130.
-
2.Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00108.
-
b.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00315.
-
c.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00100.
-
d.De tarieven, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, worden verlaagd met € 0,00003.
-
3.In het derde lid wordt het tarief verhoogd met € 0,00307.
Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00049.
-
2.Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00434.
-
3.Het tarief, genoemd in het derde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00938.
-
4.Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00130.
C
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 4,42.
In de Wet op de accijns wordt in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, «€ 8,83» vervangen door «€ 20,20».
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2023 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «9%» vervangen door «10%».
-
2.In onderdeel b wordt «€ 223,82» vervangen door «€ 271,07» en wordt «€ 243,25» vervangen door «€ 293,58».
-
3.In onderdeel c wordt «€ 160,91» vervangen door «€ 211,24».
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2024 in artikel 7, eerste en tweede lid, «€ 8,83» vervangen door «€ 22,67».
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2024 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «10%» vervangen door «11%».
-
2.In onderdeel b wordt «€ 271,07» vervangen door «€ 317,87» en wordt «€ 293,58» vervangen door «€ 343,92».
-
3.In onderdeel c wordt «€ 211,24» vervangen door «€ 261,58».
In de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt in artikel 10, eerste lid, «€ 8,83» vervangen door «€ 20,20».
De Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
j.GN-code: de code, bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 i van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG 1987, L 256), zoals deze luidde op 1 januari 2022.
B
In artikel 6 wordt «mineraalwater en limonade» vervangen door «limonade en water, mineraalwater en spuitwater voor zover niet vallend onder GN-code 2201,».
C
Artikel 8 vervalt.
In artikel 10, eerste lid, wordt «€ 20,20» vervangen door «€ 22,67».
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 3, eerste lid, wordt degene die ingevolge artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, en derde tot en met zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen als partner van de belanghebbende wordt aangemerkt, op verzoek van de belanghebbende voor de toepassing van deze wet niet als partner aangemerkt gedurende het verblijf van de belanghebbende in een instelling die op grond van de artikelen 1.1.1, 2.3.3 en 2.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 opvang verleent voor gevallen waarbij sprake is van een risico voor veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
B
Na artikel 3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3b Ontheemd persoon uit Oekraïne geen medebewoner of partner
In afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel e, en artikel 3, tweede lid, onderdeel e, wordt onder medebewoner, onderscheidenlijk partner van de belanghebbende, niet verstaan de vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij onder de reikwijdte valt van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG i, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 71/1) of een verlenging van dat besluit, tenzij ook de belanghebbende deze tijdelijke bescherming geniet. In afwijking van de eerste zin wordt wel als partner van de belanghebbende aangemerkt de vreemdeling die deze tijdelijke bescherming geniet, die op grond van een andere bepaling dan artikel 3, tweede lid, onderdeel e, partner van de belanghebbende is.
C
Artikel 3b vervalt.
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt in artikel 30i, eerste lid, onderdeel b, «, behoudens voorzover artikel 3.69, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van genoemde wet met betrekking tot deze negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen toepassing vindt».
De Invorderingswet 1990 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25, achtste lid, onderdeel b, wordt «het in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde percentage» vervangen door «de vermelde percentages van de in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen tabel».
In artikel 26, vijfde lid, onderdeel a, wordt «het in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde percentage» vervangen door «de vermelde percentages van de in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen tabel».
In de Wet inkomstenbelasting BES wordt in artikel 24, tweede lid, «USD 12.198» vervangen door «USD 12.698».
De Wet aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel V wordt vervangen door drie artikelen, luidende:
Artikel 27a van de Wet op de accijns vindt bij het begin van het kalenderjaar 2023 geen toepassing op de bedragen, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, tweede bedrag, onderdeel b, tweede bedrag, en onderdeel d, van die wet.
In de Wet op de accijns wordt artikel 27, eerste lid, met ingang van 1 juli 2023 als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «€ 650,71» vervangen door «€ 789,10».
-
2.In onderdeel b wordt «€ 417,46» vervangen door «€ 516,25».
-
3.In onderdeel d wordt «€ 284,29» vervangen door «€ 344,74».
In de Wet op de accijns wordt artikel 27, eerste lid, met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «€ 789,10» vervangen door «€ 875,60».
-
2.Onderdeel b komt te luiden:
-
b.halfzware olie en gasolie, per 1000 L bij een temperatuur van 15°C,
€ 571,75;.
-
3.In onderdeel d wordt «€ 344,74» vervangen door «€ 382,52».
Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In de Douane- en Accijnswet BES wordt artikel 4.8, eerste lid, met ingang van 1 juli 2023 als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «USD 15,86» vervangen door «USD 23,86».
-
2.In onderdeel b wordt «USD 8,27» vervangen door «USD 16,27»
C
Artikel VII komt te luiden:
In de Douane- en Accijnswet BES wordt artikel 4.8, eerste lid, met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «USD 23,86» vervangen door «USD 31,86».
-
2.In onderdeel b wordt «USD 16,27» vervangen door «USD 24,27»
D
In artikel VIII wordt «artikel V» vervangen door «de artikelen Va en Vb». E
Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel a door een punt, onderdeel b alsmede de dubbele punt en de aanduiding «a.» voor onderdeel a.
-
2.In het tweede lid vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.
De Algemene kinderbijslagwet wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, wordt «het bedrag, genoemd in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «€ 5.219».
B
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onder vernummering van het tweede tot en met tiende lid tot derde tot en met elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
2.Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari. Bij een wijziging met ingang van 1 januari wordt dit bedrag vermenigvuldigd met de tabelcorrectie-factor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens wordt de nodig geachte afronding aangebracht. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, wordt bij de wijziging uitgegaan van het afgeronde bedrag. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
-
2.In het derde lid (nieuw) wordt «Het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid» vervangen door «Het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid».
-
3.In het vijfde lid (nieuw) wordt «het tweede lid en derde lid» vervangen door «het tweede, derde of vierde lid» en wordt «het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede, respectievelijk artikel 12, eerste lid» vervangen door «het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, onderdeel b, het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid, onderscheidenlijk het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid».
-
4.In het zesde lid (nieuw) wordt «het bedrag, genoemd in artikel 7a, tweede lid, of artikel 12, eerste lid» vervangen door «het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid, of het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid» en wordt «de bedragen, genoemd in artikel 7a, tweede lid, respectievelijk artikel 12, eerste lid» vervangen door «het extra bedrag aan kinderbijslag, genoemd aan het slot van artikel 7a, tweede lid, onderscheidenlijk het bedrag, genoemd in artikel 12, eerste lid».
-
5.In het zevende lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» telkens vervangen door «het zesde lid» en wordt «het tweede lid of het derde lid» vervangen door «het derde of het vierde lid». Voorts wordt «het tweede lid en derde lid» vervangen door «het derde lid, onderscheidenlijk het vierde lid».
-
6.In het achtste lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door «het derde en vierde lid».
-
7.In het elfde lid (nieuw) wordt «het negende lid» vervangen door «het tiende lid» en wordt «het tweede dan wel derde lid» vervangen door «het derde dan wel vierde lid».
Het in artikel XLVI, onderdeel A, genoemde bedrag wordt vóór de toepassing van dat onderdeel vervangen door het bedrag, genoemd in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat luidde op 31 december 2024.
De Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onder 1° wordt «en € 0,0865 in 2022» vervangen door «, € 0,0865 in 2022 en € 0 in 2023».
-
b.In onder 2° wordt «en € 0,0239 in 2022» vervangen door «, € 0,0239 in 2022 en € 0 in 2023».
-
c.In onder 3° wordt «en € 0,0236 in 2022» vervangen door «, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023».
-
d.In onder 4° wordt «en € 0,0236 in 2022» vervangen door «, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023.
-
2.In onderdeel b wordt «en € 0,0865 in 2022» vervangen door «, € 0,0865 in 2022 en € 0 in 2023».
-
3.Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onder 1° wordt «en € 0,0139 in 2022» vervangen door «, € 0,0139 in 2022 en € 0 in 2023».
-
b.In onder 2° wordt «en € 0,0090 in 2022» vervangen door «, € 0,0090 in 2022 en € 0 in 2023».
-
c.In onder 3° wordt «en € 0,0236 in 2022» vervangen door «, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023».
-
d.In onder 4° wordt «en € 0,0236 in 2022» vervangen door «, € 0,0236 in 2022 en € 0 in 2023».
B
Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In onderdeel a wordt «en € 0,0305 in 2022» vervangen door «, € 0,0305 in 2022 en € 0 in 2023».
-
2.In onderdeel b wordt «en € 0,0418 in 2022» vervangen door «, € 0,0418 in 2022 en € 0 in 2023».
-
3.In onderdeel c wordt «en € 0,0229 in 2022» vervangen door «, € 0,0229 in 2022 en € 0 in 2023».
-
4.In onderdeel d wordt «en € 0,0005 in 2022» vervangen door «, € 0,0005 in 2022 en € 0 in 2023».
-
5.In onderdeel e wordt «en € 0,0005 in 2022» vervangen door «, € 0,0005 in 2022 en € 0 in 2023».
De Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie wordt met ingang van 1 januari 2024 ingetrokken.
In het Belastingplan 2018 vervalt artikel IB.
In het Belastingplan 2021 vervallen de artikelen III, onderdelen A, B en C, IV, onderdelen A, B en C, V tot en met XVI en XX en XXI.
De Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt als volgt gewijzigd:
Artikel XI komt te luiden:
In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2023 in artikel 27 het bedrag voor halfzware olie, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, verhoogd met € 10,00.
B
In artikel XVII, onderdeel B, wordt «verlaagd met 4,34%» vervangen door «verhoogd met 10,01%».
Na toepassing van de artikelen II, onderdeel A, III, onderdeel B, en VI, of de artikelen X, onderdeel B, XI, onderdeel A en XII worden de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij ministeriële regeling gewijzigd in de bedragen die na toepassing van die artikelen voortvloeien uit de aan het begin van de betreffende jaren in de kolommen I en II van die tabel vermelde bedragen en de in de kolom IV van die tabel vermelde percentages. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Indien het bij geleidende brief van 14 november 2019 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Kathmann en Maatoug houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantie-bijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon) (Kamerstukken 35 335) tot wet is of wordt verheven en artikel XVI, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel EE, van deze wet, wordt in artikel XVI, onderdeel A, van die wet «artikel 10.2b, derde lid» vervangen door «artikel 10.2b, tweede lid».
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen) (Kamerstukken 36 067) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel R, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel L, van deze wet, wordt in artikel I van deze wet na onderdeel EE een onderdeel ingevoegd, luidende:
EEa
In artikel 10.11, eerste lid, vervalt «, 3.68».
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen) (Kamerstukken 36 067) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdelen C en R, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel L, van deze wet, wordt artikel II van die wet als volgt gewijzigd:
-
1.Onderdeel C vervalt.
-
2.In onderdeel R vervalt in het voorgestelde artikel 10.11, eerste lid,
«, 3.68».
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen) (Kamerstukken 36 067) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel Q, van die wet:
-
a.eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel EE, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel EE, van deze wet «het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid» vervangen door «het tweede tot en met vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid»;
-
b.later in werking treedt dan artikel I, onderdeel EE, van deze wet, wordt artikel II, onderdeel Q, van die wet als volgt gewijzigd:
-
1.Subonderdeel 2 vervalt.
-
2.In subonderdeel 3 worden het vierde en vijfde lid vernummerd tot derde en vierde lid.
Ingeval de samenloop van wetten die in 2022 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
-
1.Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2023, met dien verstande dat:
-
a.artikel I, onderdelen F, G, H, I, J, K, L, N, P, Q, R, S, T, U, V en KK, in afwijking van artikel 3.66, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en artikel XLII voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2023;
-
b.artikel I, onderdeel II, en artikel IX, onderdeel J, terugwerken tot en met 1 april 2017;
-
c.artikel I, onderdeel HH, terugwerkt tot en met 1 januari 2022;
-
d.artikel XLI, onderdeel B, terugwerkt tot en met 24 februari 2022;
-
e.artikel I, onderdelen A, B, X en DD, en artikel IX, onderdeel G, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van kalenderjaar 2023 is toegepast;
-
f.artikel IX, onderdelen E en F, eerst toepassing vindt nadat de artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2023 zijn toegepast;
-
g.artikel XVI, onderdeel B, toepassing vindt nadat artikel 35a van de Successiewet 1956 bij het begin van het kalenderjaar 2023 is toegepast.
-
h.artikel XLV, onderdelen B en C toepassing vinden voordat artikel VII van de Wet aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022 wordt toegepast;
-
i.artikel LII, onderdeel A, en artikel XLV, onderdelen A, D en E eerst toepassing vinden voordat artikel V van de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 en de artikelen XI en XIA van de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord in samenhang met artikel XXX, eerste lid, onderdeel b, van die wet worden toegepast; en
-
j.artikel II, onderdeel J, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2024 is toegepast.
-
2.In afwijking van het eerste lid, treedt artikel XLI, onderdeel C, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit kan worden bepaald dat artikel XLI, onderdeel C, terugwerkt tot en met de datum waarop het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van
4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 71/1) of een verlenging daarvan geen tijdelijke bescherming meer verleent aan ontheemden uit Oekraïne en kan zo nodig worden voorzien in overgangsrecht.
-
3.In afwijking van het eerste lid treedt artikel XIII in werking met ingang van 1 januari 2024.
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2023.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister voor Klimaat en Energie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 202, nr. 2 38
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.