Maak van de nood rond arbeidsmarktkrapte een deugd: een ‘economie van het genoeg’. - Main contents
Wegens de arbeidsmarktkrapte wordt ijverig gezocht naar manieren om mensen meer en langer aan het werk te krijgen. Een voltijdsbonus is de nieuwste politieke vondst die deeltijdwerkers moet verleiden tot een volledige arbeidsweek. Een heilloos middel dat niets oplost. De arbeidsmarktkrapte vraagt namelijk niet in de eerste plaats om extra pogingen nog meer uit onze beroepsbevolking te persen, maar vooral om een diepe herbezinning op onze economie en scherpe keuzes. We moeten onszelf de belangrijke vraag stellen: welke economie is voor ons houdbaar?
De Koning sprak tijdens de Troonrede dit jaar de volgende woorden: “onze huidige manier van leven stuit op economische, sociale en ecologische grenzen”. En iedereen weet: hij heeft gelijk. We kunnen zo niet doorgaan en dus moeten we naar een economie waarin niet maximale groei, maar duurzame bloei het uitgangspunt is. Oftewel, een economie van het genoeg.
Deze redeneerlijn is niet nieuw. Volgens de oude denkers Plato, Aristoteles, en ook Thomas van Aquino, was het goede leven niet mogelijk zonder het streven naar matiging. Het is de kardinale deugd die de juiste maat en plaats weet te geven aan krachten in de mens, natuur en samenleving. Het is het vermogen om de menselijke neiging over haar eigen grenzen heen te gaan te beteugelen.
Maathouden als deugd, oftewel temperantia, vond van oudsher ook gehoor in ons land, maar lijkt in de huidige consumptiecultuur te verdwijnen. Een duidelijk symptoom hiervan is de discussie rondom arbeidsmarktkrapte. Men staart zich blind op het vervullen van de groeiende en onverzadigbare economische vraag, en kijkt nauwelijks naar de mate waarin ons consumptiegedrag om limitering vraagt.
Dat wordt concreet in het voorstel voor een voltijdsbonus, die geen echte oplossing biedt voor de arbeidsmarktkrapte. In de zorg en het onderwijs compenseert het de overmatige werkdruk niet en in sectoren met tekorten wordt al relatief veel voltijds gewerkt. Extra voltijdswerkers levert dat dus nauwelijks op, en mensen die om goede redenen in deeltijd werken worden daarvoor gestraft. De voltijdsbonus is in praktijk een deeltijdboete.
Daarnaast gaat dit voorstel voorbij aan ons nodeloos complexe belastingstelsel, waarin de hoge belastingdruk meer werken onaantrekkelijk maakt. Werken is in zichzelf iets goeds voor mens en maatschappij, en extra werk zou moeten lonen. Een deel van de oplossing ligt dan ook besloten in het eenvoudiger en eerlijker maken van het belastingstelsel. Als we dat doen, vergroten we de keuzevrijheid voor gezinnen om meer of minder te gaan werken.
Achter de politieke focus voor een voltijdsbonus ligt ten diepste een ideologisch liberale vorm van maakbaarheidsdenken. Eén waar een grote denkfout in verankerd ligt; namelijk dat ‘écht werk’ alleen betaald werk zou zijn. Dat alleen de omvang van de economie écht telt. Wie enkel daar oog voor heeft vergeet echter dat een groot deel van onze samenleving juist afhankelijk is van de mate waarin mensen onbetaald werk verrichten. Tijd beschikbaar houden voor familie, mantelzorg en vrijwilligerswerk is cruciaal in onze maatschappij. Zonder dat werk loopt onze samenleving pas écht vast.
We moeten daarom onze grenzen voor ogen houden en erkennen dat de huidige krapte geen natuurwet is, maar een gevolg van gemaakte keuzes. Zo zit de arbeidsmarktkrapte voor een groot deel in sectoren als communicatie en horeca. In hoeverre is het echt een probleem dat momenteel, in een hoogconjunctuur nota bene, niet in die vraag kan worden voorzien? En mogen we ook niet naar het gedrag van de consument kijken, die toch zal moeten accepteren dat er grenzen zijn aan wat kan?
Het is tegelijkertijd onmiskenbaar dat we voor economische uitdagingen staan. Er zijn ook grote tekorten in sectoren die we keihard nodig hebben om onze maatschappij draaiende te houden. Denk aan de zorg, openbaar vervoer en alle technische beroepen die nodig zijn voor het realiseren van de woningbouw en klimaattransitie. In die sectoren moeten we blijven inzetten op extra personeel en is een beloning voor extra werk wel degelijk gunstig. Laten we daarom het belastingstelsel verbouwen. Laten we juist nu de doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt aanpakken. Laten we daarom nu meer mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk helpen, zoals ouderen, langdurig bijstandsgerechtigden en mensen met een beperking. De overheid kan daar als één van de grootste werkgevers zelf nog flinke stappen in zetten.
De huidige arbeidsmarktkrapte biedt al met al een kans om het gesprek te voeren over de economie op lange termijn. Kunnen we in een economie van genoeg? Welke arbeid willen we als overheid stimuleren omdat het cruciaal is voor onze toekomstige samenleving? En welke rol kan de overheid spelen om bij het kiezen van een opleiding tekortsectoren aantrekkelijk te maken? Dat is zeker niet enkel een verhaal van financiële prikkels, maar juist van maatschappelijke waardering voor specifieke sectoren.
Laten we daarom juist nu van de nood rond arbeidsmarktkrapte een deugd maken.
Een andere versie van dit opiniestuk was op donderdag 20 oktober te lezen in het Algemeen Dagblad.